Gewestelijke Raad Noord-Brabant onder voorwaarden akkoord met gebiedsgerichte benadering streekplanherziening In 1993 moet grondwateronttrekking in N.-Brabant bijna zijn gehalveerd PERSONALIA ««after* i> - .V JWP 3b »ï^**--2fcWb«6« In zijn vergadering van 21 februari jl. heeft de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap voor Noord-Brabant van gedachten gewisseld over de door het provinciaal bestuur uitgebrachte nota ''Hoofdlijnen voor de streekplanherziening". Ten aanzien van het voorgestelde re giobeleid staat de Gewestelijke Raad op het standpunt dat een ge biedsgerichte benadering aanvaardbaar is indien: aan bestaande agrarische bedrijven voldoende ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden; in gebieden waar de belangen van natuur en landschap van ondergeschikte betekenis zijn de landbouw veelzijdige ontwikke lingsmogelijkheden worden geboden; er kriteria worden gesteld om te komen tot een juiste kwalifikatie van de gebieden; een visie wordt gegeven op welke wijze en met welke instrumenten, waaronder de fi nanciële middelen, een gebiedsgerichte benadering wordt uitgewerkt. Bij een eerste toetsing van het voorgestelde regiobeleid blijkt dat niet geheel aan deze voorwaarden wordt voldaan. Ten aanzien van de voorgestelde ruimtelijke hoofdstruktuur moet ge- konstateerd worden dat prioriteit wordt gegeven aan de belangen van natuur en landschap en dat de land bouw pas aan de orde komt nadat de bestaande natuur- en landschapsbe- langen alsmede de te ontwikkelen natuur- en landschapsbelangen zijn veilig gesteld. De Gewestelijke Raad is van mening dat dat een oneven wichtige benadering is. In het Nationaal Natuurbeleidsplan is voor de te realiseren natuurkern- gebieden en natuurontwikkelingsge bieden twee respektievelijk drie maal de benodigde omvang landbouw grond gereserveerd. Bij vergelijking met de kaart met het Natuurbe leidsplan moet gekonstateerd wor den dat het provinciaal bestuur op de plankaart 2 een beduidend ruime re begrenzing heeft gekozen. Boven dien is niet bekend welke financiële middelen beschikbaar zijn voor de realisering van dit beleid. Een groot aantal agrarische bedrijven, die de bestaansbasis vormen voor een groot aantal gezinnen, wordt door dit beleid in een onduidelijke en on zekere situatie gebracht. De Ge westelijke Raad acht dit onaan vaardbaar. Het is onduidelijk hoe het voor gestelde milieu-beleid en het ruimte lijk ordeningsbeleid ten aanzien van de landbouw op elkaar zal worden afgestemd. De Gewestelijke Raad is van mening dat er vestigingsmoge lijkheden open moeten blijven en dat er voor bestaande agrarische be drijven voldoende ontwikkelings ruimte open gehouden dient te wor den, om een sterke en konkurreren- de landbouw te behouden. Dit is no dig alleen al om de kosten van de noodzakelijke milieumaatregelen te rug te kunnen verdienen. Provinciaal waterhuishoudingsplan Een werkgroep van de Gewestelijke Raad heeft het voorgenomen beleid van het provinciaal bestuur inzake de waterhuishouding bestudeerd en is tot de volgende bevindingen gekomen. De provincie geeft in de nota "Hoofdlijnen van beleid waterhuis houding Noord-Brabant" de na te streven doelstellingen weer. Deze doelstellingen zijn gebaseerd op de Derde nota waterhuishouding van het rijk alsmede op provinciale streefbeelden. In de rijks- en de pro vinciale nota wordt geen inzicht ge geven in de gevolgen van de na te Bedrijfsdeskundige fruitteelt Het team fruitteelt van de Dienst Landbouwvoorlichting (DLV) krijgt per 1 maart versterking van Johan Kruysse. Hij wordt bedrijfsdeskun dige, met als standplaats Goes. Jo han is 24 jaar. Hij behaalde in 1988 het HAS-diploma in Den Bosch. Na dien was hij kort in militaire dienst en werkte op een aardbeienvermeerderings- fruitteeltbedrijf. Johan Kruysse Benoeming Ing. D. Coumou tot directeur NIVAA Ing. D. Coumou is per 1 maart offi cieel benoemd tot directeur van het NIVAA, Nederlands Instituut voor de Afzetbevordering van Akker- bouwprodukten. De heer Coumou functioneerde vanaf vorig jaar okto ber als waarnemend directeur. Daar voor werkte hij als landenmanager pootaardappelen bij het instituut. Vrijdag 9 maart 1990 J. de Veer De Veer voorzitter Avéro Het bestuur van de Coöperatieve Vereniging Avéro Verzekeringen heeft de heer Joop de Veer (53) te Schagen aangewezen als zijn voor zitter. De