Graan en brood in de Derde Wereld Hoezeer ook een mens bij brood alleen niet kan leven, het brood- vraagstuk is er een van alle eeuwen en van alle plaatsen. Daarmee worden we door de T.V.-beelden van hongerlijdende mensen in Ethio pië, weer eens scherp gekonfronteerd. In dit artikel is speciaal aan dacht gegeven aan de ontwikkeling van de brood- en voedselberei ding in Noord- en Midden Afrika. Deze ontwikkeling is merkwaar dig, omdat deze landen aanvankelijk een hoge graad van ontwikke ling hadden, in het bijzonder ook met betrekking tot het verbouwen van graan en het bereiden van voedsel en brood, waaraan Egyptische en Joodse invloeden uiteraard niet vreemd zijn. In de vroege steentijd moet met na me Noord-Afrika verhoudingsge wijs dicht bevolkt geweest zijn. Men neemt aan dat de huidige onafzien bare steppen destijds malse weiden waren, waarin het CroMagnon-ras hun kudden voerde. Het is aanneme lijk dat tussen 10.000 en 3000 jaar voor Chr. nog geen landbouw werd bedreven, dan dat men hoogstens wilde grassen inzamelde. Omstreeks 2000 voor Chr. moet er tussen Egyptenaren en Berbers kon- takt geweest zijn waardoor er een vermenging plaatsvond van het ge noemde blonde ras met de meer don kere rassen uit Egypte, alsook uit Abessinië. Dit kontakt is er de oorzaak van dat de ploeg vanuit "Egypte z'n intrede deed in de landen van Noord-Afrika en mét de ploeg - die toen uiteraard zeer primitief van vorm was - een be paalde techniek om graan te verbou wen en te verwerken tot voedsel. Na die tijd begonnen de Phoeniciërs de kusten van Noord-Afrika te bezet ten, waarop ze in 814 voor Chr. de stad Carthago stichtten. Dit was de eerste steen voor een machtig rijk dat later samengesteld zou worden uit verschillende kleine nederzettin gen en bevolkingsgroepen. Een der gelijke ontwikkeling was mogelijk omdat Carthago een goed achter land had, waarin de inheemse Ber bers hun graan verbouwden. In het huidige Tunesië zijn een drie tal Atlaslanden verenigd die zich uit strekken' tot de kusten van de Mid dellandse Zee. De Phoeniciërs heb ben ook in deze landen veel invloed gehad en daaraan is het te danken dat de oorspronkelijke Egyptische en Joodse overleveringen op het ge bied van graanverbouw en alles wat daarmee samenhangt tot zelfs in de kustgebieden, tot in de Sahel en de landstreken van Sheitla werden verbreid. Ondanks de in die vroege eeuwen be trekkelijk primitieve middelen waar over men beschikte, slaagde men er toen reeds in de granen te veredelen. Door betere beplantingssystemen, goede bemesting van de grond en doeltreffende bewerking bereikte men betere opbrengsten. Het is vei lig aan te nemen dat de graanweten schap in die vroege eeuwen onder de toenmalige omstandigheden reeds op een vrij hoog peil stond. Mago, een der grondleggers der Car- thagische macht, moet niet minder dan 28 boeken over landbouw - huis houdkunde geschreven hebben -. Zelfs de Romeinen eren hem nog als de "vader van de landbouw". Ook Plinius herinnert in zijn 'natuurge schiedenis' aan Mago. Over de broodbereiding is uit die eeuwen weinig bekend. Zeker is ech ter dat reeds in de vijfde eeuw voor Chr. alom brood gebakken werd, al wi itLv „-Ai1 Noord-Afrikaanse boer in de oase van Kaala-Matmatta, met de kameel voortgetrokken houten ploeg, die reeds bij de oude Egyptenaren bekend was. Dorpsleden: links de bovenkant waarop de boer of dorser plaatsneemt en rechts de onderkant die beslagen is met ijzeren pennen. De ijzeren ring op de bovenzijde is om het trekdier aan te binden. moet erbij vermeld dat het woord "brood" ook wel in het algemeen gebezigd werd voor diverse graange- rechten, zoals dikke graanbrij, - die tot een bol gevormd in bakkuilen gaar en eetbaar werd gemaakt -, doch die de naam brood, zoals wij kennen, allesbehalve verdient. Vooral in de cultus speelde graan en brood een grote rol. De aar gold oudtijds, naast het ei als symbool van de vruchtbaarheid. Graan en brood behoorden tot de meest be kende offergaven, zoals bijvoor beeld bij de eerstelingenoffers. In het jaar 396 voor Chr. werd de reli gie van de Griekse graangodin De- meter op Sicilië als staatsreligie ge proclameerd. De mogelijkheid bestaat dat de over en weer gaande kontakten tussen Sicilië en Carthago ook - zowel wat het agrarische- als het voedingspatroon betreft - van in vloed zijn geweest, waardoor via Sici lië ook Griekenland in dezen bereikt is. Verschillende bronnen wijzen erop dat in Carthago naast het gewo ne dagelijkse brood, ook al kleine broodjes en zelfs fijner bakwaren en naast "profaan" brood ook speciaal religieus brood gebakken werd. Spoedig daarna, namelijk op de helft van de tweede eeuw voor Chr. werd de stad Carthago verwoest en onder Romeins bestuur geplaatst. Het zijn vooral de Romeinen ge weest die de graanverbouw ten zeerste bevorderd hebben, terwijl ook de maaltechniek met grote sprongen vooruit ging. Dit geschiedde eigenlijk uit levensbe lang. In Italië, waar de grootgrond bezitters de dienst uitmaakten, was enorm veel bouwland in weidegebied omgezet, omdat men van