Bezuinigingen bij rassenonderzoek brengen bouwplanverruiming in gevaar! Rassenkeuze voor de geïntegreerde akkerbouw O O M De Nederlandse akkerbouwer zal in de toekomst als eerste in de EG niet meer, althans veel minder, kunnen profiteren van nieuwe ontwikkelingen in de plantenvere deling bij een groot aantal rela tief kleine, maar zeer nuttige gewassen. Dit verwacht ir. A.J.M. Geerts van het verdelingsbedrijf Baren- brug in Oosterhout. De heer Geerts uit zijn bezorgdheid naar aanleiding van een bezuinigings operatie van het ministerie van landbouw bij het rassenonder zoek (meer hierover in het artikel "Witbloeiende veldboon maakt teelt weer interessant" op pag. 5). Het ministerie gaat het aantal for matieplaatsen bij het Rijks Instituut voor Rassen Onderzoek te Wagenin- gen (RIVRO) met de helft terugbren gen van 14 naar 7. Daardoor komt ook de in ons land zo noodzakelijke bouwplanverruiming op de tocht té staan, immers boeren vinden in de toekomst in een afgeslankte rassen- lijst alleen nog de gebruikelijke cul tuurwaardewaardering van de grote gewassen wintertarwe, zomergerst, suikerbieten, aardappelen en snij- maïs. Gewassen die uit de boot val len zijn o.m. erwten, veldbonen en vlas, koolzaad en luzerne. Brief De voorgenomen bezuiniging is vol gens de voorzitter van de overkoepe lende vereniging van zaadveredelaars en planten kwekers in ons land (NZP) ir. M. Kamps door de overheid veel groter dan eerder was overeen gekomen. Er was een fifty-fifty verhouding van de kosten afgesproken maar de over heid heeft zoveel meer bezuinigd dat we daar lang niet aan toe komen. De NZP heeft dan ook inmiddels samen met het Landbouwschap een brief gestuurd naar het ministerie waarin uitdrukkelijk wordt gewezen op het grote belang van een rassenbeoorde- ling in de volle breedte en op een ge lijke financiering van de kosten. Kamps: "We kunnen niet akkoord gaan met het teloorgaan van het ge zag van de Nederlandse Rassenlijst die niet alleen in ons land, maar ook in talrijke andere landen een naam te verliezen heeft. Jammer dat de over heid bij de reorganisatie van het ras senonderzoek niet naar ons geluisterd heeft. Vier jaar overleg blijkt voor niets te zijn geweest, ge tuige dit ongenuanceerde beleid van de overheid." Het rassenonderzoek bij de sierteelt gewassen zal extra worden gestimu leerd. "Het lijkt erop alsof de akkerbouw door de overheid is afge schreven," aldus de heer Kamps. Door de herstrukturering van het RI VRO dreigt öok een deel van het ob- jektieve onderzoek te verhuizen naar de grotere kweekbedrijven. Af. Kamps Dit houdt het gevaar in zich dat de onafhankelijkheid van het rassenon derzoek en de integriteit van de Ras- senfijst in gevaar komen. De grote internationale faam van onze rassen- lijst staat op het spel. Bouwplanverruiming Oud-direkteur van kweekbedrijf Zei der ir. J.G. Boonman is ook ongeluk kig met de manier waarop Den Haag omgaat met het RIVRO en de proefstations. De overheid trekt zich terug van het routinematige praktijk onderzoek. Boonman: "In het cultuurwaarde-onderzoek werden tot op heden in opdracht van de "Com missie tot Samenstelling van de Ras senlijst" door het RIVRO proeven verricht aan rassen die haar door Ne derlandse of buitenlandse verede- lingsbedrijven ter beproeving waren aangeboden. Dit onderzoek werd, volgend op maar onafhankelijk van het onder zoek van de aanbinders zelf, door het RIVRO in eigen beheer uitge voerd in proeven die als representa tief werden erkend over het gehele land. Het moet niet zo zijn dat de voorkeur voor bepaalde rassen te propagandaverschijnselen. Kwaliteits aspecten zijn hiervoor gevoeliger saspecten zijn hiervoor gevoeliger dan een veel objectiever gegeven als kilo-opbrengst. Wat gaat er nu gebeuren als het ras senonderzoek niet door het RIVRO kan worden uitgevoerd, omdat de middelen niet meer door Den Haag worden verstrekt? Het RIVRO zal gewassen (moeten) afstoten die min der belangrijk zijn. Er zal ook ge probeerd worden het rassenonderzoek elders onder te brengen. Eensdeels bij de vérede- lingsbedrijven zelf, anderzijds bij de regionale onderzoekcentra. Voor de veredelingsbedrijven is dat enerzijds een extra belasting maar ook tijdwinst, want wellicht kan de "officiële" beproevingsduur voor een deel samen vallen met de interne beproeving van de individuele, maar ook de gezamenlijke veredelingsbe drijven. Vragen Het rassenonderzoek dat eventueel naar de regionale onderzoeken toe wordt gedelegeerd werpt nog meer vragen op, want deze centra waren gericht op teelttechnisch-, meer dan op rassenonderzoek. Het gevaar van neven-effekten van zulk een decen tralisatie is bovendien groot. Plantenveredelaars en telers zijn er bij gebaat dat rassen een zo breed mogelijke verspreiding hebben, om dat zulke rassen bewezen hebben op langere termijn meer betrouwbaar zijn. Daarvoor zijn