heer De Veer treedt in funktie na de Algemene Vergadering in juni a.s. In deze vergadering zal de heer ing. Marcus Beetstra de voorzittershamer neerleggen wegens het bereiken van de statutaire leef tijdsgrens. De heer De Veer heeft een veehou- dersbedrijf te Schagen en is reeds ge durende 18 jaren als bestuurslid aan Avéro Verzekeringen verbonden. Daarnaast vervult hij vele bestuurlij ke funkties binnen de land- en tuinbouw. Benoeming bij NIZO Milieudienst BV Met ingang van 1 april is dr. G. de Groot benoemd tot Hoofd Labora torium van NIZO Milieudienst BV te Ede. De heer De Groot (41) stu deerde scheikunde aan de RU Utrecht. Hij trad in 1980 in dienst van het RIVM te Bilthoven. streven doelstellingen, evenmin heeft een toetsing op financiële aspekten plaats gevonden. Het is ge wenst dat het provinciaal bestuur de gevolgen van het geformuleerde be leid in beeld brengt alvorens de doelstellingen in het waterhuishou dingsplan worden opgenomen. In principe dient funktietoekenning plaats te vinden via de ruimtelijke ordening en krijgt gestalte in het streekplan. Het lijkt erop dat het waterhuishoudingsplan, waarin aan diverse watersystemen de funktie na tuur zal worden gegeven, eerder dan het streekplan in procedure zal wor den gebracht. Het is van belang dat toch eerst een afweging in het kader van de ruimtelijke ordening plaats vindt alvorens de funktietoekenning in het waterhuishoudingsplan ge schiedt. In de nota zijn normen op genomen voor de toelaatbare hoe veelheid nutriënten in grond- en op pervlaktewater, die deels gebaseerd zijn op het voorgenomen rijksbeleid. De vraag is of de landbouw bij de voorgestelde normering nog vol doende voedingsstoffen kan toepas sen om tot een goede gewasproduk- tie te komen. Bij de uitvoering van kultuurtechnische werken, waaron der bijvoorbeeld de verbetering of aanpassing van de waterhuishouding vindt meestal beïnvloeding plaats van de grondwaterstromingen en/of de kweldruk van in de omgeving ge legen natuurgebieden. De Derde no ta waterhuishouding vermeldt dat er wat dit betreft geen beïnvloeding mag plaats vinden. Als dat letterlijk wordt opgevat, wil dat zeggen dat er op een groot deel van de Brabantse zandgronden geen kultuurtechnische werken meer kunnen worden uitge voerd. Gelet op de algemene strek king van de derde nota zou moeten worden verwacht dat het gestelde niet zo letterlijk moet worden ver taald, doch dat bij de beoordeling van de voorgenomen werken toch een belangenafweging kan plaats vinden. Herziening van de nota "Inrichting Bestemmingsplan Buitengebied" De projektgroep Buitengebied, die in het leven geroepen is door Gede puteerde Staten ter voorbereiding van de herziening van hoofdstuk 3 van de nota "Inrichting Bestem mingsplan Buitengebied", staat voor de afronding van haar taak. De Gewestelijke Raad heeft ingestemd met de voorgestelde herziening be houdens een drietal onderdelen. Een werkgroep van de Gewestelijke Raad heeft de plannen van de provincie inzake de waterhuishouding bestudeerd. De werkgroep acht het gewenst dat de provincie allereerst de gevolgen van het geformuleerde beleid in beeld brengt. Zijns inziens dient een ruimere mo gelijkheid geboden te worden voor het oprichten van een woongelegen heid bij geleidelijke bedrijfsover- dracht, het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning en het oprichten van een mestopslag op afstand. Inrichting Door het rijk en de provincie wordt thans nieuw beleid ontwikkeld op het terrein van de ruimtelijke orde ning en het milieu. De invloed van de beleidsvoornemens manifesteert zich momenteel bij de afronding van de voorbereiding van het vooront werp landinrichtingsplan voor het gebied De Hilver. Vanuit het Natuurbeleidsplan zou een aanzienlijk grotere oppervlakte landbouwgrond de bestemming "natuurgebied" dienen te krijgen dan in het schetsontwerp was voor zien. Bovendien is uit hydrologisch onderzoek gebleken dat verlaging van de waterstanden in de (te natte) landbouwgebieden negatieve effek- ten heeft in de natuurgebieden en in de omgeving van het ruilverkave- lingsgebied. Dit wordt op grond van diverse be leidsvoornemens niet aanvaardbaar geacht. Door de verschillende dien sten van het Ministerie van Land bouw, Natuurbeheer en Visserij wordt nagegaan op welke wijze het nieuwe beleid in de plannen voor de ruilverkaveling De