Tarief aanpassing keuring vee en
Stimulering mestprojecten
stemt tot tevredenheid
vlees uitstellen
CBS: meer vee, minder koeien
Grote toevloed schapen en
schapevlees op Franse markt
Verbetering
regeling
ooipremie
Varkensstapel wordt
kleiner
De voorgenomen tariefaanpassing
voor de keuring van vee en vlees
moet worden uitgesteld tot 1 januari
1991. Bovendien moet bij de Neder
landse invulling van die aanpassing
meer rekening worden gehouden
met de belangen en wensen van het
Nederlandse bedrijfsleven. Deze
boodschap bracht een delegatie van
de Produktschappen voor Vee en
Vlees (PVV) en voor Pluimvee en Ei
eren (PPE) met nadruk onder de
aandacht van de Vaste Kamerkom
missie voor Landbouw.
De tariefaanpassing zal een grote
lastenverzwaring betekenen voor de
bedrijven in de vleessektor. In de
grotere slachterijen in de roodvlees-
sektor hebben de tarieven een aan
deel in de toegevoegde waarde 16
procent. Als de nieuwe voorstellen
doorgaan, moet het bedrijfsleven in
de vleessektor 88,5 miljoen gulden
opbrengen. Dat komt neer op een
verzwaring van de lasten met ruim
18 miljoen gulden, ofwel ruim 20%.
In sommige gevallen kunnen de ex
tra lasten zelts oplopen tot 400%.
Konkurrentiepositie
De voorgestelde veranderingen in de
vleeskeuringstarieven vloeien voort
uit een Richtlijn en een Beschikking
van de Europese Landbouwraad.
Bestaande konkurrentieverschillen
tussen de lidstaten kunnen zo wor
den weggenomen. Voor de Neder
landse vee- en vleessektor is dat
vooral van belang vanwege de sterke
exportgerichtheid. Tweederde van
de produktie, met een exportwaarde
van rond de 11 miljard gulden (vlees
en pluimveevlees samen), wordt uit
gevoerd. Daarom moet Nederland
niet vooruitlopen op de andere EG-
lidstaten met de datum van invoe
ring van de nieuwe tarieven en de in
vulling van de Europese Beschik
king. Te meer daar deze op een aan
tal onderdelen ruimte laat voor in
terpretatie en invulling van de tarie
ven per bedrijfssituatie. Tot nu toe
hebben de belangrijkste konkurre-
rende landen nog geen of een sterk
Verhoging van het drogestofgehalte
en vermindering van de ammoniak-
uitstoot blijken op de veehouderij
bedrijven veel toegepaste technieken
bij het oplossen van de mestproble
matiek. Dat is de konklusie van de
advieskommissie SPOM (Stimule
ring Praktijkgerichte Oplossingen
Milieuproblematiek) bij een terug
blik op de afgelopen driekwart jaar.
In het kader van SPOM is - sinds de
instelling van de stimuleringsrege
ling eind 1989 - in totaal 3,5 miljoen
gulden beschikbaar gesteld. Het geld
is bestemd voor 18 bedrijven, waar
in totaal 11 miljoen ten behoeve van
het milieu wordt geïnvesteerd.
De gehonoreerde projekten liggen
voornamelijk in Noord-Limburg,
Oost-Brabant en Gelderland. Het
zijn projekten in zowel de varkens-,
de pluimvee- als in de rundveehou-
derijsektor. De ingediende voorstel
len lopen van zeer eenvoudig tot
technisch zeer hoogstaand, waarbij
de relatie tussen kosten en effektivi-
teit ook nog zeer verschillend is.
Duidelijk is dat voor de individuele
agrarische ondernemer vele
(deel)oplossingen mogelijk zijn,
aangepast aan de eigen situatie (ook
financieel).
De gehonoreerde projektvoorstellen
omvatten onder meer: gescheiden
opvang van vaste mest en gier, het
scheiden via schuiven- en giergoot-
konstrukties, textiele vloerafdek
king, bezinking en via overstortbak-
ken. Verder het drogen van mest
en/of verdampen van het waterige
deel, het destilleren van ammoniak
in gesloten circuits en ammoniakbin-
ding in de mest via toevoegingen.
Het Produktschap voor Veevoeder
heeft Grontmij NV aangesteld als
koördinator van de regeling. Inmid
dels zijn daar tot nu toe 60 verzoe
ken voor een stimuleringssubsidie in
behandeling genomen. Naast de 18
gehonoreerde projekten zijn er tot
nu toe 15 afgewezen. Het adres voor
subsidie-aanvragen is: Grontmij
NV, Koördinator SPOM, Postbus
203, 3730 AE De Bilt.
van Nederland afwijkend standpunt
ingenomen. Ook met het oog op het
efficiency-onderzoek bij de Rijks
dienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RVV) is het beter te wachten
tot 1 januari. Het kan op korte ter
mijn blijken of ook daar kosten
besparingen mogelijk zijn.
