Milieuverzuring door ammoniak tegengaan met zuur Waterschap Noord- en Zuid-Beveland past de beplantingsvoorschriften aan Spoeltoilet voor varkens en koeien vermindert ammoniakuitstoot De ammoniakuitstoot door de veehouderij moet volgens de plannen van de overheid met vijftig tot zeventig procent teruggedrongen wor den. Er is een reeks van mogelijkheden op de boerderij om dat te be reiken. Onderzoekers van het Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen zien goede mogelijkheden in de toepassing van het her haaldelijke spoelen van varkens- en runderstallen met aangezuurde mestvloeistof. De verzuring van ons milieu is mede te danken aan de ammoniakuitstoot uit de veehouderij. Voor de hele vee houderij bedraagt die emissie zo'n 225.000 ton per jaar, of wel zo'n 30% van alle verzurende stoffen bij elkaar. Samen met de verzurende luchtverontreiniging door het auto verkeer en de industrie is dat zoveel, dat de veehouderij in ons land be dreigd wordt met inkrimping als niet binnen afzienbare tijd de ammoniak uitstoot drastisch wordt terugge drongen. Drastisch is in de plannen van de regering zo'n 50 tot 70% minder luchtverontreiniging door ammoniak. Tot dusver waren er nogal wat twij fels of dat wel te realiseren is. De ammoniak komt uit de mest en deze mest gaat van de stal, via opslag en transport naar het land om daar te worden aangewend. Dat is een ge- kompliceerde weg gedurende een lange periode waarin het ammoniak gas vrij gemakkelijk kan ontsnappen als de mest aan de lucht wordt bloot gesteld. Ongeveer de helft van de totale am moniakemissie vindt normaal gesproken plaats tijdens het uitbren gen van de mest op het land. Dit kan heel goed worden tegengegaan door de mest niet op de grond aan te bren gen, doch in de grond of grasmat te injekteren of direkt oppervlakkig onder te werken. "Uit onze metingen blijkt dat als je het goed doet, maar 5 tot 10% am moniak de lucht ingaat. Maar men moet wel bedenken dat niet alle land geschikt is voor mestinjektie en dat dus langs deze weg alleen nooit de gewenste 70% reduktie bereikt kan worden", zegt IMAG-medewerker Jan Oosthoek. "Het is noodzakelijk om de verliezen in de stal en tijdens de opslag, samen zo'n 35%, zwaar te beperken". Er is een tijd gezocht naar technische oplossingen met ventilatoren, biofil- ters, luchtwasinstallaties en het snel afvoeren van mest en opslag in gas- dichte containers. Er zijn weliswaar vele mogelijkheden maar die zijn vaak kostbaar en kwetsbaar en der halve niet geschikt voor de praktijk. Thans wordt samen met het be drijfsleven een andere weg ingesla gen. Daarbij wordt de volgende ken nis toegepast. Ammoniakgas (NHj) ontstaat in waterige mest uit ammo nium (NH»). Deze overgang van ammonium in ammoniak kan moei lijk of niet optreden als de mest vloeistof zuur is of zoals men wel zegt een lage pH (6 of minder) heeft. Een lage zuurgraad kan verkregen worden door lucht door de vloeistof te pompen; dit vraagt evenwel veel kostbare energie. Het toevoegen van een sterk zuur is een tweede optie, waarmee ammoniakemissie kan worden voorkomen. Het gebruik van salpeterzuur (HNOj) lijkt de beste oplossing te bieden. Met aangezuurde mest zouden aller lei vormen van afdichten van mestsi- lo's en mestkelders overbodig kun nen worden, wat een grote kosten besparing oplevert. Maar er moet wel een technische en financieel haalbare oplossing worden gevon den voor de toepassing van zuur. Salpeterzuur is een sterk zuur waar mee gemakkelijk ongelukken kun nen ontstaan door er onzorgvuldig mee om te gaan. Er moet derhalve een automatisch systeem komen dat op het juiste moment de juiste hoe veelheid zuur aan de mest toevoegt. Het agressieve salpeterzuur zal naar de boerderij moeten worden ge transporteerd en daar ook opgesla gen. Dit vraagt nog veel onderzoek alvorens alles in de praktijk soepel verloopt. Vanaf het moment dat een dier uri neert, wordt daaruit ammoniak aan de lucht afgestaan. Men heeft ge dacht dat als men een aantal keren per dag de mest uit de stal zou ver wijderen daarmee een grote ammo- niakreduktie zou worden verkregen. "Dat was in het geheel niet het ge val. Het gaat vooral om het opper vlak van de mest dat aan de lucht is blootgesteld. Met al dat geschuif met de mest vergroot je eerder dat oppervlak met alle gevolgen van dien. Wat je wel kunt doen is de mest zo snel mogelijk aanzuren. Als de dieren hun mest in een zure vloeistof kunnen laten vallen en als die vloeistof enkele keren per dag wordt vervangen, blijkt het mogelijk te zijn tot een aanzienlijk lagere am moniakuitstoot te .komen", konsta- teert Jan