Uit de hele wereld...
"De geschiedenis heeft me altijd geboeid"
Kerstbijlage
Wim de Vrieze uit Haamstede beschrijft en verzamelt dingen van vroeger
8
Het mooist vindt hij het als ze af
komstig zijn uit een ver of moei
lijk bereikbaar land. Uit alle
werelddelen heeft hij ze in huis,
van de boven- en benedenwind
se eilanden, Noord- en Zuid-
Amerika, het Oostblok, Azië,
noem maar op. Nummerborden
van auto's, akkerbouwer Wim de
Vrieze uit Haamstede heeft er
een flink deel van de wand van
zijn schuur mee volhangen. Een
aantal heeft hij zelf meegebracht
van buitenlandse reizen, andere
krijgt hij van kennissen of via via.
De meeste zijn afkomstig van
autosloperijen.
Sommige nummerplaten zijn
zeer bijzonder. Wat dacht u van
een Amerikaans nummerbord uit
de staat New York met daarop
de naam Zierikzee. Of van een
nummerbord uit de voormalige
DDR. De Vrieze heeft ook num
merborden uit verschillende Ara
bische landen, waaronder Irak
en Koeweit...
Wim de Vrieze met nummerborden uit Irak en Koeweit.
De tafel ligt bezaaid met historische
boekwerkjes en geschriften, ver
geelde kranteknipsels, oude an
sichtkaarten, foto's van vroeger en
een opengeslagen ringband. "Mijn
werktafel", legt Wim de Vrieze uit.
"Ik ben bezig het boekje 'Burgh-
Haamstede in vroeger tijd' samen te
stellen. Over twee dagen komen en
kele mensen van de uitgeverij, sa
men gaan we dan de foto's
selekteren. De bijbehorende teksten
heb ik al gedeeltelijk klaar. Aan
staande zomer komt het boekje
uit". Geestdriftig geeft hij de bezoe
ker uitleg over zaken als zoutwin
ning in Zeeland en de teelt van de
meekrap.
Wim de Vrieze, akkerbouwer te
Haamstede, is verknocht aan de
historie. "Het zit in je of het zit niet
in je. De één gaat graag voetballen,
de ander houdt van zeilen, en ik heb
een - noem het maar - meer dan ge
middelde belangstelling voor wat
zich in het verleden heeft af
gespeeld".
Zo'n 20 jaar is hij al vrij intensief be
zig met het schrijven en (mede-)sa-
menstellen van historische
boekwerkjes, zoals 'Schouwens
veldhoek, zoals het was' en 'Oude
veldnamen van Schouwen-
Duiveland'. Hij is de voorzitter van
de redaktiekommissie jaarboek van
de vereniging 'Stad en Lande van
Schouwen-Duiveland' die jaarlijks
een kroniek uitbrengt over 'het land
van de zeemeermin', zoals het
Zeeuwse eiland naar een eeuwen
oude sage wel wordt genoemd.
der verraadden hun aanwezigheid",
vertelt de verzamelaar.
Streekmuseum
Wim de Vrieze zit in het bestuur van
de Stichting Landbouwmuseum
Schouwen-Duiveland. Binnen deze
stichting bestaan er plannen om
een museum in het westen van
Schouwen-Duiveland op te richten.
Ook bij enkele anderen staan spul
len van vroeger opgeslagen in een
schuur of op zolder. De Vrieze: "Het
spul gaat op deze manier weliswaar
niet verloren, maar er gebeurt ook
niets mee, en dat is jammer. Het
mooiste zou zijn alles onder te bren
gen in een museum, een streekmu
seum. We hebben al enkele
mogelijke lokaties op het oog, een
te koop staand complex van Cebe-
co en de oude boerderij "Molen
berg". Beide lokaties liggen in het
westen van Schouwen-Duiveland,
een gebied waar veel toeristen ko
men. Als we zo'n museum een aan
trekkelijke aankleding zouden geven
kan het jaarlijks gemakkelijk 50.000
bezoekers trekken. Een bijkomend
voordeel is dat een bezoek mooi ge-
kombineerd kan worden met een
bezichtiging van de Oosterschelde-
werken. Ideaal zou het zijn als ook
het huidige Landbouwmuseum in
Dreischor in het projekt zou worden
betrokken. Dat museum ligt enigs
zins uit de route, waardoor er nog
geen 2.000 bezoekers per jaar ko
men. Door de beperkte ruimte in dat
museum zijn de expositiemogelijk
heden bovendien niet optimaal. Als
we alles bij elkaar zouden voegen,
ontstaat er een prachtige kollektie.
Ondergebracht in een nieuw Streek
museum Schouwen-Duiveland een
echte aanwinst voor het eiland en
voor Zeeland".
Zover is het echter nog niet. Voorlo
pig is het publiek nog niet in de ge
legenheid een blik te werpen op de
Utrechts Wagen de Dogcart, de
böönebore en de aalgeer, en even
min op alle andere antieke werktui
gen. Deze leiden nu een beetje
kwijnend bestaan. Als ze zelf een
stem in het kapittel zouden hebben
was dat museum er al lang
geweest...
Lex Kattenwinkel
In de loop van de jaren heeft De
Vrieze een schat aan historische fei
tenkennis over zijn regio opgedaan.