uniforme, c.q. uniform gecoördineerde proeven een eerste vereiste. De voorgestelde de centralisatie brengt de gewenste uni formiteit van zulke proeven in gevaar. Als Wageningen" straks slechts "administratief coördinator" en geen uitvoerder van landelijke ras- senproeven meer is, boet de Rassen- lijst in aan gezag. En dat is niet in het belang van teler, noch plantenver- edelaar", aldus ir. Boonman. Binnenkort vindt weer overleg plaats tussen de NV NZP en het ministerie, maar de kans dat de bezuinigingen worden teruggedraaid, lijkt niet groot. De rassenkeuze in het geïnte greerde systeem is één van de maatregelen waarbij we met be houd van rendement het milieu zo min mogelijk proberen te be lasten. Naast een verantwoorde rassenkeuze zullen ook andere maatregelen, zoals bemesting en gewasbescherming aangepast worden. Bij de rassenkeuze houden we re kening met een maksimale pre ventie tegen ziekten, plagen en onkruiden. Dit betekent dat niet altijd het ras met de hoogste op brengst wordt gekozen. Het fi nanciële resultaat hoeft echter niet minder te zijn, indien er ver volgens een besparing wordt be reikt in het gebruik van chemi sche middelen en in de be mesting. Een zaadbehandeling heeft altijd de voorkeur boven een volveldsbehandeling omdat er op deze wijze veel minder mid del wordt gebruikt. ten vooral van belang is voor de pootgoedteelt. Bij de keuze van een ras zal men zich echter eerst moeten oriënteren wat de afzetmogelijkheden zijn. zie tabel 1 Suikerbieten Voor een geïntegreerde rassenkeuze zijn de volgende eigenschappen van groot belang: - Zo hoog mogelijke suikerop brengst op basis van een hoog sui kergehalte; met een zo hoog mogelij ke winbaarheidsindex; - Zo laag mogelijke grondtarra en goede rooibaarheid, afhankelijk van de grondsoort; - Vroege grondbedekking en grote loofhoeveelheid ter onderdrukking van éénjarige onkruiden; Bij de keuze van een ras zal men zich mogelijkheden zijn. Voldoende resistentie tegen schieten. In tabel 2 staan de keuze-kriteria weergegeven, alsmede de rassen die hier momenteel het beste aan voldoen. zie tabel 2 Granen Bij de rassenkeuze voor gerst en tar we is met name de ziekte resistentie van belang, dus geen rassen kiezen die sterk worden aangetast door roest of meeldauw. Een hoog cijfer voor strostevigheid kan in kombina- tie met een aangepaste stikstofbe mesting een bespuiting met groeire- gulator voorkomen. Een bladrijk ras kan een betere onkruidonderdruk king geven. eerst moeten oriënteren op wat de afzet- Erwten Bij de teelt van zaaierwten zijn de semi-bladloze rassen minder gevoe lig voor ziekten. De bedrijfskundige voor geïntegreerde akkerbouw, Ing. A.J. de Hulster Tabel 1. Criteria bij de rassenkeuze voor de geïntegreerde aardappelteelt met vermelding van de al of niet aardappel moeheid resistente Nederlandse rassen die in meer of mindere mate voldoen. Criteria Beoordeling van de rassen (Rassenlijst 1989) Fres- Concor- San- Her- Agria Ajax Es- Kon- co de té ta cort dor Sur prise 1. Aardappel- moeiheids- rA rA rABCD rA rA - - - - resistentie 2. Phytophtora- resistentie; blad minimaal 6 6 6 6 6 6 6 8 6 7 knol minimaal 6 8 75 8 7 7 7 8 7 8 3. Virusresistentie: bladrolvirus min. 6 6 65 6 65 55 75 7 6 6 Y-n virus min. 6 9 95 r 85 95 75 8 65 8 4. Vroegrijpheid: minimaal 6 8 75 65 6 65 7 65 65 95 5. Alle overige eigen schappen: door teler nader te bepalen Rassen Criteria Univers 2) Furore Accord 1. Interne kwaliteit - suikergehalte - winbaarheid minimaal 100 100 100 102 101 102 101 2Onkruidonderdrukking - vroegheid grondbedekking - loofhoeveelheid minimaal 75 7 5,5 8 8,5 8 7,5 3. Externe kwaliteit - rooibaarheid (zware/lichte grond) minimaal 7 - grondtarra 3) maximaal 100 8,5/7 87 6/6,5 96 7,5/7,5 95 4. Schietresistentie minimaal 7 8 6 8,5 5Bruto suikeropbrengst 105 101 99 1) Bron: Rassenlijst 1990 2) Aanbevolen voor zeer zware grond met weinig onkruiddruk 3) Een punt vertegenwoordigd een waarde van f 3,-- per ha. Aardappelen Met name de bestrijding van phy- tophthora vraagt bij het gangbare ras Bintje veel middel door de hoge gevoeligheid. De voorkeur gaat daarom uit naar een ras wat in het loof en de knol minimaal een re sistentie heeft van 6. Als uit uitgebreid bodemonderzoek blijkt dat er geen aardappelcyste naaltjes aanwezig zijn kan een AM- vatbaar ras worden geteeld. Bij besmetting dient het biotype van het aaltje te worden bepaald, waarna de rassenkeuze wordt afgestemd op dit type. In de praktijk zal men nu gaan af wisselen tussen vatbare en resistente rassen. De vroegheid van een ras zal een gunstige invloed hebben op de rooibaarheid en kan de loofvernieti- ging vergemakkelijken. rassenbijlage 1990 In tabel 1 staat een aantal rassen welke in aanmerking kunnen ko men. Het zal daarbij duidelijk zijn dat een hoog cijfer tegen virusziek-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 27