Oosthoek uit recent onder zoek. Bij die werkwijze gaat het in feite om een doorspoelsysteem in de varkens- en runderstallen, dat nu al mild spottend het doorspoeltoilet wordt genoemd. Telkens worden na het doorspoelen de vaste delen van de mest afgescheiden. Er blijft een dunne mestvloeistof over, die men weer voor het doorspoelen gebruikt. Het doorspoelen met schoon water is niet aantrekkelijk omdat het volu me van de mest enorm gaat toene men en het water in de mest is nu al een groot probleem. Een uitzonde ring vormen wellicht de melkveebe drijven. Wanneer daar de mest al leen op het eigen land wordt ge bruikt, behoeft het spoelen met wa ter geen nadelige gevolgen te heb ben. Momenteel wordt aan verschil lende systemen gewerkt omdat var kens in een stal zich anders gedragen dan koeien. Voor het doorspoel systeem, moeten dan ook verschil lende oplossingen gevonden worden. Bij het IMAG en het bedrijfsleven heeft men hoge verwachtingen van het aanzuren van mest en de toepas sing daarvan in stallen. Juist omdat daarmee de hele keten van ammoni akemissie gunstig wordt beïnvloed. Niet alleen in de stal en bij de opslag komt er aanzienlijk minder ammoni ak vrij uit de mest. Ook tijdens het transport en bij het uitrijden op het land krijgt ammoniak weinig kans om de lucht te verpesten en vervol gens de bodem en de bomen. Gert Slettenhaar, DLO Een meetopstelling om de ammoniakemissie van roosters in een rundveestal te meten. In het kader van de waterbeheersing voert het waterschap Noord- en Zuid-Beveland het onderhoud van met name de waterdoorvoerende waterlopen zelf uit. Dit heeft konsekwenties voor de eigenaren c.q. gebruikers van de percelen die aan deze waterlopen grenzen. Het me chanisch onderhoud moet immers van één of beide zijden van de wa terloop plaatsvinden. Om dit mogelijk te maken is het op grond van de Provinciale Verordening Waterkering en Waterbeheersing Zee land (VWWZ) onder andere verboden om binnen 7 meter uit de in steek van de bij het waterschap in onderhoud zijnde waterlopen bo men, heesters of ander houtgewas te planten. Van deze verbodsbepa ling kan het dagelijks bestuur van het waterschap ontheffing verle nen. Hoever het bestuur hiermee kan gaan hangt af van de manier waarop het mechanisch onderhoud van de waterlopen plaatsvindt. Voor veel onderhoudswerk is een strook van vijf meter breed nodig. Onlangs heeft het dagelijks bestuur een aantal van de beplantingsvoor schriften in het voordeel van de fruitteler aangepast. Welke minima le plantafstanden bij welke kategorie waterlopen nu moeten worden aan gehouden is hieronder weergegeven. De kategorie wegsloten Als er op de wegberm geen beplan ting staat c.q. kan komen te staan worden wegsloten met een maksima- le bovenbreedte van 5 meter op ge lijk maaiveldnivo vanaf de wegzijde onderhouden. In dat geval verleent het waterschap ontheffing voor het aanbrengen van beplanting aan de landzijde op 1 meter uit de insteek van de wegsloot. Tot voor kort gold hier 2 meter. Het terugbrengen van de afstand tot 1 meter is mogelijk door in de onthef fing twee nieuwe voorwaarden op te nemen. Zo is de ontheffinghouder verplicht de uit de waterloop vrijko mende specie af te (doen) voeren. Voldoet hij hieraan niet dan voert het waterschap de specie af op kosten van de ontheffinghouder. Een andere voorwaarde is dat de be planting regelmatig wordt gesnoeid, waarbij het vrijkomende snoeihout moet worden afgevoerd. Dit om te voorkomen dat de waterdoorvoer wordt belemmerd. Voordat het waterschap de onthef fing afgeeft wordt nog bezien hoe het talud van de waterloop er ter Vrijdag 22 september 1989 plaatse uitziet. Als het talud moet worden aangepast wordt dit uitge voerd voordat de beplanting er staat, omdat verbetering later niet meer mogelijk is zonder schade aan de beplanting toe te brengen. De kategorie kavelsloten Ook bij de kavelsloten met een mak simale bovenbreedte van 5 meter (op gelijk maaiveldnivo) kan het onder houd vanaf één zijde plaatsvinden. De eerste aanvrager kan een onthef fing krijgen voor het inplanten van een windscherm op een afstand van 1 meter uit de insteek van de water loop. Deze mogelijkheid van onthef fing is beperkt tot windschermen omdat dan de ongelijkheid tussen de aan de waterloop grenzende percelen beperkt kan blijven. Immers de eer ste aanvrager kan fruitbomen achter het windscherm planten op ca. 4 me ter uit de insteek. De tweede aanvra ger daarentegen moet in verband met het onderhoud op zijn perceel een beplantingsvrije strook aanhou den van 5 meter. Aangezien hij ech ter geen windscherm meer nodig heeft kan