Wij zijn voorlopers
Niet meer na het
groeiseizoen bemesten
Dubbele bodem biedt
varkenshouderij voordeel
MILIEU-SPECIAL
Kalvermester Van de Brink:
INTENSIEVE VEEHOUDERIJ
ff
ff
Kalfsvleesproducenten lopen voor op
mestverwerkingsgebied. Zo'n tien jaar geleden
investeerde de sector al in een
kalvergiervoorzuiveringslnstallatie. Kalvermester
E. J. van de Brink vindt dat zijn sector ten onrechte
een slechte reputatie heeft. De mesters op de Veluwe
zijn zich bewust van de hoge landschappelijke
waarde van hun streek. Ze investeren in het behoud
van dit natuurschoon.
Slechte jaren
Bandieten
Wim Tijink heeft net de maïs van zijn land gehaald.
De stoppels staan wat verloren in de aarde. Een
opvallend element in het kale land is een stukje maïs
van tien bij drie meter dat Tijink intact heeft
gelaten. "Voor de dieren", legt de varkenshouder uit
het Overijsselse Enter uit.
Voor de varkenshouderij biedt het 'dubbele bodem
systeem' in de stallen verschillende voordelen. Bij het
schoonmaken van de stal is minder water nodig,
zodat de mest niet te veel verdund wordt. Andere
voordelen zijn: minder stankhinder en het
minimaliseren van ammoniak. Een groot voordeel is
ook de grotere ziektepreventie, doordat de stal plus
mestput na 'een ronde' goed schoongemaakt kunnen
worden.
Extensief gebied
Van de Brink heeft een be
drijf van 560 mestkalveren,
daarbij houdt hij wat zoog
koeien op zijn 3.5 ha grond.
Op 0.75 ha teelt hij dit jaar voor
het eerst asperges. "Ik heb een
zoon op de MAS, ik wil wat probe
ren, want straks moet er werk zijn
voor twee man."
De Stichting Mestverwerking Gel
derland is beheerder van twee kal-
vergiervoorzuiveringsinstallaties,
plannen voor een derde zijn in de
maak. Van de kalvermesters op de
Veluwe levert 40% de mest aan
deze installaties, in Uddel zet 70%
van de kalverhouders de mest af
aan de voorzuivering. Van de
Brink is bestuurder van de Stich
ting Mestverwerking Gelderland.
Tevens zet hij zich in voor de
belangen van de kalvermesters, in
de Nederlandse Vereniging van
kalfsvleesproducenten.
Alle mest van zijn bedrijf gaat
naar de kalvergiervoorzuivering
in Uddel. Daar wordt het water
van de mest gescheiden, zodat een
slib ontstaat, dat geschikt is voor
gebruik in de landbouw.
Onder andere akkerbouwers uit de
polder en uit het Noorden gebrui
ken dit slib. In vergelijking met
kippemest en varkensgier bevat
kalvergier geen onkruidzaad, een
groot pluspunt voor dit produkt.
Van de Brink: "Kalvergier is geen
afvalprodukt! Het heeft waarde,
op grasland kun je precies zien
waar het z'n werk heeft gedaan".
Door het zuiveren kunnen de kal
verhouders hun mest goed afzet
ten, maar het proces vertoont nog
wat problemen. Het 'water' moet
vrijgemaakt worden van fosfaten
en het vrijkomen van ammoniak
dient tegengegaan te worden. Een
gesloten systeem is ideaal, daarbij
bevindt zich, tussen de mesterij en
de installatie, een persleiding. De
mest komt dan niet in contact met
lucht. Een aantal bedrijven heeft
al zo'n leiding.
Om de gier te kunnen zuiveren
moet het belucht worden, bij dit
proces komt ook ammoniak vrij.
Er worden op dit moment proeven
gedaan om tevens dit probleem te
verhelpen.
Kalvermesters hebben een aantal
slechte jaren achter de rug. Daar
bij kost het voorzuiveren van het
kalvergier de mesters elk jaar een
flink bedrag. De kalvermelkindus-
trie zal binnenkort bij moeten
springen met het dragen van de
kosten, vindt Van de Brink. Een
aantal mensen uit de sector vin
den zelfs dat deze industrie het
mestprobleem aan moet pakken,
maar Van de Brink zegt hierover:
"We zijn als kalvermesters kien
genoeg om dat probleem zelf op te
lossen".
