"Gaan milieudoelstellingen draagkracht Brabantse landbouw niet te boven? Hoge snelheidstrajekt langs Roosendaal verdient de voorkeur Gewestelijke Raad Noord-Brabant niet tevreden over toepassing Relatienota Groot aantal bestrijdingsmiddelen voldoet niet aan milieucriteria Gewestelijke Raad neemt kennis van Brabants milieubeleidsplan RIVM rapport: NS-funktionaris ir. F.M. Baud over TGV: De Gewestelijke Raad van het Landbouwschap voor Noord-Brabant vraagt zich af of de milieudoelstellingen zoals die zijn verwoord in het ontwerp provinciaal milieubeleidsplan, de draagkracht van de Bra bantse landbouw niet te boven gaan. Uit een eerste kennisname van het plan blijkt de Raad dat de relatie landbouw-milieu in Brabant ernstiger is dan elders. ''De provincie wenst het beleid te realiseren in nauwe samenwerking met de verschillende doelgroepen. Deze geza menlijke uitvoering zal alleen mogelijk zijn wanneer deze groepen dit beleid haalbaar en betaalbaar achten", stelt de Raad. Volgens het RIVM blijft een kwart van de 150 "oude" bestrijdingsmiddelen te lang in het milieu achter. De Gewestelijke Raad heeft besloten gedeputeerde Welschen uit te nodi gen om in een vergadering van de Gewestelijke Raad aangevuld met de Brabantse hoofdbestuursleden van de landbouworganisaties en van de voedingsbonden het Provinciaal Mi lieubeleidsplan en het pas uitge brachte Provinciaal Waterhuishoudingsplan toe te lich ten. Verder zal de Gewestelijke Raad er voor zorgen dat deze plannen toe gelicht worden ten behoeve van de studiekringen Ruimtelijke Ordening en de bestuursleden van de plaatse lijke landbouworganisaties en dat vervolgens binnen deze groepen een discussie plaats vindt ter voorberei ding van de meningsvorming. Herziening Brabantse plannen Ten behoeve van de herziening van de huidige streekplannen hebben Ge deputeerde Staten de nota "Brabant op streek", een nota voor overleg, uitgebracht. In zijn reactie op deze beleidsvoornemens gaat de Geweste lijke Raad in op drie nieuwe hoofd punten van het voorgestelde beleid, te weten: - De ecologische hoofdstructuur, die een zeer zware claim legt op de land bouwgronden, terwijl deze tevens een grote onzekerheid voor zeer veel bestaande agrarische bedrijven met zich meebrengt, doordat de midde len om tot realisering te komen voor een groot deel ontbreken. - Het regionaal gericht beleid dat met name in Midden-Brabant, waar het accent op natuur is gelegd, voor de bestaande en volgens de voorstel len ook blijvende landbouw te wei nig perspectief voor de toekomst biedt. - De integratie van het milieubeleid in het ruimtelijk ordeningsbeleid dat er met het voorgestelde bebou wingsmogelijkheden, zoals voor gesteld in het schema 4 in bijlage 4 van de nota, toe leidt dat de ontwik kelingsmogelijkheden in de veehou derij tot op bedrijfsniveau worden bevroren. Ballonvaart Op een aantal plaatsen in Noord- Brabant ontstaan klachten van agra riërs over de ballonsport. De klach ten hebben zowel betrekking op het schrikken van vee bij het overvaren als op schade aan het gewas bij het landen en het verwijderen van de ballon. Omdat er op dit moment een onvolledig beeld is van de werkelijk optredende schade heeft de Geweste lijke Raad besloten om een brief te zenden aan de afdelingen van de plaatselijke landbouworganisaties met het verzoek schadegevallen te melden. De Groote Peel Op 12 juni 1990 heeft overleg plaats gehad tussen het landbouwbe drijfsleven van Noord-Brabant en Limburg en de minister van Land bouw over de voorlopige standpunt bepaling van de minister betreffende het advies dat uitgebracht is door de Commissie van Deskundigen. Bij die gelegenheid heeft de Gewestelijke Raad erop gewezen dat alle tot nu toe verrichte onderzoekingen en ad viezen eenzijdig gericht waren op de actuele en potentiële natuurwaarden in de Groote Peel. Hij heeft er dan ook op aangedrongen dat de nodige flexibiliteit bij de toepassing van de voorgestelde maatregelen wordt be tracht om de belangen van de land bouw niet onevenredig te schaden. De minister heeft inmiddels zijn de finitieve standpunt inzake de te tref fen maatregelen in en om de omgeving van de Groote Peel aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. De Gewestelijke Raad heeft besloten om na te gaan of de gemaakte afspraken in voldoende mate in dit standpunt van de minister zijn meegenomen en zonodig hierop te-reageren. Tenminste 25% van de 150 oude