Rassen tegen rhizomanie
Rassenkeuze dient bij mais afgestemd op bestemming gewas
SELECTIE UIT RHIZOMANIE-RASSENPROEFVELDEN IRS 1989
Door de gunstige weersomstan
digheden gedurende voorjaar en
zomer zijn veel vroege aantastin
gen door rhizomanie voorgeko
men. Vaak bezat de grond nog
voldoende vocht om de sporen
van de schimmel die het rhizoma-
nievirus overbrengt de gelegen
heid te geven in de bietenwortels
door te dringen. Daardoor kon
het voorkomen dat op een groot
aantal percelen waar deze ziekte
tot nu toe niet was waargenomen
zich afgelopen jaar verschijnse
len van rhizomanie voordeden.
Op de van oudsher besmette per
celen werden opbrengstverliezen
tot 70% vastgesteld. Het zal dui
delijk zijn dat dan niet meer van
een rendabele bietenteelt kan
worden gesproken.
Ontsmetting en
grondbewerking
Van de chemische bestrijdingsme-
thoden is de grondontsmetting het
meest effektief. Hiermee kan het
wortelgewicht redelijk op peil wor
den gebracht, maar het suikergehal
te en de verwerkingskwaliteit blijven
laag. Dit komt omdat de schimmel
(Polymyxa betae) zich zeer snel kan
vermeerderen, zodat gedurende het
groeiseizoen opnieuw besmetting
met het rhizomanievirus kan optre
den. Door versnelling van de afvoer
van overtollig water worden de
besmettingskansen wat geringer. Dit
kan worden bereikt door verbetering
van de drainage indien deze niet in
orde is, maar ook door een aange
paste grondbewerking. Onderzoek
heeft uitgewezen dat diepwoelen een
gunstige uitwerking heeft, maar het
kan slechts een klein gedeelte van de
schade voorkomen. Ondiepe grond
bewerkingen, zoals ploegen en ver
schillende vormen van cultivateren,
hebben weinig of geen invloed op de
zwaarte van de aantasting. Vermoe
delijk wordt dit veroorzaakt door
het feit dat onder gemiddelde Neder
landse omstandigheden voldoende
water wordt aangevoerd om de in-
fektie mogelijk te maken.
Resistentieveredeling
Om de besmettingen voldoende te
rug te kunnen dringen en toch een
rendabele opbrengst te verkrijgen
zouden resistente rassen met daarbij
een zekere vorm van tolerantie (on
gevoeligheid voor aantasting) moe
ten worden ontwikkeld. Ook met de
huidige biotechnologische methoden
lijkt het nog niet mogelijk een goede
resistentie naar suikerbieten over te
brengen.
Men is er echter wel in geslaagd om
een kruisbescherming in te bouwen
door planten het manteleiwit van het
rhizomanievirus te laten produce
ren. Op die manier wordt de ver
meerdering belangrijk afgeremd.
Het zal echter nog geruime tijd du
ren voordat proefrassen met deze
vorm van resistentie beschikbaar ko
men. Bij het huidige aanbod van
proefrassen komt wei een gedeelte
lijke resistentie voor, die echter on
voldoende lijkt om een verdere op
Besaetting:
niet-zeer licht
licht
aatig
zvaar
zvaar
Ras
Colijnsplaat
Nagele
Arneauiden
St. Maartensdijk
Veere
suikergevicht
relatief
suikergevicht
relatief
suikergevicht
relatief
suikergevicht
relatief
suikergevicht
relatief
Accord
98
97
93
83
68
Rima
97
121
157
173
287
Rizofort
93
123
147
214
332
Accord Univers
t/ha
10,962
t/ha
9,453
t/ha
6,553
t/ha
3,009
t/ha
2,016
bouw van de besmettingsgraad in
een perceel tegen te houden.
Ervaringen met tolerante
rassen
Op de proefvelden van het IRS werd
vastgesteld dat enkele van de ont
wikkelde tolerante proefrassen in
staat zijn om een goede opbrengst te
behalen op niet al te zwaar aange
taste percelen. Bij zware gevallen
loopt met name het wortelgewicht
terug. Het produktievermogen van
deze rassen ligt 5-10% lager dan dat
van een standaard handelsras en er
dient daarom zorgvuldig te worden
overwogen of het inzetten van een
dergelijk ras wel zinvol is. Voor het
komende teeltseizoen zijn er twee
rassen beschikbaar die ingezet kun
nen worden, namelijk Rima (SES)
en Rizofort (Van der Have). Uit bij
gaand overzicht van enkele proefvel
dresultaten kan worden èfgeleid dat
hiermee een rendabele bietenteelt
kan worden bedreven, behalve in ge
val van zeer zware besmettingen.
