De klank van een geluid
i
KNLC
kommentaar
L
I
♦♦V
In deze tijd van het jaar worden
klokken veelvuldig geluid. In
vele klanken, van hoog tot laag
en van hol tot vol, maken zij
duidelijk dat we op een punt
van keren staan; de zogenaam
de jaarwende. De beleving van
deze jaarwende kan nogal ver
schillen. Voor de één geeft het
Kerstfeest niet alleen de jaar
wende aan maar brengt, vanuit
z'n oorsprong, een totale wen
de in het menselijk bestaan.
Voor de ander betekent het al
leen dat de dagen weer gaan
lengen. Zo heeft ook het luiden
der klokken voor een ieder een
andere betekenis, een andere
volheid. Ook bij alle klokgelui
rond de structuur en organisa
tie van de belangenbehartiging
verschilt de toonhoogte en
wordt de inhoud van het geluid
verschillend gewaardeerd.
Het eerste gelui der klokken
rond de belangenbehartiging is
inmiddels enigszins verstomd
en het lijkt me zinvol nu enkele
persoonlijke gedachten en ge
voelens hierover los te laten.
Voor mij is het duidelijk dat er
keuzen gemaakt moeten wor
den. We teven nu eenmaal niet
in een statische wereld maar in
een steeds veranderende we
reld. Dat betekent niet dat
structuren en organisaties zo
als die in het verleden voor be
langenbehartiging zijn
gevormd, niet goed zijn ge
weest. Maar zoals plaats, tijd
en omstandigheid toen de keu
ze bepaalden, zo moeten we
nu opnieuw kiezen. Daarbij kan
en moet er soms met het verle
den rekening worden gehou
den. Maar de toekomst moet
de verdere invulling bepalen.
Vragen
De belangenbehartiging voor
boeren en tuinders in Neder
land is zo'n honderdvijftig jaar
geleden gegrond, met eerst
een op provinciaal nivo geo
riënteerde belangenbeharti
ging. Toen de provinciale
dominantie bij de overheid naar
het nationale niveau verschoof
werd, ongeveer honderd jaar
geleden, via federatievorming
een adequaat antwoord ge
zocht. Het KNLC ontstond. Om
allerlei maatschappelijke rede
nen, ontstond in de twintiger
jaren van deze eeuw de verzui
ling, ook in de land- en tuin
bouw. Naast het KNLC
kwamen er de CBTB en de
KNBTB. Hoewel identiteit en
cultuur verschilden, is altijd be
grepen dat goede belangenbe
hartiging alleen door
samenwerking kon plaatsvin
den. Dat begrip is er overigens
nu nog en die samenwerking
vindt nog steeds plaats. Alleen
zijn naar mijn mening een aan
tal vragen actueel over vorm en
aard. Vier vragen:
Is er nog behoefte en is er
nog een draagvlak voor drie or
ganisaties?
Zo ja, hoe kunnen we dan zo
efficiënt en zo effectief moge
lijk samenwerken?
Hoe gaan we om met de be
langenbehartiging in verhou
ding tot de wet PBO?
Kan belangenbehartiging
voor boeren en tuinders zich
beperken tot de direkte primai
re bedrijfsomgeving?
Draagvlak
Persoonlijk huldig ik de mening
dat in een democratisch land
het recht en de vrijheid van or
ganisatie bestaat. A/s mensen
zich geroepen voelen om zich
rond een identiteit te organise
ren, respecteer ik dat ook ten
volle. Alleen kan de vraag
gesteld worden of en in hoe
verre dat nog relevant is en of
de behoefte aan identiteit niet
"1
Marius Varekamp
op een andere manier beleefd
kan worden. Uiteraard besef ik
dat dit een gevoelig punt is,
waar anderen zich over moeten
beraden en uitspreken. Maar ik
hoop dat niet alleen om histori
sche redenen zaken levend ge
houden worden. A/s voorzitter
van een algemene organisatie
denk ik dat wij bereid moeten
zijn hier actief over mee te den
ken. Eventueel moeten wij ook,
indien gewenst, mogelijkheden
bieden om sommige belevin
gen tot hun recht te laten ko
men. Ik zou graag willen dat de
landelijke bestuurders dit posi
tief oppakken.
