Een landbouwpionier 100
ir. M.A. Geuze
Portret van A. Geluk J.Azn
(1812-1875)
Enige jaren geleden kennis nemende
van de inhoud der notulen van de
Kring Tholen der Maatschappij ter
bevordering van den Landbouw en
de Veeteelt in de Provincie Zeeland
(thans kort Z.L.M. genaamd) uit de
periode 1844-1852, werd ik getrof
fen door de opmerkelijke rol, die
een zekere A. Geluk JAzn in dit
vroege organisatieleven had weten te
spelen.
Deze man, boer op 'Cereshof', on
der Tholen, was op landbouw-
technisch gebied zeker de evenknie,
zo niet meer, van zijn tijdgenoten-
burgemeesters, en andere heren,
veelal grondbezitters, welke zich
overigens met grote belangstelling en
goede bedoelingen op het prille or
ganisatorische gebied begaven 1).
Uit deze notulen, welk overigens van
verschillende hand zijn en in een for
melen stijl geschreven, treedt Geluk
naar voren als een man van formaat,
een man met initiatief en een typi
sche zucht naar onderzoek.
Hij was kennelijk nog één van die
Tholenaars waarop Ermerins 2) in
1794 roemde. Deze schreef: 'Men
roemt daar (in Tholen) niet zonder
rede, op een verbeterde landbouw,
waardoor nu de vruchtbare grond
grootere voordelen geeft dan voor
heen; dan dit zoude geen plaats heb
ben, vond men in deze landstreek ge
ne bewoners die in gezond vernuft,
beschaafde zeden en onderzoek van
nuttige schriften, boven andere
Zeeuwse Eilanders, uitmuntteden.
Men staat verbaasd, wanneer men
deswegens onderzoek doet en veel
hunner beschamen de stedelingen,
die dikwijls geene andere ver
diensten hebben dan rijkdom en
aanzien'.
Uit de studie van Boerendonk 3)
kwam de in die tijd aanwezige 'be-
proevingslust' van de Thoolse boer
wel naar voren; zo beschrijft deze
o.a. proeven met tabak, chineese ra
dijs en in 1880 zelfs met sojabonen.
In 'Lavensschetsen van Zeeuwen'
van Nagtglas, staat de volgende een
voudige levensbeschrijving en ka
rakteristiek van Geluk.
Antonie Geluk werd de 9e April
1812 geboren op de hofstede 'De
Laatste Stuiver', gemeente Oud-
Vossemeer, doch vlak bij Tholen ge
legen, waar zijn vader Jacob Anto
nie Geluk, gehuwd met Adriana
Kodde, landbouwer was.
'Hij volgde het beroep van zijn va
der en trouwde in 1836 met Maria
Maris, waaruit zeven kinderen wer
den geboren. Met een buitengewoon
helder practisch verstand begaafd,
zag Geluk reeds als jongeling het ge
wicht in van wetenschappelijke land
bouw, en beoefende die, wat destijds
nog zeldzaam was, met grote toewij
ding. Door reizen en studie breidde
hij zijn kennis op dit gebied meer en
meer uit; menige verbetering werd
door hem tot stand gebracht en zijn
boerderij in de polder Schakerloo
(Zelandia Illustrata, 2, bi. 377) werd
als modelboerderij geprezen. Op ve
le landbouwtentoonstellingen, ook
in Engeland, behaalde hij zilveren en
gouden medailles en loffelijke ge
tuigschriften. Een aantal jongelie
den, waaronder uit aanzienlijke
kringen, kreeg op de hofstede Geluk
onderwijs in de praktische land
bouw. Als dijkgraaf van de
Deurloo-polder heeft hij zich ver
dienstelijk gemaakt en pas later is
gebleken hoe zijn vaak bestreden in-
4
zichten tot verbetering, het belang
van die polder hebben bevorderd.
Voor het onderwijs der jeugd in de
buurt en voor de belangen der arbei
ders van zijn hoeve heeft Geluk veel
gedaan en geen opofferingen ont
zien. Merkwaardig was 's mans ken
nis van de streek, die hij bewoonde
en vooral groot was zijn belangstel
ling in het oude Reimerswaal, bedol
ven onder de brede watervlakte, die
hij uit zijn woning, niet ver van het
vroegere Venusdam, dagelijks onder
de ogen had.