bestrijdingsmiddelen zijn te per sistent, ze blijven te lang in het mi lieu aanwezig. Deze stoffen over schrijden namelijk de grenswaarde van twee maanden halfwaardetijd. Dit blijkt uit een rapport van het RIVM gemaakt in opdracht van mi nister Alders (milieubeheer). Het RIVM heeft de gegevens van 150 oude landbouwbestrijdingsmid- delen bestudeerd. Het gaat hier om middelen die al van vóór 1975 in ge bruik zijn. Zij zijn in die tijd niet be oordeeld op hun effecten op het mi lieu, omdat milieugegevens pas sinds 1975 vereist zijn op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet. Het mini sterie van VROM gaat ervan uit dat een groot deel van juist die middelen het milieu verontreinigen. Naast het overschrijden van de half waardetijd, blijkt uit het rapport dat 10% van de stoffen bij toepassing een groot risico voor de visstand oplevert, 30% voor de zogenaamde kreeftachtigen en 14% voor de al gen. Tenminste 20% van de midde len voldoet volgens modelberekenin gen niet aan het criterium van 0,1 kg/liter voor de kwaliteit van het grondwater. Dit kan problemen opleveren bij de drinkwaterwinning. Op 3 mei jongstleden heeft minister Alders in een mondeling overleg met de Tweede Kamer aangekondigd dat hij aan de hand van het R1VM- rapport een lijst opstelt van die mid delen die niet aan de milieucriteria voldoen en die vóór 1995 verboden of streng beperkt moeten zijn op grond van de Bestrijdingsmiddelen wet. Die lijst speelt ook een belang rijke rol bij de totstandkoming van het Meerjarenplan Gewasbescher ming. Dat Meerjarenplan zal ver moedelijk begin november door mi nister Braks (LNV) mede namens de andere betrokken ministers naar de Tweede Kamer worden gezonden. De afgebeelde hoge snelheidstrein zoals die in Frankrijk rijdt heeft een ver mogen van 6300 kW en biedt plaats aan 386 passagiers. Tot nu toe is een aantal trajekten van de toekomstige hoge snel heidstrein globaal in kaart gebracht. Een alternatief tracé langs Roosen daal, vorige maand gelanceerd, wordt serieus bekeken omdat het een aantal voordelen heeft ten opzichte van de eerder geplande langs Breda en Bergen op Zoom. Voor de land bouw zullen doorsnijdingen de meeste overlast geven zegt ir. F.M. Baud, projektmanager NS van het hoge snelheidsnet. Dat voor de TGV een strook land bouwgrond nodig is van 100 meter breed is een gegeven dat binnen landbouwkringen circuleert maar volstrekt overdreven is. Ir. Baud: "In principe hoeft het hoge snel heidsnet niet veel breder te zijn dan de bestaande spoorwegen. Alleen voor de spoorbreedte zal een meter meer nodig zijn. Een eventuele aan kleding van het tracé is een zaak voor de lokale overheden. In de om geving van woonplaatsen zullen bos- sages wel voor een betere inpassing gaan zorgen. Zo op het oog wijkt de snelle lijn niet zo veel af van de hui dige. Als fundering zal de laag grint of steenslag dikker zijn. Doordat de snelheid hoog is, 300 km. per uur, zullen gelijkvloerse kruisingen niet van toepassing zijn. Viaducten en tunnels gaan als oversteek dienen. Om oversteek van wild en loslopend vee tegen te gaan komt er aan weers zijde een hek. Het geluid zal nauwe lijks meer bedragen dan van een trein die nu 140 km. rijdt". Projektmanager Baud verwacht dat eind dit jaar meer bekend is over het definitieve trajekt. De Nederlandse Spoorwegen staan te popelen om de lijn aan te pakken. Er mag daarom van worden uitgegaan dat de poli tiek groen licht geeft. In het najaar komt de nota milieu- en technische rapportage alsmede de voorkeur. "Dat het trajekt langs Roosendaal de meeste kans maakt is een logische redenering. Wat natuurgebieden aangaat valt diskussie weg omdat die zo vermeden zijn. Een sterk punt is de afstand naar Parijs, die is langs deze route de kortste. Verder hoeven er over een aanzienlijke afstand geen doorsnijdingen gemaakt te worden. De lijn kan voor een gedeelte de au tosnelweg naar Rotterdam volgen en het Markt-Vlietkanaal. Nabij Roo sendaal de strook tussen de rijksweg en de leidingstraat". Het definitieve trajekt zal volgens de heer Baud op 1 januari 1992 bekend zijn. "Voor het zover is moeten de plaatselijke gemeenten, belangheb benden en belangenorganisaties zich nog over de nota buigen. Als de con cessieverlening is gebeurd en de lo kale bestemmingsplannen zijn gewij zigd kan er in de loop van 1993 grond worden aangekocht". Ongelegen Voor enkele ruilverkavelingen in West-Brabant komt de TGV