De drie koninginnen Kerstbijlage Gedicht J Zwerversliefde 1 De kleine engel Een kerstverhaal door Jochum Dijkstra 13 Nadat de drie koningen 's-morgens vroeg waren vertrokken, kwamen enkele uren later de drie koningin nen in een spoedberaad bijeen. Ze kwamen gezamenlijk tot de konklu- sie: het is onze mannen in de bol geslagen! Mijn Casper zei de eerste koningin, mijn Casper kwam trillend van haast en de zenuwen bij me en wil de al mijn gouden sieraden hebben. Hij trok de ringen van mijn vingers, de kettingen van mijn hals en de bellen uit mijn oorlellen. Mensenlief, al mijn gouden sieraden heeft hij meegenomen! Ik heb nu net het ge voel alsof ik er naakt bijloop, zo zon der... weet je wel. Ik vroeg hem nog: wat ga je er mee doen lieve schat? Moet je weer zonodig een oorlogje voeren en met mijn goud jouw sol daten betalen? Nee, zei hij, het is een vredesmissie. Dat ga ik aan een kind geven dat net geboren is, want ik heb zijn ster gezien. Ja, zei de tweede koningin, mijn Bal thazar heeft ook een tik van die ster gekregen. Moet je horen, ik was net mijn huid aan het verzorgen met mijn kostbare mirre, want je weet dat voorkomt rimpels en maakt dat je er net iets jeugdiger uitziet. Daar bij ruikt het ook nog zo lekker verlei delijk.... Nou goed, daar was ik dus mee bezig, komt hij binnenstormen en schreeuwt: ik moet al je mirre hebben want dat moet ik geven aan een pasgeboren kindje. Ik zeg nog: weet jij wel vadertje wat deze mirre heeft gekost Maar hij roept: inte resseert me niet, het staat nu een maal zo in het verhaal. En hij pakt al mijn kostbare potjes en flesjes, hup in de tas, hup op de kameel en weg was meneer. Nu ruik ik nergens meer naar en wat moet nou een kind met mijn lucht? Ja, ze zijn gek, zei de derde konin gin. Mijn Melchior heeft alle wierook die wij in ons kasteel hadden, mee genomen. En ik roep nog: dat kind wordt toch niet in een kerk geboren, waar ze wierook branden? Nee, riep hij, in een stal! En toen was hij weg met onze wierook. Naar die stal om daar dat kind uit te roken. Het zijn stakkers, het zijn stumpers, het zijn sukkels, die kerels van ons. En zo kwamen op die morgen de drie koninginnen tot de konklusie dat hun mannen geen verstand had den van pasgeboren kindjes. Dat kind moet warme kleertjes hebben, zei de eerste koningin. Ja, zei de tweede, en luiers en dekentjes en zwitsalzeep en babyshampoo en een fopspeen. En een teddybeer, zei de derde, want dat vinden alle kin deren prachtig. En zij kon het we ten, wat ze had er zo'n zeven van haarzelf met teddyberen grootge bracht en ze waren allemaal ook nog goed terechtgekomen. Zo ge zegd, zo gedaan en ze haalden uit hun kastelen alle babykleertjes, lui ers en dekentjes, zwitsalzeep en ba byshampoo, een fopspeen en een tas vol teddyberen. Sommige van die teddyberen konden ook nog "mamma" zeggen en dat zegt iets na jarenlang intensief gebruikt te zijn. Bepakt en bezakt gingen de konin ginnen de kamelen op en de lanen uit en trokken langs 's-heren wegen. Daar ze geen verstand van sterren hadden - zelfs die ene extra zagen ze niet! - reden ze maar op het kom pas van hun intuïtie. En kijk... zo kwamen ze er ook! Al moet gezegd worden dat ze de laatste kilometers alleen hun neus hoefden te volgen. De geur van wierook in de stal was zo overheersend dat de staldeur wa genwijd open stond. Ook al stond de deur open, het kind in de kribbe kon geen kou vatten, want het lag bedolven onder het goud. De koninginnen kwamen binnen en schoven hun mannen opzij: gaan jullie maar even met Jozef buiten een luchtje scheppen.... dan regelen wij het hier wel even. En tegen Ma ria. Wij brengen u nieuwe geschen ken, want die van onze mannen vinden wij minder geschikt voor uw kind. De glans van goud heeft al menigeen verblind en de geur van mirre en wierook heeft al te veel mensen betoverd... wij brengen u iets nuttigs! Hier zijn kleertjes, lui ers, dekentjes, zwitsalzeep, baby shampoo en een fopspeen. En zei de derde: hier heeft hij iets om mee te spelen en te slapen. En ze legde alle teddyberen naast en ééntje, de mooiste, in de kribbe. Knipogend zei ze tegen Maria: dan hebt u een paar voor reserve voor het geval hij er eentje stuk mocht maken. En terwijl ze dat zei, drukte ze stiekem even in het buikje van de teddybeer in de kribbe en ja hoor, één van de twee die in de kribbe lagen zei "mamma". Die vier vrouwen in de stal glimlach ten en keken vertederd naar het wonder dat alleen uit hen geboren kan worden. Maria voelde zich zo rijk met haar kind en zag hoe arm die koningin nen waren zonder hun goud, wie rook, mirre. Alsjeblieft, zei ze, hier zijn uw gouden sieraden terug en neemt u uw mirre en u uw wierook, want dat zijn onze luchten niet. En zo was iedereen gelukkig. De ko ningen hadden de ster gezien en het kind gevonden. De koninginnen konden er weer mooi uitzien en lek ker ruiken. Maria