PR-rapport over 'beheer-landbouw' De andere kant van de aardappel Tendens naar grotere oogstzekerheid en hoger drogestofgehalte DE ANDER! KUNT VMM 'Binnen enkele jaren mogen we een ruimere keuze verwachten van vroege tot zeer vroege maisrassen. Vroege rassen hebben dankzij een hoog kolfaandeel een wat betere VEM-waarde. De drogestof- opbrengst van vroege rassen, die nu nog achterblijft ten opzichte van middenvroege en late rassen, zal in de nabije toekomst sterk verbete ren'. Dat zegt dr.ir. F. de Wolff, hoofd van de mais veredeling bij het kweekbedrijf VanderHave in Kapelle. De Wolff legt uit dat de toenemende vraag uit de praktijk naar vroeg af- rijpende en oogstzekere maisrassen samenhangt met nieuwe ontwikke lingen in de melkveehouderij. Zo kan de veehouder met vroege mais rassen heel goed inspelen op de re gelgeving met betrekking tot het uit rijden van mest. Bij een tijdige oogst kan nog voor 1 oktober mest worden uitgereden en een stoppelgewas wor den ingezaaid. Hij wijst hier ook op de voordelen voor de bodemstruk- tuur. Landbouwkundig gezien is het aantrekkelijk om de teelt van mais af te wisselen met die van gras. 'Als de mais vroeg van het land is dan kan er nog grasland ingezaaid wor den. Dat daarnaast de oogst van mais eind september gemakkelijker verloopt dan in oktober is voor een ieder duidelijk indien men terug denkt aan de soms natte herfstperio- des. Ook een aantrekkelijk aspekt van vroege maisrassen'. Kwaliteit Een belangrijke ontwikkeling die de vraag naar vroege rassen sterk heeft doen toenemen is de superheffing en in relatie daarmee de overschotsitua tie aan ruwvoer op veel bedrijven. De Wolff: 'Daarmee is de aandacht nu meer dan voorheen gericht op kwaliteit. Met behulp van hoog waardig ruwvoer in de vorm van snijmais kan belangrijk op kracht voer worden bespaard. Om een maksimale opname aan kg drogestof per dier te realiseren moet de mais een drogestof gehalte hebben van tenminste 30%. Een dergelijk hoog gehalte is alleen te garanderen bij ge bruik van vroege rassen'. Een hoog drogestof gehalte gaat samen met een hoog kolfgehalte, met andere woorden een hoge energie-inhoud. De opbrengst van vroege rassen ligt op het moment nog wat achter bij die van de latere rassen maar de netto-verschillen worden steeds klei ner wanneer we rekening houden met de geringere inkuilverliezen en in het algemeen betere kwaliteit, zo stelt de Wolff. 'Het opbrengstnivo van vroege rassen zal in de komende jaren nog duidelijk toenemen. De laatste twee decennia hebben reeds enorme vooruitgang laten zien. Naast belangrijke verbeteringen in stevigheid en vroegheid konstateren we een stijging in opbrengst dankzij nieuwe, betere rassen van gemiddeld ongeveer 1% per jaar'. Allegro troef VanderHave heeft de tendens naar vroege rassen tijdig voorzien. Het veredelingsprogramma telt nu dan ook een aantal veelbelovende vroege rassen zoals Allegro en Agio. 'Ook dit jaar hebben we weer enige rassen aangemeld die tot de zeer vroege groep gerekend kunnen worden en die in opbrengst ongeveer gelijk groep gerekend kunnen worden en die in opbrengst ongeveer gelijk zijn aan het rassenlijst-gemiddelde. Dit is een belangrijke verbetering. In het verleden immers was het opbrengst nivo van vroege rassen altijd wat la ger'. Als belangrijke troef ziet de heer De Wolff het ras Allegro. Dit is nu voor het derde jaar in beproeving bij het Centrum voor Rassenkeuze en Zaaizaadonderzoek (CRZ) en zal waarschijnlijk in 1991 in de Be schrijvende Rassenlijst voor Land bouwgewassen worden opgenomen. Allegro wordt tevens bij het CRZ beproefd voor korrelmais en CCM- teelt. Het ras is een drieweghybride met een goede voorjaarsontwikke ling. Het vormt een vrij kort gewas met een vrij lage kolfaanzet en bloeit vroeg tot zeer vroeg. De stevigheid