oordeel was dat runderen en schapen meer winst opleverden dan akkerbouw. Dank zij de expansie van de groot grondbezitters was de toevoer van graan verzekerd, ook nadat het ei gen land der Romeinen als koren land was ondergegaan. Zo was dan in de tweede na-christelijke eeuw de hele strook Noord-Afrika van Tunis tot aan Tanger één wuivend Ro meins korenveld. De grootheid van de Romeinen bestond ook daarin dat zij van honderdduizenden noma den echte boeren maakten. Ze dwongen de Berbers het paard te verlaten om in plaats daarvan de grond te bewerken en te bezaaien. Met de komst van de Vandalen om streeks 429 kwam hier een einde aan. De Vandalen verbonden zich met de negers uit het zuiden: zij haatten de landbouw en zij versloegen en ver jaagden de pachters van de rijken en de kleine boeren en deze ontwikke ling was het einde van graanland en grote cultuur van Noord-Afrika. Hoe staat het er dan nü voor in de noordelijke contreien van Afrika? In het algemeen zijn de levens omstandigheden er niet veel gunsti ger op geworden. Terwijl de bevol kingsaanwas nog steeds toeneemt is het landbouwareaal er niet beter op geworden: nog steeds is er de niet af latende strijd tegen de verzanding vanuit de Sahara-woestijn. De ont bossing neemt grote vormen aan en de erosie van landbouw- en weide gronden neemt nog steeds toe. Dank zij ontwikkelingshulp en land- bouwprojekten vanuit Europa komt er wel wat op gang, doch de autoch tone bevolking, die voor een deel uit nomaden bestaat of half-nomaden, werkt niet altijd mee. Nog altijd ziet men in Afrika de primitieve houten ploeg in gebruik. Nog altijd ziet men er de typische dorssleden waarvan reeds in de Bijbel wordt gerept. Nog altijd ziet men er de Bedoeïnevrou- wen graan stampen, graan wannen. Aan de rand van de Sahara troffen we dit woonhol aan waarin Berbers ver blijf hielden: tegelijk woonruimte, maar ook de maalderij en de baktechniek werd hier beoefend. Op de voorgrond de maalsteen. Toen we binnenkwamen was de vrouw op de achtergrond bezig met malen, doch ze wilde niet gefoto grafeerd worden. Onder de maalsteen een geitevel om de maalprodukten op te vangen. Rechts bevindt zich de primitieve bakoven: onder een cylindervor- mig gat wordt de "oven" gestookt, terwijl het deeg tegen de wand gekleefd wordt. Bij het bakken wordt het deksel (rechts onder) opgelegd. 12 Toch is er wel kentering te bespeu ren. De Europese ploeg gaat hand over hand terrein winnen. In Mali bijvoorbeeld zijn de dorpssmeden druk in de weer om een eigen Afri kaanse ploeg te maken en zelfs ziet men hier en daar traktoren in ge bruik. Ook het landbouwonderwijs vindt al meer waardering van de be volking. Dank zij dit alles is de graanproduktie de laatste tientallen jaren belangrijk gestegen, in verge lijking tot de honderden jaren waar in de ontwikkeling van de aanvanke lijk zo merkwaardig sterk ontwik kelde landen en volken naar het schijnt niet alleen heeft stilgestaan, maar zelfs achteruitgegaan was. Het bereiden van meel uit het graan gaat in Noord-Afrika en ook in de zuidelijker gelegen streken, zoals in Tschaad nog uiterst primitief. Het graan wordt een weinig bevochtigd, daarna stukgewreven en vervolgens wordt het zo ontstane schroot in de zon gedroogd. Daarna wordt het graanschroot in een hoge vijzel met een stamper bewerkt. Tenslotte wordt dan het uiterst grove meel wat gesorteerd met enkele zeven. Volgens dr. Max Wahren, die vorig jaar een reis maakte door Noord- en Midden-Afrika zijn er hier en daar al wel wat handbediende molens te zien: twee vlakke stenen waarvan de bovenste draaibaar is gemaakt, met een kort handvat. Ook nu nog is het graan bewerken, het draaien aan de molen, alsook het bakken van brood het werk van de vrouwen. Slechts hier en daar zijn er op het platteland ambachtelijke bak kerijen. Veelal zijn zowel de molen, als de bakkerij in één ruimte. De oorspronkelijke graanspijs "brij" is bij de Berbers en Bedoeï- nen nog steeds aktueel. De brij (deeg) wordt gemaakt van grof graanschroot, aangemaakt met gei tenmelk. De vorm van het brood is plat-rond. In de meer vooruitstre vende streken van Noord-Afrika wordt naast gerste- ook brood ge bakken van tarwe, doch ook dit nog in de plat-ronde vorm. In het gebied van Kaala-Matmatta is het gewoonte om het oppervlak van het brood te bewerken met stempel. Dikwijls zijn het stempels met daar in de naam en het wapen van de "vakman"-bakker, terwijl in som mige broden gaten gestoken worden om deze te vullen met allerlei kruide rijen, als anijs en karwij. Naast de primitieve klei-oventjes op het platteland kan men hier en daar toch al wat meer modern gestookte ovens en zelfs al mechanische bak ovens in gebruik zien. De ontwikke ling staat ook in Afrika niet stil. Al gaat het heel wat trager als bij ons in het noorden. Met name dank zij om vangrijke ontwikkelingshulp, in al lerlei sektoren van het maatschappe lijk leven, zal er de komende jaren ook daar veel veranderen. P.G. Rotte Zierikzee Vrijdag 19 januari 1990

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 12