Boeren en tuinders bereid inspanningen voor het milieu te leveren Veevoer blijven kontroleren" LEI: "Halvering ammoniakemissie voor 1995 mogelijk zonder dat veestapel ingekrompen hoeft te worden" Peiling in ZLM-gebied wijst uit: Rapport LEI volgens PVV gebouwd op drijfzand De boeren en tuinders in het werkgebied van de ZLM zijn in ruime meerderheid bereid inspanningen te leveren om de negatieve effekten van hun bedrijfsvoering op het milieu te voorkomen. De milieumaat regelen moeten echter wel haalbaar en betaalbaar zijn en er moet voldoende tijd gegeven worden om de maatregelen te kunnen inpas sen. Dat zijn enkele hoofdlijnen uit de reakties die vanuit de ZLM- gelederen naar voren zijn gekomen bij de behandeling van het thema "Milieu en Bedrijf". Op 10 mei a.s. wordt over dit thema een congres gehouden in Utrecht, waar de resultaten van de diskussies in de verschillende regio's zullen worden gepresenteerd. Ook de ZLM heeft reakties gepeild, geïnventari seerd en doorgestuurd naar het KNLC, dat het thema in diskussie heeft gebracht. Hoewel ook de akkerbouwers bereid zijn milieu-inspanningen te leveren, wordt vanuit deze sektor wel de kanttekening geplaatst dat op dit moment de financiële ruimte ont breekt om ingrijpende investeringen ten gunste van het milieu te doen. Overigens verbindt de agrarische sektor de nodige voorwaarden aan het dienen van milieubelangen. In dit verband worden premies op milieu-investeringen en hogere prij zen voor milieuvriendelijk geteelde produkten genoemd. Andere voor waarden zijn dat in EG- en mondiaal verband overal dezelfde regels moe ten gelden en dat ook andere sekto ren, zoals industrie en verkeer, naar evenredigheid meebetalen aan het milieu. Overigens doet de landbouw al veel om het milieu en het land schap in stand te houden en te ver beteren. Akkerbouw In de zuidwestelijke akkerbouw, zo blijkt uit de peiling, worden op dit moment al een groot aantal maatre gelen genomen om meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen zo effi ciënt mogelijk toe te passen. Ge noemd worden onder andere grond en stikstofonderzoek door "Ooster beek", toepassen van rijenbespuiting- en en lage doseringen en meer me chanische onkruidbestrijding. Een verdere reduktie is mogelijk, maar knelpunten daarbij zijn: de financië le consequenties, het beschikbaar komen van voldoende alternatieve gewasbeschermingsmiddelen en re sistente rassen', de sterkere afhanke lijkheid van weersomstandigheden en de behoefte aan meer arbeid. De bereidheid om over te schakelen op gedeeltelijke of volledige geïnte greerde bedrijfsvoering (met mini male toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen) is zeer ruim aanwezig onder de akkerbouwers. Meer dan eens wordt opgemerkt dat De bereidheid om milieu-investeringen te doen is bij de ZLM-leden in ruime mate aanwezig. Er worden wel voor waarden aan verbonden, zoals het in EG- en mondiaal verband gelden van dezelfde regels en het naar evenredigheid meebetalen aan het milieu door andere sektoren, zoals het verkeer. in het Zuidwesten de akkerbouw al voor een groot deel geïntegreerd be zig is. Gepleit wordt voor meer on derzoek en voorlichting op dit ter rein. Naast vragen over het meest gunstige tijdstip voor strooien en Een halvering van de ammoniakemissie uit dierlijke mest lijkt tech nisch en financieel haalbaar voor veehouderijbedrijven zonder dat de veestapel ingekrompen wordt. Dit resultaat kan bereikt worden door aanpassingen van de mengvoeders, door vermindering van de stikstofbemesting van grasland, door bij aanwending de mest direkt in de grond te werken of door een deel van de mest in de stal aan te zuren. Om een verdere reduktie van de emissie te bereiken, tot ruim 60 a 80%, moet naar duurdere alternatieven worden gegrepen, zoals centrale mestverwerking, afdekken van de mestopslag en stalaanpas- singen. Door de hoge kosten voor deze verdere reduktie is het de vraag of de veehouderijbedrijven de last ervan kunnen dragen. Dit blijkt uit onderzoek van het Landbouw-Ekonomisch