had alles voor haar kind en haar kind had een echte ted dybeer met reserves. Tegenwoordig staat er op de plaats waar dit gebeurde een prachtige kerk vol goud en het ruikt er altijd naar wierook. Het is de kerk van Christus' geboorte en de pelgrims komen van heinde en ver om te zien waar God zijn voet op aarde zette. Even verderop staat een klein oud huisje met een vervallen stal. Zo af en toe vinden spelende kinderen daar een teddybeer en voelen zich dan de koning te rijk. Niemand weet waar die teddyberen vandaan ko men en zelfs de geleerden kunnen het niet verklaren. Maar het is ook niet belangrijk. Als de kinderen ze maar vinden en gelukkig zijn. Een leven lang bestaan, gejaagd, gedreven door de tijd ons leven steeds beginnen na teleurstelling en spijt een leven lang weer opstaan, omdat je verder moet een leven lang te mogen zeggen: God is goed! God, die tot nu toe bij ons was, Hij zal ons niet vergeten. God, die licht en warmte geeft, het voedsel dat wij eten, wiens versluierde beloften wij maar voor en deel begrijpen, God, die de mens, de plant, het dier naar zijn beleid doet rijpen. Ons hele leven lang zijn wij door Hem bemind. Een van de vele tekens van zijn liefdevol bewind wil Hij ons, mensen, tonen in de geboorte van dit Kind. C. Rossetti (uit het Engels vertaald) «rss «>-.4re*5» 4 4 Laten wij zacht zijn voor elkander, kind - want o, de maatloze verlatenheden, q Q die over onze meegezworven leden j onder de sterren waaie' in de oude wind. J O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet a 1} het trotse hoge woord van liefde spreken, j' want hoeveel harten moesten daarom breken onder den wind in hulpeloos verdriet. a Wij zijn maar a/s de blaren in den wind o 4 ritselend langs de zoom van oude wouden, J en alles is onzeker, en hoe zouden wij weten wat alleen de wind weet, kind - En laten wij omdat wij eenzaam zijn Q nu onze hoofden bij elkander neigen, a en wijl wij same' in 't oude waaien zwijgen binnen één laatste droom gemeenzaam zijn. Veel liefde ging verloren in den wind, en wat de wind wil zullen wij nooit wetenu en daarom - voor we elkander weer vergeten - J u laten wij zacht zijn voor elkander, kind. A. Roland Holst t Het was in de hemel een drukke dag, Toen de stille nacht op de aarde lag. Achterin klonk het bescheiden-gedempt Geluid van violen, die werden gestemd, En voor, bij de Troon, het helder bevel - Met een trillende bijklank - van Michaël Want Hij Die hoog op de troonzetel zit, Zet zelfs Zijn dansers hier eerst in gelid. Hij wijst vreugdestromen de bedding aan, Waarin zij zo straks naar de mensen gaan. Hij gaat Zich te buiten aan aarde en tijd, Maar blijft in de maat van Zijn eeuwigheid. Zo Michaël al met de Draak in vizier Uit de band wou springen van Kerstplezier, Zijn Heer heeft de Engelen neergezet Met de namen volgens het alphabet, En ze zeggen het grenzeloos Gloria Door Zijn tucht in hun dromen Hem één voor één na. Dan komt er een glimlach op 't heilig gelaat, En het rimpelt de rij door, die voor Hem staat. Voor en achter de stoet stoot bazuinen-geschat, Even beefde Zijn hand, - maar Hij wijst naar de stal. Zij springen om beurten de opening door, En Gabriël vliegt hen een heel eind voor. Bij 't vallen ontplooien hun vleugels zich wijd: Gods dropping, die tijdig de tijd binnenglijdt. De laatste was altijd de kleinste geweest, Maar 't was ook voor kleinere engelen feest. Het ging hem daar vóór zich niet snel genoeg, Zodat hij een blik naar achteren sloeg. Wat was het nu stil in de hemel en leeg, - Alleen hij, - en God zat er nog, maar Hij zweeg. Zou Hij stilletjes straks naar de opening gaan En hen bij de uitvoering gadeslaan Hij gunt aan de mensen wel graag ons refrein. Als Hij zomaar alleen in de hemel wil zijn... 'Let op! 't Is jouw beurt! Je bent bijna te laat!' Hij schrok, - maar God keek gelukkig niet kwaad. Hij sprong met een vaart in de grote nacht, - Maar ze hebben beneden niet op hem gewacht. Hij hoorde onderweg het Gloria al, En kroop toen verlegen achter de stal. Daar, aan de oever van een feestende zee, Zong hij zo zachtjes mogelijk mee. Zijn stem - Kerstkaarsvlammetje in de wind - Werd alleen gehoord en begroet door het Kind. Okke Jager De hoge toren in het licht door koning David opgericht de onbeslagen spiegel die Gods licht weerkaatst in harmonie. De tinte/sterre die op zee de zeeman leidt naar vei/'ge ree de toegs/oten tuin die bloeit de ceder die naar 't zonlicht groeit. Verzegelde. Geheime bron schoon als de maan. Klaar a/s de zon leid met uw lieflijk licht ons voort weer af het kwaad dat ons bekoort. Neem weg der dwaling duisternis 't verraad dat in de diepten is leid ons. Verdwaald in stormgedruis de veiïge weg terug naar huis. U Jezus zij de heerlijkheid met Gode en met geest tezaam zij eeuwig lof uw grote naam.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 37