De werkzame man overleed na lang
borstlijden op zijn hoeve 'Cereshof',
de 24e December 1875 en zijn stof
rust, nevens dat zijner echtgenote
(overleden 26-12-1886) volgens zijn
uitdrukkelijke wens op het oude
Kerkhof van Schakerloo.
Van zijn geschriften en aantekenin
gen is, voor zover ik weet, slechts ge
drukt: Enige bijzonderheden van het
voormalige dorp Schakerloo, Tho
len 1848.
Na zijn dood zag het licht: Beschrij
ving der stad Reimerswaal, bewerkt
door Fred. Caland, met inleiding
door F. Nagtglas en een plattegrond
der stad anno 1550, Middelburg
1877.
Uit de eerder genoemde notulen,
welke 30 Januari 1844 aanvangen,
blijkt dat de toen 31-jarige Antonie
Geluk reeds benoemd werd tot
Bestuurslid van de juist nieuw
gestichte afdeling. Voorzitter werd
W.J. v.d. Voorts Catshoek, lid der
Commissie van Landbouw in de
Provincie Zeeland bij de vijfde sectie
te Tholen. In de volgende jaren vin
den wij de naam van A. Geluk JAzn
regelmatig in de notulen terug.
Hij mist practisch geen enkele verga
dering, neemt verschillende initiatie
ven tot agendapunten, wordt be
noemd in tentoonstellings- en beoor
delingscommissies, helpt reglemen
ten creëren hiervoor, zo voor den
besten meedelver en vooral geeft hij
jaarlijks een of twee verhandelingen
over bijzondere onderwerpen. Hij is
daarmee niet alleen; verschillende
collega's doen dit eveneens, zoals
I.J. Christiaanse van Tholen en D.J.
Ampt van Oud-Vossemeer.
Ook de 'Heren' leveren hun bijdra
gen, niet in het minst de Voorzitter
en verder de veearts Stern en F.C. de
Casembroot, burgemeester van St.
Maartensdijk. Deze bijdragen ko
men echter beperkt voor. Waar de
verslagen belangrijk geacht worden,
zoals deftig pleegt te worden opge
nomen, wordt tevens vrijwel altijd
besloten dezelve woordelijk te 'inse-
reren'. Zodoende konden wij ook
nog van een gehele serie verhande
lingen van A. Geluk kennisnemen.
Van 1845-1852 betreft dat liefst een
zestiental over de meest uiteenlopen
de onderwerpen, te weten in volgor
de van behandeling: Whittington-
sche tarwe, Syrische Meede, Dur-
hamsche stier, Onheilen in de rogge,
Mais of Turksche tarwe 4), Aardap
pelzaad, Bemesting jonge Meede,
wederom Mais 4), Honigsdauw, het
roven van Mais 4), Kwade koppen in
het vlas, Engelse varkens, Kunstwei
den, Tabaksbouw, de Veredeling der
Granen 5).
Uit deze verhandelingen komt een
methodische en wetenschappelijke
geest naar voren. Wanneer hij zijn
ervaringen met het bemesten van
jonge meede vertelt, berekent eerst
de kosten van het mesten, vergelijkt
dan bemeste en onbemeste opper
vlaktes in opbrengst en laat deze
zelfs apart verwerken, wat normaal
in de meestoof niet mogelijk was.
Bij zijn beproeving van mais, welke
hij te vroeg (voor half April) poot,
moet hij doorzaaien met mangel-
wortels. Hij zet dan afzonderlijke
kostprijsberekeningen op, waarbij
hij iedere kostprijsfactor precies ge
noteerd heeft: planten, rijven, on
dersteken, wieden, plukken, stroo
opruimen, ontvellen, pellen, paar-
denwerk, tienden. Tenslotte bere
kent hij het overschot voor land
pacht, gemengd en ongemengd. Ook
laat hij van de mais broodjes bakken
en brengt hij deze op de vergadering
ter beproeving mee.
Bij zijn onderzoek naar de kwade
koppen in het vlas vergelijkt hij het
aanbevolen gebruik van hoender-
mest met het plaatsen van een stroo-
schut op het Oosten en het Noord
oosten van het perceel. Hij ontdekt
dat het laatste invloed heeft, zo
doende dicht bij een waarheid
komende.