De manier waarop de Europese
Commissie de ooipremie wil wijzi
gen is een verbetering, vindt de
KLNC-commissie veehouderij.
Schapenvertegenwoordiger H.
Sneerdijk toonde zich tevreden dat
het zo gauw is gelukt om iets aan een
Brusselse regeling te veranderen.
Smeerdijk hoopt dat een verbeterde
regeling het aanhouden van verkeerd
fokmateraal de pas zal afsnijden.
"We gingen in een spiraal naar bene
den. Dat baarde me nog meer zorgen
dan het op de verkeerde plaats te
recht komen van de premie". De
Europese Commissie wil de om
schrijving van ooien die voor een
premie in aanmerking komen veran
deren. Centraal daarbij staat dat niet
zichtbare drachtigheid het criterium
is maar de vraag of een dier reeds
eenmaal gelammerd heeft. Dat is be
ter te controleren.
Smeerdijk stelde wel voor om de re
ferentieperiodes duidelijker af te ba
kenen. Naar zijn mening moet er één
periode vóór bijvoorbeeld 30 maart
komen voor diegenen die geen ooi
lam laten dekken. Daardoor is vroe
ge uitstoot van ooien mogeljk. Voor
wie wel ooilammeren laat dekken
zou 20 april als referentiedatum
moeten gaan gelden.
De veestapel is sedert medio 1989 in
totaliteit groter geworden; wel daal
de het aantal melk- en kalfkoeien tot
onder de 1,9 miljoen. Dit betekent
dat sinds de instelling van de melk-
kwotering in 1984 een daling met
meer dan een kwart heeft plaatsge
vonden.
Een en ander blijkt uit voorlopige
uitkomsten van de Landbouwtelling
1990, die zijn samengesteld door het
Centraal Buro voor Statistiek.
De totale rundveestapel nam met
3% toe. Een belangrijk aandeel in
deze groei heeft het jongvee (geen
mest- en weidevee). Het vrouwelijk
jongvee nam met 4,8% toe tot ruim
1,6 miljoen stuks en het mannelijk
jongvee met 12,8% tot 88.000 stuks.
Het aantal mest-, weide- en zoog
koeien steeg met bijna 44% tot
119.000. Voor het eerst werden in de
landbouwtelling de zoogkoeien
apart geteld en hun aantal bleek
56.000 te bedragen.
Ten opzichte van het voorgaande
jaar is er sprake van een toeneming
van het aantal varkens met 1,3% tot
13,9 miljoen. Het aantal biggen nam
toe met circa 2% en bedraagt nu 5,2
miljoen. Bij fokvarkens nam het
aantal ook met 2% toe tot 1,7 mil
joen. Minder sterk was de stijging
bij de mestvarkens namelijk met
0,6% tot 7 miljoen stuks.
In totaal werden 92,7 miljoen kip
pen geteld. Dit betekent een toene
ming met 3,3% ten opzichte van
1989. Het belangrijkste aandeel in
deze groei hadden de slachtkuikens,
waarvan het aantal met ruim 3 mil
joen toenam tot 41,1 miljoen. Bij de
moederdieren van slachtrassen (jon
ger dan 5 maanden) was er sprake
van een afname van 8% tot bijna 2,9
miljoen. Ook bij de leghennen van
18 weken tot 20 maanden oud werd
een afname gekonstateerd, namelijk
van ruim 1,2 miljoen stuks (- 4%)
tot 29,2 miljoen. De toename bij de
andere leeftijdsgroepen van leghen
nen was zodanig dat het totale aan
tal leghennen niet wijzigde.
Een flinke groei vond plaats bij een
den en kalkoenen voor de slacht;
van beide groepen dieren werden er
meer dan 1 miljoen geteld. Ook het
overige pluimvee nam sterk toe en
kwam op 550.000 stuks 37%).
Schapen
Bij de overige diersoorten blijkt dat
de stijging van het aantal schapen en
geiten onverminderd door is gegaan.
Ten opzichte van medio 1989 werd
bij de schapen een toename van 21
tot bijna 1,7 miljoen stuks geconsta
teerd en bij de geiten zelfs een toena
me van 43% tot 60.000 stuks.
Frankrijk ziet te veel schapen uit andere landen het land binnenkomen.
De Franse markt heeft de laatste tijd
te maken met een grote toevloed van
schapen en schapevlees vanuit het
buitenland. Vooral vanuit Groot-
Brittannië en Ierland komt een aan
zienlijk groter aanbod. Hierdoor
zijn de prijzen op de schapenmarkt
sterk gedaald. Een en ander was in
de afgelopen weken de oorzaak van
heftige protesten onder de Franse
boeren.