Ook dan zal het echter nog aantrek
kelijk blijven deze rassen te telen.
Tevens bestaan er binnen het huidige
rassenbestand ook verschillen in ge
voeligheid, wat blijkt uit de op
brengsten van Univers en Accord in
de verschillende proefvelden.
Wel of geen tolerant ras
Indien op het perceel waar de bieten
moeten komen in het verleden al
eens rhizomanie, verspreid over een
groot" gedeelte, is waargenomen zal
het altijd zinvol zijn een tolerant ras
te zaaien. Ook al was toen de schade
gering, de vermeerdering van de
ziekte gaat zo snel dat bij een vol
gende keer bieten wel aanzienlijke
schade zal optreden. Zelfs bij lage
temperaturen gedurende voorjaar en
zomer zal dan altijd nog een belang
rijke invloed op het suikergehalte
merkbaar zijn.
Nu kan het gebeuren dat bij een
voorgaande teelt slechts enkele klei
ne besmettingshaarden werden vast
gesteld of dat er in het geheel geen
informatie over het betreffende per
ceel beschikbaar is. In dat geval
bestaat de mogelijkheid een grond
monster bij het Bedrijfslaboratori-
um voor Grond- en Gewasonder-
zoek te Oosterbeek te laten onder
zoeken. Dit neemt echter zeker drie
maanden in beslag en zal daarom
voor de rassenkeuze dit jaar niet
meer kunnen worden gebruikt. Het
is echter wel zinvol om wat verder
vooruit te denken en de percelen
waar in 1991 de bieten moeten ko
men alvast te selekteren en indien
nodig daar grondmonsters van te la
ten nemen. Voor de rassenkeuze
hoeft niet elke 1/3 ha te worden on
derzocht, maar kan meestal wel wor
den volstaan met een aantal dat
overeenkomt met het monsteronder-
zoek op bietecysteaaltjes (1 per 2
ha).
I.R.S.
W. Heijbroek
Bij de keuze van uw maisras voor
het komende seizoen is het van
belang dat u weet wat u met de
mais gaat doen. Wordt deze als
snijmais, korrelmais, CCM of
maiskolvenschroot geoogst? De
keuze bepaalt voor een zeer groot
deel het uiteindelijke financiële
saldo per hek tare!
Het bestaan van zogenaamde "dub
beldoelrassen" die de keuze voor u
makkelijker maken klinkt goed in de
oren, maar gaat in de praktijk niet
op. Voor korrelmais heeft u bijvoor
beeld rassen nodig die zeer vroeg
zijn en beter bestand tegen de weer
sinvloeden tijdens een natte herfst.
Dan kunt u zelfs met een vroeg snij-
maisras nooit de resultaten behalen
die met een specifiek korrelmaisras
te halen zijn.
Kies dus uw maisras bewust en afge
stemd op het vooraf bepaalde doel.
Indien u nog niet weet wat u met de
mais gaat doen kies dan een korrel
maisras, omdat van korrelmais al
tijd snijmais gemaakt kan worden
maar van snijmais geen korrelmais.
De beste korrelmaisrassen zijn ook
het best geschikt voor CCM en
MKS.
Snijmais
Bij de keuze van snijmaisrassen gaat
het om een kombinatie van goede
landbouwkundige cijfers voor lege
ring, beginontwikkeling, etc. en een
goede opbrengst. Hierbij is de voe-
derwaarde, dus de VEM in de dro-
gestof een maat voor de kwaliteit
van het ruwvoer. Kies als snijmais
een ras dat op de Rassenlijst mini
maal het cijfer 100 heeft voor voe
der waarde.
Wanneer snijmais wordt geteeld
voor ruwvoeraanwending op het ei
gen bedrijf, zijn de volgende rasei
genschappen zeer belangrijk:
- verteerbaarheid (VEM per kg
drogestof)
- voederwaarde-opbrengst per
hektare
Een maisras wat landelijk grote be
kendheid geniet is Brutus.
Brutus is een vrij vroeg ras met de
hoogste voederwaarde (VEM per kg
droge stof) van alle snijmaisrassen.
Het ras dat in 1989 met veel succes is
geïntroduceerd is Slavis. Slavis heeft
op de RIVRO-proefvelden en in de
praktijk hoge drogestofopbrengsten
en zelfs de hoogste voederwaarde-
opbrengst per hektare gegeven.