Geluk was duidelijk een kind van
zijn tijd; d.w.z. de tijd gestart in de
18e eeuw, toen de adel het zwaard
omsmeedde tot ploegschaar en
grondbezit zelf begon te exploiteren
als proefboerderijen. Deze boer had
hun geschriften gelezen en zeilde
hun koers. Hij maakte 'Cereshof'
ook tot proefboerderij en werd here-
boer, al studerende. Waar hij finan
cieel minder sterk was dan deze
grootgrondbezitters moet dat wel
geld hebben gekost en verdween 'Ce
reshof' later tengevolge van de crisis
van 1880 uit het familiebezit,
's Mans veelzijdigheid blijkt ook
duidelijk uit de series onderwerpen,
waarmee hij prijzen wist te behalen,
naar de beschrijving zegt, in binnen-
en buitenland. Van de medailles, die
nog in het bezit van de familie ble
ven, betrof dit prijzen op ten
toonstellingen van de Z.L.M. voor
Thoolse kaas, een schapenruif, een
handkarn, een ondergrondsploeg
(1855), een graan schoner (Zierikzee
1864) en een merriepaard (Tholen
1865). Een eerste prijs bij de Noord-
Brabantse Mij. verwierf hij met een
springram in 1854 te Bergen op
Zoom. Bij de Hollandse Maatschap
pij voor Landbouw betroffen de me
dailles eerste prijzen voor kanarie
zaad (Rotterdam 1858), hooi van
kunstweiden en suikerbeetwortelen
(Den Haag 1862) en een kluitenbre
ker (Den Haag 1872); tweede prijzen
voor mangelwortelen (Rotterdam
1858) witte wintertarwe (Amsterdam
1857), wintergerst (Den Haag 1862)
en een egge voor zware gronden
(Den Haag 1872).
Zowel op het gebied van zuivelberei
ding, als van veeteelt, als landbouw-
plantenteler, zowel als werktuigen
constructeur behaalde Geluk derhal
ve zijn resultaten.
Eén van zijn meest verbreide en in
vloedrijkste successen lag nog weer
op een ander gebied, n.l. dat der ad
ministratie. Zijn 'Nieuw Landbou
werszakboek' voor dagelijkse aante
keningen werd vele malen bekroond
en aanbevolen door een Commissie
van de Z.L.M., ingesteld voor het
ontwerpen, en samenstellen van een
model landbouwboekhouding in
eenvoudige vorm. Waar te dier tijd
voor de boerenstand practisch nog
geen boekhouding bestond, moet
men de inhoud van een practisch
boekje als dit niet onderschatten.
Het mag naast Starings Almanak ge
zet worden. De inhoud gaf notitie
mogelijkheid voor de daggelden aan
arbeiders, geleverde granen en voor
schotten e.d. aan deze, verzameling
van wekelijkse arbeidslonen, vee-
lijst, vermindering van vee, dekdata
der huisdieren, gebruikt zaaizaad,
voederartikelen en kunstmest, oogst
per gewas, recapitulatie oogst, ver
moedelijke volgoogst, hooi-oogst,
stalmestaanweding, aangekochte
landbouwwerktuigen en bevatte
voorts een draagtijdstafel en ruimte
voor bijzondere aantekeningen. De
specifikatie-mogelijkheid der noti
ties was reeds behoorlijk door
gevoerd.
Dat het boekje niet alleen in Tholen
maar ver daar buiten werd gebruikt,
getuigt o.m. het feit, dat in 1939 nog
bij de Fa. Pot een 8e vermeerderde
druk verscheen. Het heeft dus, hoe
wel op den duur verouderd, drie
kwart eeuw standgehouden.
In 'de Boerengoudmijn' schreef Ge
luk artikelen over: 'Het Boekhouden
in de Landbouw'. Hij verdedigde
het onderwijs in landbouwboekhou-
den aan jongens op de lagere school,
voor de landbouw bestemd.
Van Geluk's hand zijn twee werkjes
gepubliceerd. Het eerste dateert van
1848 en handelt over het voormalige
dorp Schakerloo, gelegen in de pol
der van die naam bij Tholen.
De twintig gedrukte bladzijden zijn
oorspronkelijk een voordracht ge
weest, gehouden voor een gezel
schap te Tholen. Het tweede werkje
behandelt Reimerswaal en is uitge
breider. Het verscheen pas na zijn
dood in 1877.
Op verzoek van de familie zorgde
Nagtglas voor de uitgave; deze vond
Geluk's vriend F.C. Caland uit Sint
Gilles-Waas bereid het te bewerken.
Geluk voltooide het werkje in Mei
1875. In Sept. 1875 bracht Nagtglas,
blijkens zijn inleiding hem, na veel
briefwisseling, persoonlijk een be
zoek. Dit leidde tot toesturen van de
tekst, doch kort daarop volgde het
bericht van zijn onverwachte dood.