"Kalvermesters zijn de voorlo
pers. Zij hebben het mestpro
bleem het eerst aangepakt door de
opzet van voorzuiveringsinstalla
ties. Hier leven we op het Veluwe
Massief, het is een gebied van hoge
landschappelijke waarde, als we
als kalversector willen blijven be
staan, dan moeten we dit soort
investeringen plegen. Daarbij is
wel wat hulp van de Overheid no
dig". Aldus van de Brink.
Naast de voorzuivering van de
mest zijn er nog een aantal zaken
die milieuvervuiling kunnen
voorkomen, zoals bijvoorbeeld de
inzameling van medicijnresten.
Dan komt natuurlijk Glenbuterol
aan de orde. Volgens Van de Brink
is er in Europees verband één ver
bod nodig op dit soort middelen.
Van de Brink: "Waarom is deze
sector steeds negatief in het
nieuws? Ik heb er geen antwoord
op. We worden soms afgeschil
derd als een stelletje bandieten,
daar lust je geen brood van!"
Ingrid van den Hengel
Achter het stukje maïs ligt de
drinkpoel die het OLM-lid
(met subsidie) aan heeft la
ten leggen. "Het zit vol met
leven", constateert hij. "Dit zou
iedere boer met een onrendabel
stukje land eigenlijk moeten
doen."
Het bedrijf van Tijink is typerend
voor de Overijsselse landbouw.
680 vleesvarkens, 25 melkkoeien
en twee hectare suikerbieten. De
meeste tijd gaat voor de 42-jarige
voorzitter van de OLM-afdeling
Enter zitten in de varkenstak van
zijn bedrijf. De afgelopen jaren
waren geen vetpot, beaamt hij,
maar door goede technische resul
taten heeft hij het nog behoorlijk
goed gedaan. Tijink is een enthou-
Wim Tijink voor de drinkpoel die hij in een hoekje van zijn land aan beeft
laten leggen.
Zeugenbouder Bert Poppelaars.
siaste gebruiker van de TEA-boek-
houding. Daaruit blijkt dat zijn
dieren per dag 747 gram groeiden
(het regionale gemiddelde be
draagt 698 gram) en dat het voer-
verbruik 2,71 kilo per dier per dag
bedroeg (regionaal gemiddelde
3,01 kilo).
Met deze hoge benutting van het
veevoer beantwoordt Tijink aan
een van de doelstellingen van het
project mineralénbalans, waar hij
samen met zo'n dertig Overijssel
se boeren en loonwerkers aan
meedoet. Dit project van de com
missie Mest Milieu, op initiatief
van de OLM opgezet door de drie
provinciale landbouworganisa
ties, heeft als doel de benutting
van mineralen op bedrijfsniveau
te verbeteren. Hoe hoger immers
het percentage mineralen dat
wordt aangewend voor groei en
produktie van het dier, hoe lager
de belasting van het milieu. De
bedrijven die aan het project mee
doen passen hun bedrijfsvoering
aan en houden bij hoeveel minera
len het bedrijf binnenkomen en
het ook weer verlaten.
Sinds Tijink aan het project deel
neemt is hij vooral anders gaan
denken over de aanwending van
mest. Voor het uitrijden van mest
liet hij geregeld de zodebemester
aanrukken, die de vervluchtiging
van ammoniak tot 5% beperkt. De
OLM'er zorgt er ook voor de mest
die hij op maïsland uitreed binnen
zes uur onder te werken.
Tenslotte hield hij zich aan de nor
men van bemesting: hij ging niet
langer uit van de hoeveelheid mest
waar hij vanaf wilde zijn, maar
van de werkelijke behoefte van het
gewas.
"Ik heb nog nooit zoveel mest af
gevoerd als dit jaar", beweert
Tijink dan ook. "En ook nog om
een andere reden. Ik heb dit jaar
Het systeem met een dubbe
le bodem in de mestput
komt er op neer dat op on
geveer 60 cm onder de
roosters een deksel ligt dat het on
derste deel van de put afdekt. Na
een ligronde wordt de stop van de
onderste put gehaald, waardoor de
mest uit het bovenste gedeelte in
het onderste gedeelte - de voor-
raadput - verdwijnt. Daarna
wordt de deksel er weer op gedaan,
en kan de stal en de bovenste put
worden schoongemaakt. In een
nieuwe ligronde komen de var
kens daardoor niet alleen in een
schone stal, maar ook op een scho
ne put.
