Rassenkeuze wintertarwe oogst 1990
Gevoeligheid voor gele en bruine roest belangrijk punt
Over enige tijd zal de wintertar
we voor de nieuwe oogst weer
worden ingezaaid en moet de
keuze van het ras worden be
paald. Naast opbrengstpotentie
spelen ook de kwaliteit en de
overige raseigenschappen een
rol. Met name de gevoeligheid
voor ziekten als gele en bruine
roest zijn van belang. Ras-
senspreiding is uit dit oogpunt
gewenst.
Het areaal wintertarwe is in 1989 in
het zuidwesten met een kleine 10%
uitgebreid ten opzichte van het jaar
daarvoor. Dit is niet zo zeer te dan
ken aan de goede vooruitzichten
voor de tarwe, als wel bij gebrek aan
betere alternatieven. Met name ver
vangende gewassen als voererwten,
veldbonen en zomergerst stelden te
leur door lage en onzekere op
brengsten en wederom gedaalde prij
zen. Wintertarwe is en blijft een be-
drijfszeker gewas en onmisbaar in de
vruchtwisseling voor de akkerbouw.
Het teeltjaar 1989
Een klein deel van het areaal is vori
ge herfst vroeg rond 15 oktober ge
zaaid. Het merendeel kon pas in de
loop van november worden inge
zaaid. Het maken van een zaaibed
was door de slechte struktuur van de
grond verre van eenvoudig. Een gro
ve ligging met veel kluiten was op
veel percelen het resultaat. Na de
vroege vorst rond half november
ging het beter. Tijdens de opkomst
kwam met name. op de zware gron
den met een grove ligging ongekend
veel slakkenschade voor. Een aantal
percelen moest hierdoor worden
overgezaaid. Schade van de grauwe
veldslak treedt vooral op na vochtige
zomers bij een grof liggend zaaibed
na voorvruchten als erwten, veldbo
nen, karwij, aardappelen, vlas en
groenbemesters. Na een droge zo
mer/nazomer zoals dit jaar is het ge
vaar voor slakkenschade minder
groot.
De winter was ongekend zacht. De
tarwe groeide gedurende de winter
maanden door waardoor er in het
voorjaar een goed ontwikkeld gewas
stond. Reeds in het najaar en ook
gedurende de winter en het voorjaar
waren er luizen aanwezig. Deze lui
zen kunnen het yellow-dwarfvirus
overbrengen, dat geel- of roodkleu-
ring van met name de bladtoppen
veroorzaakt. Dit verschijnsel werd
het meest aangetroffen in de vroeg
gezaaide wintertarwe. Waarschijn
lijk betrof dit reeds najaarsinfektie.
Luisbestrijding in het voorjaar had
weinig effekt meer. Bij vroege zaai
zou luisbestrijding spoedig na op
komst in het najaar reeds noodzake
lijk zijn. Hierover is nog niet alles
bekend. Er zijn ook rasverschillen.
Het virus wordt overgebracht door
grasluizen vanaf grassen en graan-
opslag. De opbrengstschade van
dergelijke aangetaste percelen is erg
meegevallen, dit in tegenstelling tot
de veel zwaarder aangetaste percelen
wintergerst. Het beste advies is om
niet voor 15 oktober te zaaien.
Door het droge voorjaar kwam er
weinig meeldauw voor. In het ras
Pagode en het nieuwe ras Accent
kwam reeds vroeg gele roestaan-
tasting voor, die over het algemeen
goed bestreden kan worden met fun-
giciden. Na de bloei kregen we te
kampen met bruine roest, een be
kend verschijnsel in droge warme
zomers.
Op veel percelen waren twee bespui
tingen noodzakelijk.
De oogst was dit jaar erg vroeg, van
af eind juli tot half augustus. Er
konden nog veel groenbemesters
worden ingezaaid. De opbrengst ligt
gemiddeld rond de 8 ton per ha met
een variatie van 6-10 ton. Op de
droogtegevoelige gronden bleef de
opbrengst duidelijk achter. De ge
oogste tarwe heeft dit jaar een goede
kwaliteit met een eiwitgehalte van
ruim 12,5%, een hl-gewicht van ca.
78 kg en een hoog valgetal van om
streeks 300.
De verdeling van de verbouwde ras
sen was dit jaar naar schatting: Obe
lisk 66%, Pagode 15%, Arminda
11% en overige rassen 8%.
Rassen en bakkwaliteit
De indeling van de rassen naar ge
schiktheid voor de broodbereiding is
dit jaar gewijzigd. Bij de zgn. kwali
teitsrassen zijn Obelisk, Pagode en
Granta nu niet meer vermeld. Deze
rassen hebben weliswaar een betere
bakkwaliteit dan Arminda, Miller
enz., doch dit verschil is zodanig dat
dit niet (meer) tot uiting komt in een
extra waardering of een hogere prijs
bij de afnemers. Dit is de tarwe met
de zgn. doorsneekwaliteit.