is zeer goed. Allegro rijpt vroeg tot zeer vroeg af en geeft een goede op brengst als snijmais. De voederwaar- de ligt duidelijk boven het ge middelde. Ook voor Agio heeft de kweker hoge verwachtingen. Dit ras behoort tot de zeer vroege groep en scoorde in het eerste jaar van beproeving met 102 voor opbrengst uitzonderlijk hoog voor een ras van deze vroegheid. VanderHave blijft zich richten op het ontwikkelen van vroege rassen met een goede verteerbaarheid en stevigheid. De Wolff: 'In een land als Nederland met z'n onvoorspelba re klimaai hebben we rassen nodig die tegen 'een stootje' kunnen'. De maiskweker relativeert de nadruk op vroege rassen overigens enigszins door op te merken dat de praktijk ook altijd zal blijven vragen naar rassen met een later oogsttijdstip: 'We willen daarom een zo breed mo gelijk rassenpakket van zeer vroeg tot laat. Tot nu toe ontbraken even- Bedrijven die in een beheergebied liggen en hun bedrijfsvoering moe ten aanpassen, krijgen daarvoor een vergoeding. In de jaren 1982 tot en met 1985 is op 16 bedrijven met be- heerbeperking de bedrijfsvoering onderzocht. Doel van dit onderzoek was na te gaan hoe boeren hun be drijfsvoering hebben aangepast aan de beheervoorschriften en welke in vloed dit heeft gehad op de techni sche resultaten van het bedrijf. De 16 bedrijven zijn in twee groepen verdeeld: 9 bedrijven met voorname lijk weidevogelbeheer en 7 bedrijven met overwegend vegetatiebeheer. Omdat er grote verschillen zijn in beheervoorschriften op de bedrij ven, zijn deze ingedeeld in klassen. De indeling is onder meer gebaseerd op het stikstofbemestingsnivo van de percelen. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste bedrijven met weidevogelbe heer de melkkoeien zowel op perce- Vrijdag 21 september 1990 Maiskweker dr.ir. F. de Wolff op het demonstratie-/proefveld van de maisrassen bij Van der Have in Rilland. wel de echt vroege rassen en daarom is het selektieprogramma op dit mo ment vooral gericht op vroege rassen'. Verteerbaarheid De verteerbaarheid wordt in de ras senlijst weergegeven als VEM (Ver teerbare Energie Melk) per kg dro gestof. Hoe beter de verteerbaarheid hoe meer energie de koe in de vorm van vooral koolhydraten kan benut ten voor de produktie van melk en vlees. Het spreekt vanzelf dat de vee houders hiermee op krachtvoer kun nen besparen. Een direkte selektie voor een verhoogd VEM-gehalte is, zo zegt de kweker, niet zo eenvou dig; de hiervoor benodigde nauw keurige meting van het VEM-gehalte is nogal tijdrovend. Het is daarom niet zo gemakkelijk de voor de selek tie nodige grote aantallen monsters te evalueren. Om dit probleem onder de knie te krijgen hebben een aantal Nederlandse maiskwekers samen met vertegenwoordigers van diverse instituten een werkgroep ingesteld. Deze werkgroep wil zich toeleggen op het ontwikkelen van een vereen voudigde, betrouwbare bepa lingsmethodiek voor het VEM- gehalte. De VEM per kg drogestof van mais wordt vooral bepaald door het tijdstip van oogsten en het kolfaan deel in het gewas; hoe eerder de af rijping en hoe groter de kolf hoe be ter. Beide aspekten pleiten volgens De Wolff voor vroege rassen. 'Ook uit cijfers van het CRZ in Wagenin- gen blijkt dat als je selekteert voor vroegheid, je automatisch ook selek teert voor een goede verteerbaar heid. Vroege rassen hebben dus een goede toekomst'. Ten slotte wijst hij er nog met nadruk op dat een hoog VEM-gehalte in de eerste plaats af hankelijk is van de teeltomstandig heden. 