Hilver dient te worden ingepast. Beheer Momenteel zijn de beheerplannen voor diverse relatienotagebieden in voorbereiding. Dit betreft delen van de uiterwaarden van de Maas bij Den Bosch, Gijzenrooi bij Eindho ven, het Dommeldal bij Nuenen, het Helvoirts Broek en het Bossche Broek bij Sint-Michielsgestel. De Gewestelijke Raad heeft in de verga dering uitgesproken, de Relatienota te zien als een belangrijk instrument voor de landbouw om op vrijwillige basis rekening te houden met andere dan agrarische belangen en waarden. Deze vrijwilligheid is van belang voor de agrariër, die zelf zal moeten beoordelen of het afsluiten van een beheersovereenkomst in zijn be drijfssituatie past. Gemeentelijke bestemmingsplannen In de bestemmingsplannen, die re cent in het kader van het voorover leg en/of de procedure zijn ontvan gen, is een aantal nieuwe ontwikke lingen gekonstateerd. Dit betrof on der andere de volgende zaken: een beperking van de maximum omvang van de mestopslag van een agrarisch bedrijf; een jacht verbod in een na tuurgebied; de integrale opname in het plan van de 500 meter zone van de ecologische richtlijn; de volledige uitsluiting van de mogelijkheid tot vestiging van een agrarisch bedrijf; de volledige uitsluiting van de moge lijkheid tot vestiging van een pels- dierhouderij en een agrarisch hulp- bedrijf; een verdergaande beperking van de uitbreidingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven in het kernrandgebied. Provincie geeft te Schijf en Roosendaal tijdelijke uitbreidingsvergunning Ondanks bezwaren van de landbouw organisaties heeft het provinciaal bestuur van Noord-Brabant aan de waterleidingmaatschappij "Noord- West-Brabant" vergunning gegeven om te Hoeven uit te breiden. De ver gunning voor Schijf zal binnenkort worden verleend. Bestuursleden van NCB en ZLM zijn onlangs bij elkaar geweest ten behoeve van een stand puntbepaling met betrekking tot de verleende vergunningen en het pro vinciaal beregeningsverbod. De heer A. Boer, medewerker van de gewestelijke raad van het Land bouwschap te Tilburg, deelde de ver gadering mede dat de vergunningen voor uitbreiding te Schijf en straks voor Roosendaal maar van tijdelijke aard zijn. In 1993 moet Schijf terug van 10,5 naar 7 miljoen m3 per jaar, en Roosendaal van 5 naar 4 milj. m3. Hoeven mag jaarlijks 15 milj. m3 grondwater onttrekken omdat de schade voor land- en tuinbouw daar gering is. In Schijf en Roosendaal is de landbouwschade en de schade aan de natuur te groot om blijvend grote hoeveelheden te onttrekken. Het provinciaal grondwaterbeleid is er op gericht dat in 1993 zoveel mo gelijk gebruik gemaakt wordt van oppervlaktewater of andere alterna tieven. Een gedeelte van West- Brabant kan vanuit de Biesbosch van water worden voorzien. Er ligt immers al een waterleiding die nog niet in gebruik is. De industrie mag geen grondwaterwater meer gebrui ken voor koeldoeleinden en moet overschakelen naar oppervlaktewa ter of lucht. Ook zullen bepaalde in dustrieën andere zuiveringstechnie ken moeten gaan toepassen. Beregeningsverbod Voor de land- en tuinbouw komt de provincie vanaf 1-1-1991 met een be regeningsverbod. Tot 1 juli mag dan niet met grondwater beregend wor den. Deze maatregel moet 20 mil joen m3 per jaar besparen. Het Landbouwschap stelt voor het ver bod tot 1 juli terug te brengen tot 1 juni en dan met een beregeningsbe- perking van 11 uur 's morgens tot 5 uur 's middags. Vanaf half mei wordt de eerste snede gras ingekuild zodat bij beregening vanaf 1 juni, in een droge periode, hergroei mogelijk is. Voor de toekomst gaat de provincie beregening voor grasland harder aanpakken omdat uit berekenings tij fers blijkt dat dit niet rendabel is. Al deze provinciale maatregelen zul len ervoor zorgen dat vanaf 1993 de land- en tuinbouw geen schade meer kan claimen als gevolg van een ster ke grondwaterstandsdaling. Tot he den toe verloopt de uitbetaling van schade door waterleidingbedrijven goed. Degenen die voor 1989 een schademelding, als gevolg van grondwaterstandsdaling, hebben in gediend, hebben deze ook uitbetaald gekregen. Waterschappen moeten ten behoeve van de instandhouding van natuur gebieden een peilbesluit gaan ne men. Een groot aantal natuurgebie den in Noord-Brabant vertoont ver- drogingsverschijnselen. J.v.T.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 5