hij fruitbomen planten op 5 meter uit de insteek. Hierbij is nog het volgende van belang. - Aan de eerste aanvrager kan alleen ontheffing worden verleend om op 1 meter te planten als hij een verkla ring van geen bezwaar van de eige naar/gebruiker van het tegenoverlig gende perceel overlegt. In deze ver klaring geeft deze eigenaar/gebrui ker aan er geen bezwaar tegen te hebben dat het onderhoud te allen tijde vanaf zijn perceel wordt uitge voerd en dat hij verantwoordelijk is voor de ontvangst van specie die uit de waterloop vrijkomt. - Ook in deze ontheffing worden de onder 1 genoemde nieuwe voorwaar den opgenomen. De kategorie watergangen Voor Watergangen met een boven breedte van meer dan 5 meter maar minder dan 10 meter is de plan- tafstand aan beide zijdén gesteld op 5 meter uit de insteek. In deze geval len moet het onderhoud vanaf beide zijden plaatsvinden. Bij een boven breedte van 10 meter of meer is een beplantingsvrije strook van 5 meter onvoldoende. Met name voor de uit voering van zwaar delfwerk is meer ruimte nodig. Tot voor kort gold hier dat inplanten binnen 7 meter niet mogelijk was. Deze afstand is voor waterlopen met een boven breedte van 10 tot 17 meter terugge bracht naar 5,50 meter. Om voldoende ruimte te waarborgen wordt in de ontheffing opgenomen dat de aangebrachte beplanting op eerste aanzegging van het water schap wordt gesnoeid. Bij een water gang met een bovenbreedte van 17 meter en meer wordt met groter ma terieel gewerkt. Hiervoor is aan bei de zijden een beplantingsvrije strook nodig van 7 meter. De kategorie dijksloten Daar waar op de dijksberm een weg ligt geldt hetgeen onder 1 is vermeld t.a.v. de wegsloten. Ligt er geen weg op de berm dan is de situatie anders. De eigenaar/gebruiker van een dijksberm heeft namelijk het recht om op 2 meter uit de insteek van de waterloop in te planten. Wordt aan de landzijde een ontheffing verleend zoals bij wegsloten het geval is dan is mechanisch onderhoud van de wa terloop niet meer mogelijk op het moment dat de eigenaar/gebruiker van de dijksberm van zijn plantrecht gebruik maakt. De fruitteler aan de andere zijde van de waterloop kan dit alleen voorko men door vestiging van een zakelijk recht op de berm van de dijk. Dit recht dient een verbod in te houden om binnen 5 meter uit de insteek van de dijksloot beplanting aan te bren gen zodat het onderhoud altijd van af die zijde kan plaatsvinden. Eerst als dit zakelijk recht is ge vestigd zal het waterschap voor de landzijde een ontheffing afgeven voor het planten op 1 meter uit de insteek. Onbereikbare waterlopen Het komt voor dat het waterschap een waterloop niet mechanisch kan onderhouden ondanks het feit dat een gevraagde ontheffing zou wor den geweigerd. Bijvoorbeeld omdat de waterloop (beplanting, bebou wing) met machines niet bereikbaar is. In die gevallen wordt bezien of en zo ja op welke afstand beplanting mag worden aangebracht. De wer kingsduur van de ontheffing zal af hangen van de bereikbaarheid van de waterloop. Zodra mechanisch on derhoud (weer) mogelijk is zal een dergelijke ontheffing worden inge trokken. De minimumafstand van 1 meter De afstand van 1 meter uit de insteek van de onder 1 en 2 genoemde kate- goriën waterlopen is de minimum af stand waarop beplanting kan wor den aangebracht. Voor een geringere afstand wordt geen ontheffing ver leend, aangezien beplanting in der gelijke gevallen, ondanks de snoei- plicht boven de waterloop zal groei en. Bovendien zal de doorgroei van wortels in het sloottalud voor het mechanisch onderhoud problemen opleveren. Eventuele bijzondere situaties Het komt voor dat oude beplanting binnen de afstanden gaat, die op grond van de huidige beplantings voorschriften gelden. Zo staan er windschermen op de insteek van wa terlopen. Voor beplanting die al aanwezig was ter zijde van de inwer kingtreding van de huidige verbods bepalingen van de VWWZ (1969) wordt geacht een ontheffing te zijn verleend. Voor het vernieuwen van dergelijke beplanting b.v. door er nieuwe bomen tussen te planten dient een ontheffing te worden aan gevraagd. Om er voor te zorgen dat de beplanting op termijn op de ver eiste afstand komt te staan wordt een dergelijke ontheffing geweigerd. Wordt een windscherm zodanig af gezaagd dat het onderhoud vanaf die zijde mogelijk wordt dan is er een blanco situatie ingetreden. Het hiervoor weergegeven ontheffingen beleid is op deze situatie geheel van toepassing. Voor nadere informatie tel. 01100-41242, ofwel de distriktstech- nisch ambtenaar van het wa terschap. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 13