Aan de basis zijn vele bewegin
gen en ook wensen. En soms
heb ik het gevoel dat voor de
actieve boer of tuinder de
'identiteit' meer bepaald wordt
door de tak van agrarische be
drijvigheid, akkerbouwer, tuin
der, enzovoort. Niet om hol te
klinken, maar we zouden vorm
kunnen geven aan een nieuwe
prachtige organisatie met meer
sectorale profilering. Een orga
nisatie die in ieder geval effi
ciënter en mogelijk effectiever
zou zijn, met meer herkenbaar
heid naar de leden. Er zouden
zo sterke en efficiënte plaatse
lijke afdelingen en provinciale,
dan wel regionale eenheden
kunnen ontstaan om de vele
belangenbehartigende taken
op dat nivo ter hand te nemen,
en meer sectorale invulling
moet de nodige aandacht heb
ben. Mogelijk moet de geogra
fische overheersing, provinciaal
of regionaal, minder aanwezig
zijn. Eén landelijke organisatie
met zogenaamde branche
organisaties waarvan men di-
rekt lid kan worden, mag van
mij best eens meer bezien wor
den. Nu is het zo dat zodra er
in een branche, bijvoorbeeld
melkveehouderij of intensieve
veehouderij meer dan evenre
dig problemen zijn, het gevoel
nogal eens ontstaat dat die
problemen teveel veralgemeni
seerd worden. De discipline
rende werking die de CLO's ten
aanzien van belangenbeharti
ging moeten hebben is dan
vaak onvoldoende aanwezig.
Samenwerken
Vreet en reeds lang wordt er
gesproken over CLO-
samenwerking. Nogmaals, er
zijn reeds verschillende vormen
van samenwerking. Voorzitters
en secretarissen stemmen met
elkaar af, er is het blad Oogst,
het SEV-bureau en het Arbvo-
bureau (arbeidsvoorziening).
Maar dat alles is gesegmen
teerd en onvolledig. Zo heeft
iedere organisatie nog zijn ei
gen SEV-dienst en zijn er tallo
ze regionale dan wel
provinciale bladen. Indien en
voorzover er nog meerdere or
ganisaties zijn, is de vraag of
dan niet beter en efficiënter
kan worden samengewerkt,
landelijk maar ook regionaal.
Federatievorming zou hier in
goed doorgevoerde vorm veel
efficiëncy kunnen aanbrengen.
Dat kan in twee fasen. Eerst al
le operationele zaken onder
één noemer brengen, waaron
der de bovengenoemde. En ik
bedoel dan ook echt alle opera
tionele zaken en niet alleen ge
zamenlijke huisvesting met een
gezamenlijke koffiejuffrouw.
Daarna moet gestreefd worden
naar integratie van alle com
missies, c.q. afdelingen en dus
ook van de secretariaten. Hier
ben ik echter bij een belangrijk
punt aangekomen. Waar krijgt,
dan wel houdt, de beleidsmati
ge en belangenbehartigende
samenwerking zijn vorm, in
Landbouwschapsverband of in
CLO-verband?
Belangenbehartiging
Op basis van democratische
besluitvorming in Tweede en
Eerste Kamer, is in 1954 het
Landbouwschap gevormd.
Aanvankelijk vooral toegespitst
op de publiekrechtelijke taak,
ook wel 'overige overheid' ge
roemd. Daar is de privaatrech
telijke taak bijgekomen, vooral
na de verklaring van de CLO's
in 1967. Zij spraken toen af de
belangen van de aangesloten
leden gezamenlijk met de
werknemers, de voedingsbon
den, in en via het Landbouw
schap te behartigen. Een
merkwaardig verschijnsel. Na
tuurlijk ligt er in de onderne
ming, ook de agrarische
onderneming, een gezamenlijk
belang. Maar slechts tot be
paalde hoogte. Daarbij komt
dat 90% van de agrarische be
drijven geen arbeidskrachten in
loondienst heeft en ook dat de
hele PBO-wet is ontstaan in de
tijd van het harmonie-model.
Inmiddels zitten we via het
conflictmodel van de 60-er en
70-er jaren in het transactie
model der 80-er en 90-er jaren.
Al met al een structuur, die in
en buiten Nederland uniek is.
En het lijkt me, nu we midden
in de discussie over structuur
en organisatie van belangen
behartiging zitten, dan ook on
ontkoombaar dat wij hierbij stil
staan om een antwoord te
geven.
Ik onderken hier een span
ningsveld. De CLO's geven,
naar mijn mening terecht, het
ledenbelang meer accent, ter
wijlde voedingsbonden meer
nadruk leggen op de algemene,
sociale, economische en mi
lieubenadering. Voor de beta-
lenden en dragenden van het
Landbouwschap, de boeren en
tuinders, is dat vaak verwar
rend en met vragen omgeven.
