De maand januari op het zuidwestelijk akkerbouwbedrijf
Landbouwvoorlichting
Kroonberoep moet onderdeel
van Tracéwet blijven
10
Het jaar 1990 is weer voorbij en 1991 ligt voor ons. Het jaar
1990 was gekenmerkt als een zeer vroeg, droog en warm jaar.
De inzaai, verplegings- en oogstwerkzaamheden hadden een
vlot verloop en gingen met weinig extra kosten gepaard. De kg-
opbrengsten waren, uitgezonderd op droogtegevoelige gron
den, over het algemeen goed tot zeer goed. Ook de kwaliteit
van de meeste produkten was goed. Het gezegde "een droog
akkerbouwjaar valt altijd mee" ging dan ook weer op.
Wat 1991 zal gaan brengen, is een
vraag die gelukkig ook niet is te
voorspellen. De weersomstandighe
den zijn een zeer grote faktor in het
uiteindelijk bedrijfsresultaat, zowel
kwantitatief als kwalitatief. Dat ech
ter 1991 en de komende jaren grote
veranderingen gaan geven staat
vast.
Enkele voorbeelden zijn;
- Het inwerking treden van de 2e
fase van de nieuwe Mestregelge-
ving. Hierin wordt o.a. de fosfaat
normering, het uitrijverbod en de
onderwerkverplichting geregeld.
- Het Meerjarenplan Gewasbe
scherming. Wat zijn de gevolgen
van de intrekking van middelen en
het niet of voldoende beschikbaar
zijn van alternatieven!
- De nieuwe Aardappelmoeheid-
regelgeving. De 1 4-telers moeten
hiermee in 1991 rekening gaan
houden.
- Wat zullen de effekten zijn van de
GATT-onderhandelingen op de prijs
ontwikkeling en de afzet van land-
bouwprodukten. Naast andere
maatschappelijke veranderingen
zullen in de komende jaren grote
aanpassingen plaats gaan vinden.
De periode 1950-1990 gaf een grote
produktiviteitsstijging te zien. Deze
werd in geen enkele andere be
drijfstak behaald. Het werd mogelijk
gemaakt door arbeid te vervangen
door introduktie van gewasbescher
mingsmiddelen en de mechanische
ontwikkeling. De vraag is of de hui
dige arbeidsproduktiviteit in de ko
mende jaren gehandhaafd kan
blijven. De ondernemer zal echter
de ontwikkelingen moeten volgen
om de kontinui'teit van het bedrijf
veilig te stellen.
Bouwplan
In deze periode zal het bouwplan,
als het nog niet vaststaat, opgesteld
moeten worden. Op bedrijven waar
het 1 4-bouwplan wordt toege
past en die dit willen handhaven,
moet met ingang van 1991 1/3
A.M.-ras(sen) geteeld worden.
Wordt deze aanpassing niet gedaan,
dan heeft dit tot gevolg dat in 1999
de gehele oppervlakte aardappelen
uit A.M.-rassen moet bestaan. Om
kontinui'teit in het bouwplan te ver
krijgen heeft het de voorkeur om 1/3
A.M.-rassen in 1991 op te nemen.
Overleg met een pootgoedleveran-
cier en/of handel over rassen en af
zetmogelijkheden moet vooraf
plaatsvinden. Teleurstellingen bij de
afzet worden hierdoor voorkomen.
Naast de hoofdgewassen aardappe
len, suikerbieten en granen kunnen
ook andere "kleine alternatieve" ge
wassen worden opgenomen. De
perspektieven hiervan zijn, gezien
de prijsontwikkeling in de afgelopen
jaren, niet hoog. Door de minder
goede mogelijkheden van deze ge-
wasgroep, zal het niet mogelijk zijn
om "gewasvervangers" in het
bouwplan op te nemen. Het finan
cieel resultaat is veelal niet beter.