Zeugenhouder Bert Poppelaars uit
Kortgene (Zeeland) heeft de dub
bele vloeren in de bestaande stal
ingebouwd, en heeft de nieuwste
stal (gebouwd in 1984, net voor de
interimwet) er tijdens de bouw
mee uitgerust. Poppelaars schat
dat de dubbele vloeren op onge
veer een kwart van de bedrijven
voorkomen, en in nieuwbouw wel
in 60 a 70 procent van de gevallen.
Het systeem bestaat vanaf begin
jaren tachtig. Een belangrijke mo
tivatie om de dubbele vloeren aan
te leggen was de ziektepreventie:
"De zeugen liggen nooit boven een
put met mest uit een vorige ligron
de. Dat zit in de onderste put en
die is afgesloten. Behalve weinig
kans op overdracht van ziektekie
men is ook het goed schoon kun
nen maken een voordeel. Er zit
geen oude aangekoekte mest in de
put, zodat deze - zeker na goed
voorweken - makkelijk kan wor
den schoongespoten". De heer
Poppelaars denkt dat het systeem
bovendien arbeidsbesparend
werkt.
De extra investering voor het aan
leggen van dubbele vloeren in de
mestput schat Poppelaars op 60
gulden a 70 gulden per m2 op een
totale kale bouwprijs van ca. 500
gulden per m2, dus komen de
meerkosten op ca. 15 procent.
Poppelaars heeft het bedrijf in
Kortgene in 1974 gekocht, na eerst
samen met zijn vader in Ooster
hout (N.Br.) een varkensbedrijf te
hebben gerund. "Omdat uitbrei
dingen daar destijds problemen
opleverden in verband met de
Hinderwet, ben ik op zoek gegaan
naar een bedrijf in een 'extensief
gebied', en vandaar dat ik hier in
Zeeland terecht gekomen ben. Dat
het een extensief gebied is heeft
ook tot gevolg dat de intensieve
veehouderij in deze provincie niet
tot overlast of problemen leidt, zo
als dat in bijvoorbeeld het Ooste
lijk deel van Noord-Brabant wel
het geval is. De mest kan gemak
kelijk afgezet worden bij akker
bouwers uit de streek. Toen ik hier
pas zat leverde de afzet nog wel
problemen op, maar nu niet meer:
de akkerbouwers zijn doordron
gen van de voordelen van organi
sche mest".
Poppelaars heeft 450 zeugen en
500 opfokzeugen, die jaarlijks on
geveer 4000 m? mest produceren,
oftewel 15.000 kg fosfaat. Op het
bedrijf zelf kan de mestproduktie
van negen maanden worden opge
slagen. Gelet op de fosfaatproduk-
tie is ca. 100 ha bouwland nodig
om de mest af te zetten, Poppe
laars heeft hiertoe vanaf 1985 een
contract met twee akkerbouwers.
Samen hebben ze ruimschoots
'grond over' om de mest toe te
mogen dienen. Ze beschikken bei
den over mestopslagcapaciteit.
Lex Kattenwinkel
van alle percelen grondmonsters
laten nemen. Daaruit bleek dat het
gehalte fosfaat en kali al hoog ge
noeg was. Het was dus niet eens
nodig veel te bemesten."
Tijink verkeert in de gelukkige
omstandigheid dat hij zonder veel
problemen van zijn mest afkwam.
Dank zij de premiëringsregeling
van de Mestbank kon hij voor drie
gulden vijftig de kuub van zijn
mest af. "Als het afzetten van mest
betaalbaar is", stelt Tijink, "moet
je niet meer ten koste van je land
je kelders leegrijden." Natuurlijk
beseft de Overijsselse veehouder
dat als iedereen zo zou redeneren
er een flink mestoverschot komt;
daarom moet er ook haast worden
gezet achter het realiseren van
technische mestverwerking, vindt
hij.
Michael Aarsman
MILIEUSPECIAL 1989 PAGINA 5