Maar ook naar de omgeving
van Landbouwschap en CLO's
is dat verwarrend. Nergens
wordt de belangenbehartiging
vermengd zoals in de agrari
sche sector. Te weinig kan het
Landbouwschap zich profileren
a/s de onverkorte belangenbe
hartiger, terwijl de CLO's zich
wel gebonden hebben belan
gen via het Landbouwschap te
behartigen. Ook de wisselval
ligheid in het naar buiten tre
den, de ene maal via het
Landbouwschap en de andere
keer via 3 CLO, bevordert de
duidelijkheid niet. Een duidelij
ke scheiding tussen enerzijds
heffingen en verordeningen via
een PBO-orgaan en anderzijds
beleidsmatige, collectieve en
individuele belangenbeharti
ging via de CLO's, zoals in de
rest van de samenleving, is dan
ook beslist geen verwerpelijke
gedachte, naar mijn mening
aan te bevelen. Mede ook om
een duidelijke profilering van jf.
standpunten vanuit boeren- en .8
tuindersbelang vorm te geven. f
Eerder heb ik een onafhankelij-
ke voorzitter van het Land- .0
bouw schap niet afgewezen. K
Dit met het oog op duidelijk-
heid en herkenbaarheid. In de fi
afgelopen vijftien jaar heeft het
Landbouwschap zeven ver- X.
schillende voorzitters gekend.
Dat is erg veel, zeker vergele
ken met andere belangenbe
hartigende organisaties. En of
nu het belangenbehartigende
gezicht via de CLO('s) of via
het Landbouwschap bepaald
wordt, een betere en meer
langdurige herkenbaarheid via
het symbool van de voorzitter
is nodig naar mijn mening.
Daarbij kunnen via een betere
taakverdeling en het toewijzen
van een eigen directe verant
woording, bijvoorbeeld via por
tefeuilles, andere dagelijkse
bestuursleden betrokken blij
ven worden. Gelijktijdig kan het
dagelijks bestuur meer functio
neel worden samengesteld
door de hoofdsectoren akker
bouw, intensieve veehouderij,
veehouderij en tuinbouw daar
in een plaats te geven. Een
meer functioneel dagelijks
bestuur in plaats van een repre
sentatief dagelijks bestuur. Dat
zou ook de legitimiteit en de
disciplinerende werking van de
belangenbehartiging kunnen
bevorderen.
Bedrijfsomgeving
De huidige belangenbeharti
ging is nogal opgebouwd van
uit de dominantie van de
primaire produktie. Maar al of
niet gewild wordt de consump
tie steeds meer dominant.
Consumenten geven aan wél
ke produkten er geproduceerd
moeten worden en op welke
wijze. In feite betekent dit, dat
belangenbehartiging in en door
de hele keten van producent
tot consument ligt. In de belan
genbehartiging moet daar,
voorzover niet het geval, reke
ning mee worden gehouden.
Een betere afstemming van en
integratie met in die keten wer
kende organisaties en institu
ten is nodig. Te denken valt aan
coöperaties, maar ook aan pro-
duktschappen, los van de
vraag hoe in de keten publiek
rechtelijk en privaatrechtelijk
de accenten van belangenbe
hartiging verdeeld moeten wor
den. Zeker met de coöperaties
zou de belangenbehartiging in
niger moeten en dat ligt eigen
lijk méér voor de hand dan met
andere organisaties in de PBO-
structuur.
Ik heb getracht een aantal ge
dachten en gevoelens rond de
agrarische belangenbeharti
ging naar voren te brengen. Be
paald niet volledig, wel bedoeld
om een open en eerlijke dis
cussie te bevorderen. Dat moet
geen eindeloze overheersende
discussie zijn. Er zullen een
keer keuzen gemaakt moeten
worden. Keuzen waarin we el
kaar moeten respecteren en er
kennen, keuzen waar niet het
middel, de structuur en de or
ganisatie van de belangenbe
hartiging centraal staan, maar
het doel van de belangenbe
hartiging. Ook voor belangen
behartiging geldt
'veranderende omstandighe
den'. Mogelijk passend in mij
merend terugblikken en
filosoferend vooruitkijkend in
deze dagen van bezinning,
wens ik u allen prettige feest
dagen en een in alle opzichten
voorspoedig 1991 toe.
Marius Varekamp,
Voorzitter KNLC