Bij de beslissing om kleine gewas
sen op te nemen moet niet alleen op
het saldo, maar ook op extra in
vesteringen, oogst- en teeltrisiko en
vruchtwisselingen worden gelet.
Het opnemen van sommige peul
vruchten verhoogt nl. het optreden
van verticillium bij aardappelen.
Wordt overwogen om vollegronds-
groenten op te nemen, dan verdient
het aanbeveling om een bedrijfseko-
nomisch advies (B.E.A.) op te stel
len. Hierbij kan de D.L.V. u van
dienst zijn.
Bemesting
Stikstof
De basis voor de N-bemesting moet
het N-mineraalonderzoek zijn. Per
jaar en per perceel kunnen de N-
voorraden zodanig verschillen dat
ook de N-bemesting, op ervaring
gegeven teleurstellingen op kan le
veren. Vooral nu steeds meer op
kwaliteit gelet moet worden is een
N-bemestingsadvies gebaseerd op
onderzoek van groot belang.
Bij bieten is dit voor het suikergehal
te en de winbaarheid, voor aard
appelen op onderwatergewicht en
nitraatgehalte en bij granen op lege
ring. Zeker op percelen waar regel
matig dierlijke organische mest
wordt toegepast is N-
mineraalonderzoek onmisbaar. De
N-mineraalbemonstering kan het
best eind januari, in februari en in
maart worden gedaan. Te vroeg be
monsteren kan als gevolg van nog
te vallen neerslag te veel uitspoeling
geven. Ook kan zeker bij hoge N-
voorraden nog denitrificatie optre
den, waardoor stikstof verloren
gaat. Bij herbemonstering is dit vo
rig jaar gebleken, vooral bij winter
tarwe met de voorvrucht
aardappelen. Strooi, voor de be
monstering ook geen stikstof, dit
geeft een foutieve uitslag.
Wacht bij aanwending van dierlijke
organische mest 2 maanden met de
N-bemonstering. Zeer belangrijk is
dat bemonsterd wordt tot op be-
wortelingsdiepte. Op zanderige,
moeilijk doorwortelbare profielen
moet ondieper worden bemonsterd
dan bijv. 100 cm voor wintertarwe.
Instrueer uw monsternemer over de
bemonsteringsdiepte wanneer af
wijkende profielen op uwt bedrijf
voorkomen.
Fosfaat
De fosfaatbemesting moet gericht
zijn op het Pw-getalLigt dit in het
trajekt 25-45 dan kan bemest wor
den op basis van onttrekking. Dit is
gemiddeld over de gewascyclus 70
kg fosfaat per ha per jaar. Geef het
fosfaatbehoeftige gewas aardappe
len een hogere gift en verdeel de
rest over de andere gewassen. Gra
nen zijn, uitgezonderd zomergerst,
minder fosfaatbehoeftig.
Houdt bij de fosfaatbemesting reke
ning met de P205 aanwezig in de
uitgestrooide dierlijke mest. Deze
hoeveelheid kan afgetrokken wor
den van de kunstmestfosfaatgift. Is
het Pw-getal lager dan 25 dan moet
extra fosfaat verstrekt worden om
het op peil te brengen. Dit kan met
kunstmestfosfaat en met dierlijke
mest. Raadpleeg het bemestings
advies!
In de nieuwe mestregelgeving mag
niet meer dan 125 kg P205 per ha
Het gezegde 'een droog jaar valt altijd mee voor de akkerbouw' ging vorig jaar weer op. Op de foto: oogst
van teunisbloemen met de zelf binder.
door middel van dierlijke mest wor
den gegeven. De gebruikelijke 2 x
125 kg 250 kg P;05 is straks
niet meer toegestaan. De juiste in
gangsdatum is op dit moment (me
dio december 1990) nog niet
bekend.
Door de nieuwe fosfaatnormering is
de toepassing van droge kippemest
met een hoog fosfaatgehalte
slechts mogelijk in een hoeveelheid
van 4 5 ton per ha. Deze hoeveel
heid zal slecht te strooien en te ver
delen zijn. Ook de opslag op het
perceel komt mogelijk te vervallen.