Nagtglas schrijft dat het niet gemak
kelijk was aan een van zijn laatste en
liefste wensen, n.l. de publikatie, te
voldoen. 'Geluk was weliswaar een
scherpzinnig en bekwaam man, een
uitnemend landbouwer, maar "t le
ven alleen was de school van zijn le
ven' geweest. Ongewoon o pen
te voeren, kon zijn werk, zoals het
toen was, onmogelijk worden
gedrukt'.
Waar het handschrift (practisch
schoonschrift) van dit werkje nog in
het bezit van de familie was, konden
wij het met de bewerking vergelij
ken. Het werkje heeft door de be
werking van Caland wel gewonnen;
het is vlotter leesbaar geworden, ter
wijl er nog al enig materiaal bijge
voegd is. Geluk's tekst is schoolser
en stugger; hij heeft slechts uit ge
drukte werken geput, maar blijkt al
le kronieken op zijn duimpje te ken
nen. Zijn indeling is weer streng
schematisch; vier hoofdstukken, op
komst, bloei, verval en ondergang,
met een chronologische opsomming
van feiten. Daartussen enige uitwei
dingen op zijpaden. Zo neemt hij het
vroeger zo bekende rijm van A.
Loosjes over de ondergang van Rei
merswaal geheel over en beschrijft
hij ook zeer uitvoerig de zeeslag
voor Reimerswaal tussen de Span
jaarden en Boisot. Het eerste ont
breekt in de bewerking, het tweede is
sterk bekort. Ons inziens overdrijft
Nagtglas dat het werkje zo niet ge
drukt had kunnen worden. Ook was
Geluk niet ongewoon om de pen te
voeren; hij deed bijna niet anders,
maar men moest het dan nemen zo
als een autodidact het opschreef; hij
was tenslotte niet een geletterd man.
De waarde van beide werkjes ligt
eensdeels in het verzamelen van de
verspreide gegevens over deze onder
werpen, als wel in de tevens verwerk
te en toegevoegde eigen waarnemin
gen. Geluk heeft vaak het verdron
ken land, dat vlak voor de zeedijk
waar hij woonde lag, bezocht en
vooral na het totstandkomen van de
Spoordam naar Zuid-Beveland kon
hij nog op het slik tussen de over
blijfselen en fundamenten verschil
lende veronderstellingen toetsen.
Eén van Geluk's kleinzonen is J.A.
Geluk, de in agrarische kringen, ook
internationaal, zeer bekende sekre-
taris van de Koninklijke Nederland
se Zuivelbond. Deze deelde mij me
de, ook wel in de familie te hebben
horen spreken over een reisbeschrij
ving naar Londen. Wij hebben deze
helaas niet kunnen opsporen.
Uit de 'Landbouwcourant' van 1863
bleek ons wel, dat Geluk in Juni
1862 de Nationale Tentoonstelling in
Battersea Park te Londen bezocht.
Hij bewonderde daar op 't oog Hal-
lett's Tarwe of Reuzentarwe en
bestelde 2 pond zaad bij de Heer
Krelage te Haarlem, welke die tarwe
introduceerde. Op 13 Juni 1863 is hij
de eerste om er één en ander over te
publiceren, overigens in ongunstige
zin. Ofschoon daarna meerderen het
tegendeel kwamen rapporteren, o.a.
de Heer Vis van 'Molembaix', werd
't op den duur toch niets met die va
riëteit.
Geluk's naam was verbonden aan
dit weekblad als vast medewerker.
Zijn artikelen leverden nogal eens
stof op tot wederwoord en daarbij
blijkt zijn polemische aard, de on
derzoeker eigen. Hoewel het haast
ondoenlijk is alle oude publikatie-
mogelijkheden na te zoeken, vonden
wij in oudere jaargangen nog artike
len van hem over de kuituur van
mangelwortelen, gemengd met brui
ne bonen.
Gedateerd Londen 15 October 1857
stamt reeds een oorkonde, nog in het
bezit van de Heer P.M. Sneep te
Dinteloord (die een kleindochter
huwde), van 't Institut Historique
des Expositions Nationales et Uni-
verselles. Hierbij wordt aan Geluk,
membre de plusieurs Sociétés Savan-
tes, décoré de plusieurs Médailles
etc. verleend de titel van: Vice-
Kerstbijlage 1989