Instituut. Op basis van modelstudies heeft het LEI op bedrijfsniveau voor verschil lende dierkategorieën de mogelijk heden ter beperking van de ammoni akemissie onderzocht: voor zeugen, vleesvarkens, melkvee, leghennen, slachtkuikens, vleeskalveren en vleesstieren. De berekeningen heb ben betrekking op de mogelijkheden in het jaar 2000. Als basisjaar is 1986 gekozen. Veel technische de tails verkeren overigens nog in het stadium van onderzoek, waardoor deze studie als een eerste verkenning gezien moet worden. Uit de berekeningen blijkt dat het zo snel mogelijk in de grond werken van de mest en het gericht verlagen van het stikstofaanbod via het voer relatief goedkope manieren zijn om de ammoniakemissie per dierplaats te verlagen. Samen met de verbete ringen van de technische resultaten per dier en andere z.g. autonome ontwikkelingen (exklusief de veran deringen in de veestapel) kunnen de ze maatregelen de ammoniakemissie per dier(plaats) halveren. Door centrale mestverwerking, door het afdekken van de mestopslag en door stalaanpassingen (spoelen van mestkanalen) kan de ammoniake missie verder gereduceerd worden. De extra kosten per dier(plaats) per jaar nemen dan echter sterk toe. Verreweg het duurste alternatief is reiniging van de stallucht met bio- bedden of luchtwassers. Om bij Volgens het LEI kan door aanpassing van het voer, vermindering van de stikstofbemesting op gras, de mest in de stal aan te zuren of bij uitrijden di rekt onder te werken de ammoniakemissie uit dierlijke mest gehalveerd worden. melkvee een reduktie boven de 60% te behalen vormt aanzuren van mest een relatief goedkope maatregel. Nadeel in vergelijking met vermin dering van de stikstofbemesting van grasland is dat de nitraatuitspoeling" minder sterk afneemt, tenzij ook an dere maatregelen worden getroffen. In verhouding tot de arbeidsop- brengst van de veehouders van de laatste jaren (1983 tot 1988) bedra gen voor de bedrijven met varkens en melkvee de extra kosten 5 tot 10% van de arbeidsopbrengst bij een emissiereduktie van ongeveer 50% en ongeveer 25% van de arbeidsop brengst bij een reduktie van 70%. "Gebouwd op drijfzand" Volgens het Produktschap voor Vee en Vlees <PVV) is het LEI-rapport gebouwd op drijfzand, onder meer omdat een deel van de gehanteerde uitgangspunten nog niet of nauwe lijks is onderbouwd door metingen. Het PVV heeft wel waardering voor de eerste aanzet van het instituut om beperking van de ammoniakuitstoot te onderzoeken. Weinig hoopgevend De uitkomsten van het LEI-rapport zijn volgens het PVV op het eerste gezicht weinig hoopgevend voor de veehouderij. "Zeker waar het be treft de financiële gevolgen van het reduceren van de ammoniakemissie met 70%. Het arbeidsinkomen van een gemiddelde varkensmester zal dan met 25 tot 50% dalen. Achteraf kan dat nog tegenvallen, als blijkt, dat van te optimistische veron derstellingen is uitgegaan. Die kans is niet denkbeeldig. Immers het LEI schrijft zelf in het rapport, dat een deel van de gehanteerde uit gangspunten nog niet of nauwelijks onderbouwd is door metingen". Het PVV vindt het bepaald geen ge lukkige greep van het LEI om een "open-einden-onderzoek" te publi ceren. Het op grote schaal versprei den van onvolledige informatie brengt grote risiko's met zich mee. Het gevaar bestaat, dat de gegevens worden gebruikt om daarop (over- heids)-beleid te baseren. De vee- en vleessektor kan daarvan het slacht offer worden. spuiten willen de akkerbouwers bij voorbeeld weten hoe de kwaliteit van het eindprodukt op peil kan worden gehouden en hoeveel arbeid op welke tijden nodig is. Kortom, de onbekendheid met het volledig geïn tegreerd werken is nog groot. Het inzetten van de braakregeling als middel tegen de milieubelasting roept zeer verschillende reakties op. Nadeel hiervan kan zijn dat als ge volg van braaklegging andere perce len intensiever en dus meer belastend voor het milieu worden gebruikt. De indruk bestaat dat er in het Zuid westen weinig draagvlak bestaat bij de boeren om de braakregeling toe te