Aankoop van deze maatsoort moet
thans, met de op komst zijnde rege
ling, voor najaarstoepassing ontra
den worden.
Kali
Bij een intensief bouwplan is de kali
onttrekking ca. 150 kg K20 per ha
per jaar. Het kali-streeftrajekt is
18-26 en deze getallen moeten op
peil worden gehouden.
Bij een bouwplan bemesting voor 4
of 5 jaar moet resp. 600 en 750
K20 worden gegeven. Dit kan op
gronden boven 20% slib in het na
jaar worden gegeven. Op lichtere
gronden kan 2/3 in het najaar en 1/3
in het voorjaar worden gegeven. Op
kalifixerende gronden moet 100 kg
K20 meer worden gegeven. Op
gronden boven 15% slib en een kali
getal <18 moet extra kali worden
gegeven om het streefgetal te berei
ken. Uit een oogpunt van blauwge-
voeligheid moeten goede
kali-toestanden worden na
gestreefd. Heeft kali in het voorjaar
gegeven effekt op de kwaliteit met
name op blauwgevoeligheid en
gréuwverkleuring?
Het Landbouwschap vindt dat het
voorontwerp van de Tracéwet ge
paard gaat met een ernstige ver
slechtering van de
rechtsbescherming. Dit komt omdat
in het voorontwerp de mogelijkheid
van een kroonberoep is geschrapt.
Voorgesteld wordt om geschillen in
het vervolg aan de AROB-rechter
voor te leggen. Het Landbouwschap
vindt dit niet juist. Bij een beleids
beslissing, bijvoorbeeld de aanleg
van een weg, hoort een beleidsma
tige toetsing en daarvoor is het
kroonberoep de aangewezen weg.
Dit heeft het Landbouwschap ge
schreven in een reactie aan de mi
nister van Verkeer en Waterstaat,
mevrouw Maij-Weggen.
De Tracéwet regelt de procedure
voor het aanwijzen en vaststellen
van nieuwe transportverbindingen
zoals wegen, spoorlijnen en vaarver-
bindingen. Het Landbouwschap
heeft hierop gereageerd omdat de
aanleg van bijvoorbeeld een weg
vrijwel altijd ingrijpende gevolgen
heeft voor de landbouw. Het Land
bouwschap wil dat als onderdeel
van de Tracéwet de minister ver
plicht wordt na te gaan of een aan
passingsinrichting gewenst is. De
aanpassingsinrichting is een onder
deel van de Landinrichtingswet. De
bedoeling ervan is om de nadelige
gevolgen van de aanleg van trans
portroutes, zoals doorsnijding en
versnippering van het agrarische ge
bied, op te vangen.
De konklusie is:
- het effekt is niet altijd positief.
- bij hoge N-giften is het effekt
soms negatief.
- de rassen reageren verschillend.
Het advies is:
- toepassen als er sprake is van
grote mate van blauwgevoeligheid
(ras) op percelen.
Richtingaanwijzer is:
- op gronden <15 slib kali als kali
sulfaat geven.
- bij 15-20% slib ca. 150-200 kg
kalizout 60%/ha.
- bij >20% slib ca. 200-250 kg ka
lizout 60%/ha.
- verder moet er rekening mee wor
den gehouden dat chloorhoudende
kalimeststoffen het o.w.g. sterker
verlagen dan patentkali (duur).
- dat chloor de grauwverkleuring
kan bevorderen.
- Dat o.w.g.-verlaging bij rassen (o.a.
Agria en Ukama) minder gewenst is
omdat deze rassen een laag o.w.g.
van zichzelf hebben.
- Dat chloor, zowel op lichtere als
op zwaardere gronden de kg-
opbrengst kan verlagen.
- Bij eventueel strooien van chloor
houdende kali-meststoffen strooi dit
ruim vóór het poten.'