Rassen die speciaal geschikt zijn
voor de broodbereiding dienen een
waardering te hebben van minimaal
"vrij goed" voor zowel deegkwali
teit als broodkwaliteit. Tot deze
kwaliteitsrassen behoren naast Kra
ka, ook de nieuwe rassen Avir en
Accent en het ras Urban. Deze ras
sen gaven in 1989 echter een belang
rijk lagere kg-opbrengst.
Proeven wintertarwerassen
1989
In het zuidwesten zijn dit jaar de uit
komsten van twee rassenproeven be
schikbaar voor een vergelijking van
de opbrengsten en overige raseigen
schappen.
1Proefboerderij Rusthoeve-
Ossenisse: II met ziektebestrijding
(2x)
2. Proefboerderij Westmaas: II met
ziektebestrijding (2 XI zonder
ziektebestrijding.
Op de proefboerderij Westmaas ge
ven de rassen bij teeltmethode I zon
der ziektebestrijding een duidelijker
inzicht in de opbrengst van het ras
als zodanig met beïnvloeding door
Tabel 1
Korrelopbrengsten in verhoudingsgetallen per teeltmethode van de rassenproeven in
het zuidwestelijk kleigebied in 1989 met het gemiddelde over 1989 en over de jaren
1984/1989.
Rassen
Ossenisse
II
Westmaas
I II
Gemiddeld
1989
ZW-klei
gemidd.
19847*89
Geschikt voor broodbereiding:
100
Avir
99
99
94
98
Accent
92
99
94
95
98
Kraka
80
85
96
87
95
Urban
85
94
91
90
92
Overige rassen:
104
Obelisk
113
101
108
107
Arminda
106
104
102
104
98
Pagode
105
97
101
101
104
Granta
100
101
103
101
99
Miller
103
102
101
102
101
Okapi
103
100
101
101
100
Taurus
96
104
104
101
100
Tombola
101
98
96
98
99
Rassen in beproeving:
103
Herzog
109
102
104
105
Ikarus
105
106
102
104
104
100 - kg/ha
9020
9280
10380
9560
9152
eventuele ziekte-aantasting van b.v.
meeldauw, gele roest, bruine roest
en septoria.
Korte beschrijving van de
nieuwe en in onderzoek zijnde
rassen
Avir
Heeft een vrij goede brood-, deeg-
en maalkwaliteit en een harde kor
rel. Heeft op zandgrond goede tot
zeer goede, op dalgrond vrij goede
opbrengsten en op kleigrond vrij
goede tot goede opbrengsten
gegeven.
Lijkt vrij goed tot goed wintervast.
Ontwikkelt zich in het voorjaar vlot.
Heeft middenlang, middelmatig ste
vig stro.
Wordt vrij weinig door bruine roest,
middelmatig door gele roest en afrij-
pingsziekten en middelmatig tot vrij
weinig door meeldauw en bladvlek-
kenziekte aangetast. Rijpt vroeg.
Heeft een grote korrel. Lijkt middel
matig schotresistent.
Accent
Lijkt vrij goed wintervast. Gaf ge
middeld vrij goede tot goede op
brengsten. Heeft vrij lang en vrij ste
vig stro. Wordt vrij sterk door gele
roest, middelmatig door meeldauw
en bladvlekkenziekte en vrij weinig
door bruine roest aangetast. Rijpt
vrij laat af. Is middelmatig resistent
tegen schot.
Heeft een goede brood- en maalkwa
liteit en een middelmatige deegkwa
liteit. Heeft een harde korrel.
Urban
Lijkt goed wintervast. Heeft stevig
stro van gemiddelde lengte. Lijkt
middelmatig resistent tegen gele
roest. Werd weinig door meeldauw,
vrij weinig door afrijpingsziekten en
middelmatig door bruine roest en
bladvlekkenziekte aangetast. Rijpte
De rassen die het meest geschikt zijn voor de broodbereiding gaven dit jaar
een 10 tot 20 procent lagere opbrengst. Zij lijken alleen interessant als de prijs
10 tot 20 procent hoger is.
middentijds. Gaf op kleigrond en op
zandgrond vrij goede opbrengsten.
Op dalgrond was de opbrengst zeer
matig. Bezit goede eigenschappen
voor de broodbereiding.
Herzog
Lijkt middelmatig tot matig winter
vast. Gaf op kleigronden gemiddeld
goede tot zeer goede opbrengsten.
Had middenkort stevig stro. Lijkt
vrij goed resistent tegen gele roest.
Werd nogal door bladvlekkenziekte
en vrij sterk door bruine roest aan
getast. Lijkt vrij goede brood- en
middelmatige deegkwaliteit te bezit
ten. Is middelmatig resistent tegen
schot.