erg on gelegen. Het plan van toewijzing is al gepasseerd zodat men ervan uit mag gaan dat betrokken landbou wers elders, ver van huis, aan grond moeten zien te komen. Vooral in de veehouderij is behoud van grond be langrijk om in de toekomst het mest en melkquotum te behouden. Dat de TGV lijn er komt is aanne melijk omdat dit alternatief in het struktuurplan verkeer en vervoer hoog scoort. De verwachtingen van vooral de NS zijn zeer hoog. Rotterdam-Parijs is met een hoge snelheidstrein te doen in twee en een half uur. In eerste instantie komt de lijn tot Rotterdam. Later tot Am sterdam. Als alles is voltooid zijn er opstapplaatsen te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. In België te Antwerpen en Brussel. Bij de NS wordt nu nog niet gedacht aan vrachtvervoer omdat dat moei lijk te combineren is met personen vervoer. Als alles volgens schema verloopt en geen gronden met ontei gening van eigenaar moeten veran deren kan in 1998 de eerste trein met een snelheid van 300 km. per uur door het Brabantse landschap suizen. Jan van Tilburg De Gewestelijke Raad van het Land bouwschap in Noord-Brabant is niet tevreden over de toepassing van de Relatienota in met name de provin cie Noord-Brabant. In sommige ge bieden worden zoveel gronden als relatienotagebied aangemerkt.dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de overblijvende bedrijven daardoor te vergaand worden beperkt. De Raad verzoekt het Landbouw schap er bij de overheid op aan te dringen de volgende wijzigingen in het relatienotabeleid aan te brengen: bij de vaststelling van de begrenzing en dë status van de gebieden moet een reële belangenafweging plaats vinden, bij de herziening van de ver goedingen moet meer rekening wor den gehouden met de intensiteit van de bedrijfsvoering op de Brabantse melkveehouderijbedrijven en met de op de bedrijven aanwezige hoeveel heid mest terwijl tenslotte een aantal faciliteiten dient te worden aangebo den aan bedrijven die verplaatst worden naar elders. Wat de begrenzing van de gebieden betreft stelt de Gewestelijke Raad vast dat alleen natuurwaarden bepa lend zijn voor de begrenzing en de status van de relatienotagebieden. Daarbij gaat het thans in verhouding tot de overige gronden om betrekke lijk grote oppervlakten waardoor in bijvoorbeeld een gebied als Nue- nen/Helvoirt meer dan de helft als relatienotagebied wordt aange merkt. Voor veel agrarische bedrij ven brengt dit een te grote belemme ring bij de verdere ontwikkeling met zich mee. Grondverwerving voor re servaatsvorming zal hier bovendien gaan konkurreren met die voor de landbouw. Specifieke situatie De Raad dringt voorts aan op aan passing van de vergoeding voor be heersovereenkomsten gelet op de specifieke situatie op Brabantse melkveehouderijbedrijven. Dat er in Noord-Brabant voor nog betrekke lijk weinig gebieden een beheersover eenkomst is afgesloten is volgens de Raad namelijk te wijten aan het feit dat de vergoedingen voor de vermin dering van de produktie niet zijn af gestemd op de vrij intensieve bedrij ven in Brabant. Ook is geen reke ning gehouden met extra afzetkosten van drijfmest die een gevolg zijn van meerdere bedrijfstakken op het melkveehouderijbedrijf. Een ander knelpunt in dit verband is dat de overheid niet verplicht is bedrijfsge bouwen in relatienotagebieden aan te kopen. Het is voor de individuele ondernemer moeilijk verteerbaar dat hij bij aankoop van een vervangend bedrijf wel diverse grote kosten heeft waar tegenover geen enkele vergoeding staat (overdrachtsbe lasting, notariskosten enz.). In dit verband is ook vaak een probleem dat het bestaande melkquotum niet toereikend is voor het vervangende bedrijf elders. De Gewestelijke Raad pleit bij ver plaatsing van bedrijven uit relatieno tagebieden naar elders dan ook voor de volgende faciliteiten: vrijstelling van overdrachtsbelasting, subsidie voor het bouwen van nieuwe be drijfsgebouwen zoals vastgesteld in de boerderijverplaatsingsregeling in landinrichtingsgebieden, een redelij ke vergoeding voor de noodzakelijke onrendabele investeringen en de aanloopkosten bij de opstart van een nieuw bedrijf en het eventueel toe kennen van een nieuw melkquotum. Ten slotte dient bij de aankoop van gronden en gebouwen in reservaats- gebieden de taxatie plaats te vinden op onteigeningsbasis. J. Wierenga 10 Vrijdag 20 juli 1990

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 10