Op zware kleigronden is de stevig
heid van de maisplanten van groot
belang. Een ras dat een hoge voeder-
waarde geeft en zeer stevige planten
vormt is Presta. Tevens is Presta een
tamelijk kort ras, zodat de kans op
afbreken van de stengel bij na
jaarsstormen zeer klein is.
Voor de teelt van korrelmais zijn
specifieke rassen nodig. Dit omdat
korrelmais langer op het veld staat
en er dus hogere eisen aan de stevig
heid en de gevoeligheid voor stengel-
rot worden gesteld. Het drogestof-
percentage wat door de rassen be
reikt wordt is van groot belang voor
de vroegheid van de rassen en het
uiteindelijke financiële resultaat.
Ook omdat de droogkosten het
zwaarst meetellen in de totale kosten
per hektare.
Anjou 09 is een nieuw ras wat zeer
geschikt is als korrelmais, omdat
naast goede cijfers voor stevigheid
en opbrengst het ras ook het vroegst
is en dus op een vroeg tijdstip een
laag vochtpercentage heeft. Hier
door kunnen droogkosten worden
teruggedrongen. Tevens heeft het
ras een goede dorsbaarheid waar
door de verliezen worden beperkt
tijdens de oogst.
CCM en MKS
CCM (Corn Cob Mix) is het oogsten
van de korrel met maximaal 20%
spil. Dit wordt dan met een hamer
molen vermalen en ingekuild. Hier
mee krijgt u een voersoort met een
hoge voederwaarde. De opbrengst
per hektare is echter aanzienlijk
minder. Omdat alleen de korrel met
spil worden geoogst is een drogestof-
percentage van minimaal 50% nodig
om geen problemen te krijgen met
de verwerking.
MKS (Maiskolvenschroot) is het
produkt dat men krijgt als de mais-
kolven met schutbladeren en spil
worden geoogst. Dit wordt door een
kolvenplukker en een hakselaar met
een speciale messenkooi verhakseld.
Het geeft een iets hogere opbrengst
per hektare dan CCM maar met een
lagere voederwaarde.
CCM en MKS vragen bij de opslag
extra aandacht, omdat de gevoelig
heid voor broei zeer groot is. Voor
beide teelten kunt u het beste een
korrelmaisras zaaien dat ook weer
net als specifiek korrelmais zeer
vroeg is en oogstzeker.
Anjou 09 is ook voor CCM en MKS
het meest geschikte ras. Niet alleen
omdat het ras duidelijk vroeger is
dan alle andere'rassen voor deze toe
passing, ook de oogstzekerheid is
uitstekend. Dit komt naar voren in
de goede cijfers voor stevigheid, fu-
sarium resistentie en dorsbaarheid.
Anjou 09 is als enige maisras opge
nomen op de officiële Rassenlijst
van 1990 voor de toepassing van
korrelmais, CCM en maiskolven
schroot. Cebeco Zaden b.v.
Overzicht van de raseigenschappen bij korrelmais, CCM en maiskolven
schroot
Hoge cijfers betekenen gunstige
waardering van de betokken eigen
schap. De cijfers en getallen zijn
gem. van 1984 t/m 1989.
cn
c
c
O
-C
co
O
"Dubbeldoelrassen" bestaan in de maïsteelt niet. Voor elke bestemming zijn er rassen die daar specifiek op zijn toege
sneden.
Rubricering voor korrelmais en CCM: A B B N
Rubricering voor maiskolvenschroot: A A B N
1. Beginontwikkeling
7
75
6'
65
8
7*
2. Gevoeligheid voor kou
55
7
6
5S
6S
8S
3. Vroegheid bloei
8
75
75
75
6S
75
4. Resistentie tegen builenbrand
8
8
8
65
5. Oogstbaarheid1)
7
8
8S
8
6S
6
6. Dorsbaarheid
8
8
8
85
8
6»
7. Vroegrijpheid van de korrel
7
55
6
85
5»
7»
8. Lengte in verhoudingsgetallen
98
97
105
96
111
103
9. Hoogte kolfaanzet in verh.getallen
105
93
102
81
111
95
10. Drogestofgehalte korrel in
63,7
62,3
62,6
65,8
62,4
64,3
11. Drogestofgeh. korrel spil in
57,8
56,8
56,6
60,5
57,1
58,0
12. Drogestofopbrengst korrel
spil in verhoudingsgetallen
101
102
97
102
106
105
13. Korrelopbrengst in verh.getallen
101
101
98
99
105
103
1) De oogstbaarheid duidt op de kans op omgevallen planten door zowel legering a/s stenge/rot-
aantasting.
rassenbijlage 1990