'Vroege zaai en een optimale gewasverzorging kunnen leiden tot een hoog kolfgehalte en een dro gestofgehalte van tenminste 30%. De verschillen in VEM-gehalte toe te schrijven aan de rassenkeuze zijn klein in vergelijking tot de verschil len veroorzaakt door teeltomstan digheden', aldus kweker De Wolff. len met en zonder beperkingen laten weiden. De pinken weiden op alle bedrijven het grootste deel van de weideperiode op land met beperkin gen. De gemiddelde ruwvoerkwali- teit, van de percelen met beperkin gen, over alle sneden is ca. 700 VEM en 70 g vre per kg droge stof. De er varing is dat bij het voeren van ruw voer van land met beperkingen extra krachtvoer nodig is. Aan het einde van het onderzoek is aan de deelnemende boeren hun me ning gevraagd over de bedrijfsvoe ring. Bijna alle bedrijven vinden dat de beheervergoeding op een aan vaardbaar nivo ligt, waarmee de ex tra kosten redelijk goed worden gedekt. Genoemd onderzoek wordt beschre ven in rapport nr. 127 van het PR. Het is verkrijgbaar door 25,— over te maken op Postbanknr. 2307421 van het Proefstation PR te Lelystad met vermelding: Rapport 127. De smaak van de Nederlandse kon- sument verandert. De kruimige aardappel wordt steeds minder op tafel gezet en de vaste aardappel steeds meer. Daarnaast eet de Ne derlandse konsument gevarieerder dan vroeger en de aardappel wordt dan ook menig keer vervangen door rijst of pasta. Om te voorkomen dat de aardappel zijn plaats op de eettafel verliest, heeft het Nederlands Aardappelbu- ro, het NIVAA, een kampagne geï nitieerd. Deze actie heeft als thema 'De andere kant van de aardappel' en is half september van start gegaan. De kampagne omvat de publikatie van een receptenboekje en er zullen in diverse bladen advertenties ver schijnen. Daarnaast zullen de diver se aardappelhandelaren worden voorzien van promotiemateriaal, zo dat zij de kampagne onder de aan dacht van hun kliëntèle kunnen brengen. Kortom, in de komende maanden zal de konsument ken nismaken met de andere kant van de aardappel en wel de voedzame, kalorie-arme, vitaminerijke en exoti sche kant. In het receptenboekje staan ruim twintig recepten waarin diverse soor ten aardappelen zijn verwerkt. De recepten worden vergezeld door kleurenfoto's van de gerechten en er is in het boekje een zogenaamde 'aardappelkalender' opgenomen waarop precies staat aangegeven welk aardappelras wanneer te koop is. Want net als voor groenten geldt voor aardappelen dat ze seizoensge bonden zijn. Daarnaast geeft het boekje informatie over welke aard appel het meest geschikt is voor een bepaald gerecht. Immers, elke van -J 7 andere na nlappeirecepten~ IHHPFU. DAG HfilH de 140 aardappelrassen heeft z'n eigen kook- en smaakeigenschap- pen. Uiteraard wordt er in het boek je ook aandacht besteed aan de voe dingswaarde van de aardappel. Kortom, het receptenboekje bevat niet alleen recepten, maar geeft de konsument ook volledige informatie over de aardappel. Exotische gerechten Er is met opzet een flink aantal 'exo tische' gerechten in het boekje opge nomen, want de aardappel wordt meestal als 'typisch' Hollands voed sel gezien en men is niet op de hoog te van het feit dat de aardappel ook in het buitenland een belangrijk on derdeel van het dagelijks menu vormt. Zo maken Duitsers en Engel sen veel zoet gebak van aardappelen, terwijl de Fransen de aardappel vaak poffen of verwerken in salades. In Zwitserland is de aardappel een on misbaar ingrediënt in rösti en in oosterse landen zoals Maleisië maakt men heerlijke curry's met aardappelen. Veelzijdig De aardappel is dus veelzijdiger dan men doorgaans denkt en er kan veel meer mee worden gedaan dan koken of bakken alleen. De aardappel heeft zeer veel kanten en door de kampagne 'De andere kant van de aardappel' maakt de konsument ook eens kennis met de minder alledaag se kant van de vertrouwde Holland se aardappel. Het receptenboekje kan worden aangevraagd bij het NIVAA, Ant woordnummer 17213, 2501 VH Den Haag. De aanvraag hoeft niet te worden gefrankeerd. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 11