Drainage-onderhoud
De wintermaanden zijn uitstekend
geschikt om de drainage te kontro-
leren. Doorspuiten moet plaatsvin
den als de drains voldoende water
af kunnen voeren. Doorspuiten on
der droge omstandigheden kan ver
soepeling van de grond rondom de
drainbuis geven. Dit geeft struktuur-
bederf en de doorlatendheid wordt
ongunstig beïnvloed. Om deze re
den moet ook niet vaker worden
doorgespoten dan noodzakelijk is.
Afhankelijk van de profiel- en ijzeraf
zettingen moet vaker worden door-
gespoten. Op gronden, bestaand uit
fijn zand, hebben de buizen eerder
een minder goede afvoer. Een goe
de methode is om de drains bijv.
vóór de teelt van aardappelen door
de spuiten. Dit is dus veelal om de
4 jaar bij een 1 4-bouwplan.
Nieuw gelegde drainage moet op al
le grondsoorten binnen een jaar na
aanleg worden doorgespoten. Dit
zowel voor kontrole op aanleg als op
verminderde werking, vooral bij die
pere drainage dan de oorspronkelij
ke. Een drainage funktioneert
slechts goed wanneer ook de eind-
buizen hun taak goed verrichten.
Vooral na slootonderhoud moeten
deze vlug worden hersteld. Op gron
den met ijzerafzetting is het nodig
om de eindbuizen meerdere keren te
kontroleren op een goede werking.
Het is ook nuttig om de grondwa
terstand te kontroleren. Dit kan door
middel van de boorgatenkontrole op
en tussen de drains en door middel
van het plaatsen van grondwa
terstandsbuizen. Blijkt de grondwa
terstand te hoog te zijn dan is de
afvoer gestagneerd en kunnen
maatregelen worden genomen door
middel van doorspuiten of aanleg
van nieuwe drainage.
Aardappelbewaring
Verder vraagt in deze periode de be
waring van aardappelen aandacht.
Vooral tijdens een vorstperiode is
kontrole vereist. Om kondensvor-
ming te voorkomen moet intern ge
ventileerd worden om een zo
gelijkmatig mogelijke temperatuur
te verkrijgen. Met circulatieventila
toren, voorzien van een warmtespi-
raal, zijn goede ervaringen
opgedaan.
Bij de gewenste bewaartemperatuur
en vochtigheidsgraad blijft de kiem-
rust het langst bewaard. Ook de
kiemremmingsmiddelen werken dan
beter. Het o.w.g. en de blauwgevoe
ligheid is dit jaar hoog. Opwarmen
voor de aflevering tot 18°C is geen
luxe De kwaliteitsklasse wordt hier
door bevorderd. Warm dus voldoen
de hoog op, ook tijdens het
transport, kan vooral tijdens een
koude periode de temperatuur da
len, wat een ongunstige invloed
heeft tijdens de verwerking.
Wintertarwe
Ook in januari kunnen slakken scha
de doen. Blijf de tarwepercelen kon
troleren en strooi zonodig Mesurol
korrels. Om wildschade te voorko
men daaraan is vaak weinig te
doen. Afweermiddelen geven spoe
dig gewenning. Komt ernstige scha
de voor, meldt dit bij uw
distriktsbureauhouder.
Om op de hoogte te blijven van de
ontwikkelingen is het nodig dat u de
voorlichtingsbijeenkomsten van uw
vak- en teeltorganisaties bezoekt.
Vooral in de huidige tijd met de vele
veranderingen is dit noodzakelijk om
"bij de tijd te blijven".
J. van Balen
Bedrijfsdeskundige
DLV team akkerbouw "Westmaas"
PHLO-kursus informatica in de
akkerbouw
Op 19, 20 en 21 februari 1991 zal in
Dronten de PHLO-kursus 'Informati
ca in de akkerbouw' worden gehou
den. Inschrijven kan tot 31 januari
1991. Voor inl. tel. 08370-84093.