Hij heeft deze kennis verkregen door
veel te lezen, regelmatig een bezoek
te brengen aan het streekarchivari-
aat, maar niet in de laatste plaats
door goed te luisteren naar wat de
oudere generatie nog over het leven
en de leefomgeving van vroeger
weet te vertellen. "Voor een belang
rijk deel zijn wij aangewezen op
mondelinge getuigenissen", vertelt
de amateur-historicus. "Bij het
Wim de Vrieze toont de aalgeer, waarmee stropers vroeger palingen vingen.
schrijven van de veldnamenboekjes
was 'oral history' zelfs nagenoeg de
enige manier om aan de gewenste
gegevens te komen. Deze boekjes
beschrijven de verkavelingssituatie
van voor de watersnoodramp in
1953. Na de ramp is het hele eiland
opnieuw verkaveld. Men zegt in
sommige gevallen wel eens 'het is
vijf voor twaalf', welnu, in dit geval
was het tien over twaalf. Van de
oude situatie is helemaal niets terug
te vinden, en veel mensen aan wie
je het zou kunnen vragen zijn niet
meer in leven. Met veel gezamenlij
ke inspanningen en veel hulp van de
mensen is het toch gelukt alle vier
veldnamenboekjes over Schouwen-
Duiveland samen te stellen. Samen
met twee anderen heb ik het weste
lijk deel van het eiland (de "West
hoek") voor rrtijn rekening
genomen".
Behalve een levendige belangstel
ling voor 'hoe het geweest is' be
schikt De Vrieze ook over een prima
gefieugen. Hij ziet de jaartallen en
de gebeurtenissen die daaraan ge
koppeld zijn als het ware voor zich.
Een verhaal van hem is altijd
doorspekt met data en jaartallen,
bijvoorbeeld als hij vertelt over de
ramp (hij was toen 15 jaar oud).
"Op 27 augustus '53 is hier bij "De
Schelphoek" het laatste gat in de
dijk gedicht, meer dan een half jaar
na de overstroming. Men slaagde er
echter niet in dat bij eb te doen,
waardoor het nog tot december
heeft geduurd voordat het water
weer uit de polder was". Met han
den en voeten geeft hij aan hoe
hoog het water in huis heeft
gestaan: zijn opgetilde arm mar
keert hoe hoog het water stond bij
vloed, zijn opgetilde voet de stand
bij eb. Pas in maart 1954 kon het
huis weer worden bewoond.
De watersnood is de aanzet ge
weest dat de akkerbouwer spullen
is gaan verzamelen. "Na de ramp
waren veel werktuigen e.d. eenvou
dig verdwenen. Men schafte nieu
we, modernere machines aan, het
oude vertrouwde raakte in één klap
uit de tijd. Om de spullen van onze
grootouders niet verloren te laten
gaan ben ik ze gaan verzamelen".
Oude machines
De akkerbouwer uit Haamstede is
een rasechte verzamelaar. Hij begon
in de 60-er jaren met het verzame
len van rijtuigen. "Die waren toen
uit de tijd, maar hier en daar stond
er nog een. Ik kon ze meestal voor
weinig geld krijgen, soms zelfs gra
tis. Later ben ik in onbruik geraakte
gereedschappen en landbouwma
chines gaan verzamelen, van het
een komt immers het ander..."
In de schuur staat momenteel een
respektabele hoeveelheid aan "oud
spul", zoals diverse ploegen en eg
gen, een oude zaaimachine uit de
jaren '30, een boerenwagen, een
Fordson trekker uit 1949, verschil
lende oogstmachines voor paarden-
traktie alsmede een houten rolblok.
Het gereedschap hangt netjes ge
rangschikt aan de muur, voorzien
van een kaartje waarop staat wat
het is, van wanneer het dateert en
vaak ook nog de herkomst. Tot de
verzameling behoren o.m. de ge
reedschappen die tot begin deze
eeuw gebruikt werden in de bollen-
kultuur. Op het Zeeuwse eiland
werden vroeger veel bollen geteeld,
totdat in 1914 de export naar Enge
land abrupt ophield. De Vrieze heeft
het bollengereedschap gekregen
van streekgenoot H. Landegent, die
tot in de jaren '70 bollen heeft ge
teeld. Het bestaat uit o.m. *een bol-
lenschaar (om de diameter van de
bollen te bepalen), een rooitroffel
voor tulpen, een bollenpelblik, een
bollensorteerzeef, een draagbak,
een dievenmeter (voor het wegtrek
ken van onechte kiemen van tulpen)
en een bollenpasser (voor het uit
zetten van de regel- of rijafstand).
Uiteraard ontbreken de werktuigen
die gebruikt werden in de meekrap
kuituur evenmin. Met deze teelt was
het rond 1880 afgelopen, toen men
in Duitsland een procédé uitvond
om een vrijwel identieke kleurstof te
maken uit steenkool. Een ander ob-
jekt is de "böönebore", waarmee
gaten in de grond werden geboord
waarin de bonenbollen vastigheid
vonden. Opmerkelijk is ook de aal
geer of elger, waarmee nog geen
eeuw geleden stropers palingen vin
gen. Ze deden dit door bij voorkeur
's nachts ondiepe sloten langs te
gaan en op goed geluk in de mod
derige bodem te steken. Als ze raak
prikten kwam de paling in een soort
vork bekneld te zitten. "Vaak gin
gen de stropers overdag al kijken of
er paling zat; de gaatjes in de mod-