Ikarus
Had vrij lang, stevig stro. Lijkt mid
delmatig resistent tegen gele roest.
Werd weinig door bruine roest, vrij
weinig door meeldauw en afrijpings
ziekten en middelmatig door blad
vlekkenziekte aangetast. Rijpte vrij
vroeg. Gaf op kleigrond goede tot
zeer goede opbrengsten. Op zand
grond was de opbrengst vrij goed,
op dalgrond matig. Bezit geen kwali
teit voor de broodbereiding.
Van de meer bekende rassen wordt
geen beschrijving gegeven. Voor ras
eigenschappen wordt verwezen
naar tabel 2.
Advies
Op grond van bovenstaande gege
vens over opbrengst en overige rasei
genschappen komt voor algemene
verbouw als eerste het ras OBELISK
in aanmerking. Als goede tweede
volgt de bekende ARMINDA, te
vens het meest geschikt als dek-
vrucht voor de onderzaai van gras
zaad of groenbemesters. Spreiding
met deze twee rassen is gunstig
i.v.m. gele roest.
De overige rassen uit de tweede
groep komen voor beperkte uitzaai
in aanmerking. PAGODE bleek dit
jaar erg gevoelig voor gele roest.
GRANTA is erg gevoelig voor brui
ne roest en afrijpingsziekten, evenals
in iets mindere mate het ras MIL
LER. OKAPI is lang en slap en ge
voelig voor meeldauw. TAURUS is
matig wintervast, heeft slechte brood
eigenschappen, maar is goed ge
schikt als biscuittarwe.
TOMBOLA bezit geen goede brood
kwaliteit en voldoet niet aan de EEG
kleeftest.
De meest geschikte rassen voor de
broodbereiding uit de bovenste
groep gaven dit jaar zo'n 10 tot 20%
minder opbrengst. Zij lijken alleen
interessant als ook de prijs van deze
tarwe 10 tot 20% hoger is. Het ras
URBAN komt als kwaliteitsras het
meest in aanmerking. ACCENT
bleek dit jaar ook aangetast te wor
den door gele roest. KRAKA heeft
zeer lang en slap stro.
Namens de Konsulentschappen voor
de
Akker- en Tuinbouw in Zuidwest
Nederland,
Ing. A. Bakker - CAT-Goes
Tabel 2. Enkele raseigenschappen van wintertarwe volgens aangepaste cijfers Rassenlijst 1989.
Rassen
Avir
Accent
Kraka
Obelisk
Arminda
Pagode
Granta
Miller
Okapi
Taurus
Tombola
Wintervastheid
7,5
7
7
8
7,5
8
6,5
8
8
5,5
7
Geschiktheid laat zaaien
6
6
8
6
7
7
7
7
7
7
Lengte stro
6,5
7
8
5,5
5
5
5,5
5,5
7,5
6
7
Stevigheid stro
6
7
5,5
7
8,5
7
7,5
7
6
8
6
Vroegrijpheid
8
5
6
7
7,5
7
6,5
6,5
7,5
6
6
Broodkwaliteit
7
8
7
7
5
7
7
6
5
4
Deegkwaliteit
6
6
7
5
5
5
5
5
6
4
Resistentie tegen:
gele roest 1)
6
5
7
8
9
6
8
8
5
8
5
gele roest 2)
5
5
6
7
8
4
6
7
5
7
5
bruine roest
7
7
3,5
6
7
6,5
4
5
6,5
5,5
5
meeldauw
6,5
6
7,5
7
6
6,5
5
6
4,5
6,5
6,5
afrijpingsziekten
6
8
6,5
6
6,5
4
6
8
5,5
7
Schotgevoeligheid
5,5*
6,5
7
6,5
6,5
7
7
7
5
7,5
7
Geschiktheid als dekvrucht
7
6
6
9
6
7
7,5
6
8,5
6
Gevoeligheid v. bodemherbiciden 3)
Toelichting bij tabel 2
Een hoog cijfer duidt op een gunstige waardering van de betrokken eigenschap, goede wintervastheid, lang stro, grote resistentie,
lage schotgevoeligheid en een goede dekvrucht.
1) Dit cijfer berust op de mate van gele roestaantasting op proefvelden en in de praktijk.
2) Dit tweede cijfer duidt op de aantasting bij kunstmatige infektie en geeft het risiko aan bij eventuele uitbreiding van de
fysio's waar het ras vatbaar voor is.
3) Een betekent dat het ras gevoelig is voor de bodemherbiciden metoxuron (Dosanex) en chloortoluron (o.a. Dicuran).
De rassen Arminda en Granta lijken ook gevoelig voor isoproturon.
Avir heeft over het algemeen lage valgetallen.
8
Vrijdag 6 oktober 1989