passen. Een ruimere vruchtwisseling (lokaal in het Zuidwesten nu al ruimer dan 1 op 5) zal het ekonomisch rende ment onaanvaardbaar aantasten, zo blijkt uit veel reakties. Hierbij doemt tevens het gevaar op, dat Ne derland zijn positie op de aardappel- markt dreigt te verliezen. Gewassen voor de non- foodproduktie blijken op veel be drijven technisch zonder veel moeite inpasbaar. Maar ook hier worden vraagtekens geplaatst bij de ekono- mische haalbaarheid. Bovendien zal er voldoende politieke bereidheid moeten zijn om akkerbouwproduk- ten in de non-foodsfeer aangewend te krijgen. Een minderheid ziet Ne derland als te kleinschalig voor agri- fikatie. Dit zou toegepast moeten worden in landen met zeer groot schalige akkerbouw. Nederland zal zich moeten toeleggen op de teelt van "specialistische" produkten. Fruitteelt In de fruitteelt acht men in het Zuid westen een verdere emissiereduktie van gewasbeschermingsmiddelen haalbaar. Vijftig procent in vijf jaar is echter veel gevraagd, waarschijn lijk te veel. Wel zijn er mogelijkhe den om gerichter te spuiten en appa ratuur te verbeteren. De fruittelers zien nog geen alternatieven voor het gebruik van bodemherbiciden tegen onkruid. Wel moet het onderzoek op dit terrein doorgaan. De meer derheid vindt dat de groeiregulato- ren niet moeten worden afgeschaft. De sektor kan (nog) niet zonder en is bovendien niet in staat de kosten zelf op te brengen. Op de vraag welke positieve effekten de fruitteelt op het milieu heeft, werd onder andere geantwoord: aankleding van het landschap, produktie van zuurstof, werkgelegenheid en de gezondheid van de mens ("iedere dag een goud- reinet houdt de dokter van je bed"). Evenals de akkerbouwers en de fruittelers doen ook de veehouders in het Zuidwesten het nodige aan mi lieubescherming. Als maatregelen om tot een optimale stikstof- en fos- faatbenutting te komen worden meestal genoemd: onderwerken van mestopslag, inzaaien groenbe- mester, graslandgebruikskalender en voeren volgens de norm. Technische voorzieningen om de ammoniak uitstoot te beperken worden nog nauwelijks gebruikt. De problema tiek is in het Zuidwesten niet zoda nig urgent dat men meent ingrijpen de en kostbare maatregelen te moe ten nemen. Als er verplichtingen worden opgelegd moeten ze wel praktisch uitvoerbaar zijn, zo blijkt uit het overigens beperkte aantal reakties van de veehouderij. Symposium Zoals gezegd komen de resultaten van de regionaal gevoerde diskussies breed aan de orde op het symposium "Milieu en Bedrijf" op 10 mei a.s. in de Jaarbeurs te Utrecht. Op dit symposium zal onder andere het woord worden gevoerd door minis ter H. Alders (milieubeheer). De or ganisatie is in handen van het KNLC in samenwerking met de Agrarische Hogeschool Delft. Aanmelding is mogelijk via het ZLM-sekretariaat. 99 Overheid en Produktschap voor Veevoeder moeten voorlopig dat deel van het diervoeder blijven kon troleren dat niet vrijwillig gekontro- leerd wordt, vindt de kommissie vee houderij van het KNLC. De kom missie blijft bij haar eerdere stand punt dat de samenstelling van vee voer openbaar moet zijn. De vrijwillige kontrole van het vee voer door ACV/CLO omvat niet al le veevoer. Bovendien beperkt deze kontrole zich tot de grondstoffen die bij de fabriek worden aangevoerd en de verdere verwerking. De invoer en de produktie van grondstoffen voor het voer worden dus niet gekon- troleerd. De overheid is verantwoordelijk voor het totaal van de kontroles. Dat is een taak van de Algemene In- spektie Dienst (AID). Hét Produktschap voor Veevoeder analyseert op dit moment de aard en de frequentie van kontrole en kwali teitsbeheersing in de hele diervoeder kolom. Het schap kijkt zowel naar de officiële kontrole als de privaat rechtelijke en bedrijfskontroles. De veehouderij kommissie vindt voorlo pig dat overheid en Produktschap de kontrole moeten blijven doen van dat deel van de diervoederkolom dat niet onder de ACV/CLO-kontrole valt. Vrijdag 27 april 1990 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 17