De maand september op het Zuidwestelijk akkerbouwbedrijf De maand september is elk jaar een drukke periode op het akker bouwbedrijf. De oogst van de aardappelen en de uien zal vooral in de tweede helft van de maand de meeste aandacht vragen. Ook de bieten voor de vroege levering worden in september gerooid. Tevens worden er veel voorbereidingen getroffen voor volgend jaar: stoppel behandelingen, onkruidbestrijding in de stoppel, aanwending dierlij ke mest, kalibemesting, eventueel grondontsmetting, inzaai van En gels raaigras enz. Dit betekent bij wat minder werkbare dagen, die bovendien steeds korter worden, dat er vaak ook 's avonds moet worden doorgewerkt. De verlichting van uw werktuigen en transport materiaal moet dan ook zeker in orde zijn. Vooral het landbouwver- keer op de openbare weg moet goed gezien kunnen worden. Naast de verlichting is het nodig bij herhaling te wijzen op het gevaar van draaiende delen van een machine. Denk hierbij vooral aan de loofrol- len op de aardappelrooier. Aardappelen Dit teeltseizoen is voor de aardappe len niet eenvoudig geweest. We heb ben te maken gehad met flinke droge perioden, waarin in behoorlijke ma te doorwas is opgetreden. Uiteraard zijn er van perceel tot perceel grote verschillen. In juni en juli zijn diver se momenten geweest waarop knol len zijn gaan doorgroeien. Soms kan men zelfs al drie knollen achter el kaar vinden. Of er straks ook echt 'waterzakken' of 'glazige' knollen zullen ontstaan zal afhangen van het verdere verloop van het groeisei zoen. En uiteindelijk met de oogst weten we pas hoe ernstig het geweest zal zijn. Tot nu toe is er eigenlijk geen phy- tophthora voorgekomen. Toch blijft voorzichtigheid, zeker bij verande rende (nattere) weersomstandighe den, geboden. Blijf attent met de aardappelziektebestrijding tot aan de oogst toe! Doodspuiten Met het verdwijnen van dinoseb in olie blijven er maar twee middelen over nl. Reglone en Purivel. Loof- branden klappen is momenteel nog een vrij dure methode en onvol doende bedrijfszeker. Dit is een 'mooi weer methode'. Hierdoor blijft voorlopig de noodzaak om chemische middelen in te zetten bij de loofdoding. Bij het doodspuiten onder droge omstandigheden kan met Reglone naveleindrot ontstaan. Bij gebruik van Purivel is nog nooit naveleindrot gekonstateerd. Een be zwaar van Purivel is wel dat het ge was al vroeg, namelijk 2 a 3 weken voor het rooien, moet worden dood gespoten. Dit zou dan enige op brengstderving kunnen geven. Met Purivel wordt een eventuele aan tasting van phytophthora niet bestreden. Na het doodspuiten vindt overigens nog enkele dagen groei plaats, het geleidelijk afsterven geeft vaak een meer afgeharde schil en de knollen laten als regel gemakkelijker los. Uit ervaringen is gebleken dat de kombinatie van 2 Reglone 1,25 Purivel weliswaar sneller werkt dan Purivel alleen, maar niet beter is dan Reglone alleen. Momenteel heeft de PD nog een aantal nieuwe middelen in onder zoek maar toelating wordt pas op zijn vroegst in 1990 verwacht. Bewaarplaats Het is gewenst om tijdig voor de aard appeloogst de elektrische installatie van de bewaarplaats eens na te zien. Dit kan storingen tijdens de oogst voorkomen. Ook de meet- en regel- apparatuur moet worden gekontro- leerd. Als u de aardappelen heeft 'gegast' dan zal er een aanslag van het kiemremmingsmiddel op de ven tilatorschoepen zijn ontstaan. Deze moet verwijderd worden om onba lans te voorkomen. Loofverwijdering Om een goede werking te krijgen van de loofrollen moeten de stengel- resten na het loofklappen tenminste 15-25 cm lang zijn. Er mogen im mers tijdens het rooien geen verstop pingen optreden daar dit gemakke lijk kan leiden tot knolbeschadiging. Om dit te bereiken dient het loof klappen aan de volgende eisen te voldoen: - geen beschadiging van de ruggen, - al het hangende loof uit de geulen verwijderd, 12 - boven de rug nog 15 a 25 cm loof over. Hiervoor moet het lengteverschil tussen de kortste en de langste kle pels 20 cm zijn. Om de ruggen niet te beschadigen is het belangrijk dat de breedte van de loofklapper overeenkomt met de breedte van de pootmachine. Oogsten In verband met de