Uit onderzoek van het PVV blijkt,
dat de totale levende invoer in
Frankrijk in de genoemde periode
met maar liefst 20% is toegenomen
tot ruim 432.000 stuks. Het grootste
deel hiervan, 40%, is afkomstig uit
het Verenigd Koninkrijk. In dezelf
de periode vorig jaar bedroeg het
Britse aandeel nog 18%. De Ierse le
vende export blijft voorlopig nog be
perkt tot 2,5% van het totaal, maar
Ierland is in opkomst. Naar ver
wachting zal het aandeel van dit land
de komende jaren sterk toenemen.
Vleesinvoer
Ook de invoer van schapevlees in
Frankrijk is flink gestegen. In totaal
bedroeg die invoer 47.000 ton. Dat
komt vergeleken met vorig jaar neer
op een stijging van 14%. Van deze
import kwam 85% uit het Verenigd
Koninkrijk en Ierland. Beide landen
zagen hun uitvoer in de afgelopen
periode stijgen met achtereenvolgens
18 en 32%.
De Nederlandse levende export kan
zich voorlopig nog handhaven. In de
eerste vijf maanden van dit jaar tot
93.000. Dit was een groei van 40%
ten opzichte van 1989. De export
van schapevlees uit ons land naar
Frankrijk verliest enig terrein. In de
periode januari tot en met mei 1990
daalde die licht tot een totaal van
1480 ton (was 1560 ton). Uit deze ge
gevens blijkt duidelijk het Neder
landse belang bij de Franse markt.
Als de vraag in Frankrijk afneemt,
zullen de gevolgen voor Nederland
dan ook duidelijk merkbaar zijn.
Het aantal varkens in Nederland is
in de afgelopen jaren struktureel te
ruggelopen. Er zijn vooral minder
gedekte zeugen dan een paar jaar ge
leden. Dit stelt het Produktschap
voor Vee en Vlees naar aanleiding
van berichten over uitbreiding van
de veestapel.
Uit de mei-tellingen van het Land
bouw Ekonomisch Instituut (LEI)
blijkt, dat het aantal varkens dit jaar
ongeveer 180.000 stuks groter is dan
in mei 1989. Maar gerekend vanaf
mei 1987, is het aantal dieren nu bij
na een half miljoen minder. De var
kensstapel liep in die periode terug
tot 13.911.000 dieren. Bij gedekte
zeugen was de daling verhoudingsge
wijs nog sterker. Tussen mei 1987 en
mei 1990 nam het aantal daarvan af
van iets meer dan een miljoen tot
958.000 stuks.
Vrijdag 21 september 1990
Het gebruik van de aanduiding
'scharrelkip' wordt aan banden ge
legd. Er komen strenge regels met
betrekking tot huisvesting, verzor
ging en voeding van die dieren. Het
bestuur van het Produktschap voor
Pluimvee en Eieren is akkoord ge
gaan met de Verordening Scharrel-
kippen. Met het totstandkomen van
die regeling wordt een scheiding aan
gebracht tussen regulier-
geproduceerde mestkuikens en die
ren die op een alternatieve wijze zijn
opgegroeid.
De Verordening is ter verdere afhan
deling en goedkeuring voorgelegd
aan de Europese Commissie in Brus
sel en aan de nationale overheid.
Naar verwachting kan de officiële
regeling op 1 januari 1991 in wer
king treden. De kontrole op de Ver
ordening wordt uitgevoerd door de
onafhankelijke Stichting Nederlands
Eierkontrole Bureau. Dit bureau is
ook belast met de kontrole op de
echtheid van scharreleieren.
Een scharrelkip mag pas zo worden
genoemd als aan een groot aantal
nauwkeurig omschreven voorwaar
den is voldaan. Zo mogen in de stal
len maximaal 12 dieren per m2 grond
oppervlak worden gehouden. Al
leen gedurende drie levensweken
mag dat aantal hoogstens 20 zijn.
Verder moet de stalbodem geheel be
dekt zijn met strooisel, moet er vol
doende ventilatie en daglicht zijn en
moeten de kippen water kunnen
drinken uit open bakken of goten.
De mestperiode van alternatief-
geproduceerde kuikens is vastgesteld
op minimaal negen weken. Het voer
moet minstens 70% graan en graan-
vervangende produkten bevatten.
Pluimveeproducenten en andere on
dernemers in de sektor, die de offi
ciële aanduiding 'scharrelkip' willen
gebruiken, moeten zich laten re
gistreren bij het Produktschap voor
Pluimvee en Eieren te Zeist.