kwaliteit van de aardappels is het belangrijk om een aantal punten goed in de gaten te houden: gebruik van spoorbreedte van 1,50 m en banden niet breder dan 25 cm ter voorkoming van knolbeschadi ging in de rug de grondtemperatuur moet hoger zijn dan 8 graden Celsius soepele invoer van de rug in de rooier (scharen glad, niet te steil en een geleidelijke overgang naar de zeefketting) probeer losse grond tot op het eind van de rooiketting te houden. Pas hiervoor de kettingsnelheid aan de rijsnelheid aan op goed zeefbare grond een rooi ketting gebruiken met een ket tingsteek van maks. 36 mm en de zeefkettingen met rubber bekleden de schudders zo weinig mogelijk gebruiken een valhoogte van maksimaal 40 cm aanhouden droge en scherpe kluiten zijn erg gevaarlijk het gebruik van valbrekers (b.v. een zak stro) kan alleen maar bijdra gen tot een goed resultaat stortbak en transportbanden niet leegdraaien Denk bij de aardappeloogst ook aan de veiligheid! Probeer geen verstoppingen te ver wijderen in een draaiende machine. Schil of schrap eens aardappelen 12 a 24 uur na het rooien; als minder dan 10°7o van de knollen rooibescha- diging vertoont is het goed. Bewaring Als het produkt goed de cel ingaat is dat zeker nog geen garantie dat het er ook goed uitkomt. Vanaf het in- schuren moet er nog veel gebeuren voor het handhaven van een goede kwaliteit. Voorkom stortkegels, stort maksi maal 4 meter hoog. Sla geen aardap pelen op die in de wagen zijn natge regend. Deze gaan in de cel vrijwel altijd tot rotting over. Probeer de bovengrondse kokers te bekleden met een strozak. De transporteurs vooral bij 'knik'punten in de lijn, goed bekleden. Natte partijen met veel grond even als partijen met zieke knollen moe ten direkt worden gedroogd. Drogen gaat het snelst als de buitenlucht kouder is dan de produkttempera- tuur. Voorkom hierbij dat de pro- dukttemperatuur zakt onder de 10°C i.v.m. de wondheling. Wondheling Tijdens de wondheling krijgen de aardappelen een dikkere schil en een kurklaagje op de wonden. Deze pe riode duurt ongeveer 14 dagen. De wondheling verloopt het gunstigst bij een hoge luchtvochtigheid en bij een temperatuur van ongeveer 15°C. Hogere temperaturen geven meer ri- siko in verband met het uitbreiden van ziekten. Tijdens de wondhe- lingsperiode zo weinig mogelijk ven tileren. Alleen om de lucht te verver sen en om te voorkomen dat de tem peratuur te hoog oploopt kan men dagelijks ongeveer 15 minuten ven tileren. Kiemremming Poedervormige middelen bij het in brengen alleen toepassen op partijen die droog en weinig ontveld zijn. Aardappelen met poederbrand zijn vaak niet geschikt voor de fritesin- dustrie. Met het toepassen van vloei bare kiemremmingsmiddelen moet direkt na de wondhelingsperiode (2 a 3 weken na inschuren) worden be gonnen. Op goed afgeharde aardap pelen kan tijdens inschuren reeds een kiemremmingsmiddel met fungi cide worden toegediend (Germotect Flow). Zaaiuien De zaaiuien hebben het dit jaar op veel percelen niet zo gemakkelijk ge had. Vanwege de droge omstandig heden is de groei achtergebleven. De droogte zal wellicht ook het gewas sneller doen strijken. Al met al zul len de kg-opbrengsten op veel perce len niet meevallen. Indien de sorte ring fijn zal zijn, kan het nuttig zijn om de opraper eventueel uit te rusten met een ketting met steek 36 i.p.v. steek 41. Door de problemen bij het telen van een kwaliteitspro- dukt is de afzet op de buitenlandse markt gestagneerd. Bijzondere aandacht voor het rooi en, drogen en bewaren is dan ook meer dan ooit noodzakelijk. Voor het behoud van een goede kleur en ter voorkoming van ziekten in de ui en verdient de snelle oogstmethode met een korte of geen veldperiode sterk de voorkeur. Oogsttijdstip Zaaiuien moeten gerooid worden op het moment dat 50% van de totale loofmassa is afgestorven. Later rooien kan kleurverlies betekenen. Verwering kan reeds optreden in de grond vooral als de uien hierin te lang blijven staan. Later rooien kan bij snel kunstmatig drogen meer kale uien tot gevolg hebben. Het gewas moet zo snel mogelijk na het rooien worden ingeschuurd. Loofverwijdering Het loof dient verwijderd te worden tot net boven de splitsing van de bla deren. Belangrijk is dat pas met loofklappen wordt begonnen als het gewas goed droog is. Te nat klappen betekent het onvoldoende omhoog zuigen van het loof, waardoor te veel lang loof aan de uien blijft zit ten. Bovendien besmeurt het natte loof de uien waardoor vuile plekken op.de uien kunnen komen, die uit Bij de snelle oogst- en droogmethode bij uien is een egale storthoogte abso luut noodzakelijk. Bij het drogen van de produkten met verhitters is waakzaamheid geboden. eindelijk weer tot kleurverlies kun nen leiden. Het klappen dient daar om op bovengenoemd tijdstip te ge beuren met een loofmaaier met vol doende zuigkracht en bij voorkeur met een zijafvoer. Indien de loof maaier niet voorzien is van een zijaf voer, is het aan te bevelen om het loof, dat over de uien wordt ver spreid, enigszins te laten drogen voordat met het rooien wordt be gonnen. Oogsten De uien dienen onbeschadigd en zo veel mogelijk vrij van grond geoogst te worden. Als het weer niet stabiel is verdient het rooien rechtstreeks op de wagen de voorkeur boven het op de legger rooien. De rijsnelheid en de kettingsnelheid dienen zoveel mo gelijk op elkaar te worden afge stemd. Dit om beschadigingen zo veel mogelijk te beperken. Ook hier geldt dat de ketting steeds vol moet liggen. Het aanbrengen van bekle ding om de spijlen is noodzakelijk. Het beperken van de valhoogte (maksimaal 40 cm) en het gebruik van valbrekers is van groot belang. De uien moeten bij de snelle oogst methode nog dezelfde dag binnen worden gereden. Langer laten liggen betekent meer kans op nat worden en op kleurverlies. In de cel dient men te zorgen voor een gelijke storthoogte met een goe de vlakligging van het produkt. Ook een goede beluchting voor een ge lijkmatige droging is belangrijk. Voor snel en gelijkmatig drogen dient men van de volgende uit gangspunten uit te gaan: 1. Ventilatiecapaciteit minimaal 150 m3 lucht per m3 uien per uur. 2. Luchtverdeelsysteem dm.v. roostervloer of kanalen met maks. 2.50 m hart op hart. 3. Storthoogte 3 meter bij het in brengen. 4. De drooglucht dient konstant 30°C te zijn. Dit betekent dat de bui tenlucht minimaal 15 graden moet worden opgewarmd. Hiervoor is een kachelcapaciteit van minimaal 1,75 kW (1500 Kcal per uur) per ton uien nodig bij de ventilatiecapaciteit van 150 m3/uur/per m3 produkt. Om de drooglucht konstant op 30 graden te kunnen handhaven bij een wisselen de buitentemperatuur dient een re gelbare luchtverhitter gebruikt te worden of van meerdere luchtverhit- ters gebruik te worden gemaakt. 5. Het produkt moet binnen maksi maal 5 dagen droog zijn. Droog is het moment, dat de temperatuur van de ingaande lucht gelijk is aan de temperatuur van de lucht die de uien verlaat. De verhitter kan dan wor den uitgeschakeld. 6. Na het drogen. Gedurende de eer ste drie weken na het drogen moet de produkttemperatuur met ca. 0,5 graad per dag van 30°C worden te ruggebracht naar ca. 18°C. Dit kan men realiseren door de produktther- mostaat elke dag 0,5 graad lager in te stellen. Ook kan men de ther mostaat 1 graad per twee dagen naar beneden draaien. Dit alles resulteert erin dat er nog Vrijwel dagelijks zal worden geventileerd met buiten lucht. Doordat de buitenlucht kou der zal zijn heeft dit een goed drogen effekt op de uien. Hierdoor wordt een goede uitdroging van de hals be reikt. Wanneer de temperatuur in de uien 10°C is kan vanaf dit moment tot eind december het produkt ge lijkmatig worden teruggekoeld tot 3°C. Neem voldoende maatregelen voor de brandveiligheid en stel uw verze kering op de hoogte van het drogen met een luchtverhitter. Suikerbieten In de laatste week van september zal waarschijnlijk de kampagne van start gaan. Vooral de percelen waar de groei om wat voor reden dan ook niet optimaal is, komen het eerst in aanmerking om gerooid te worden. Ook kan een eventueel nog te zaaien gewas als wintertarwe of Engels raaigras van invloed zijn op het rooi- tijdstip. Leg de bieten op een verhar de stortplaats. Kop- en grondtarra gaan steeds meer geld kosten. Pro beer oogstverliezen te beperken. Vooral in het begin van de kampag ne als de bieten nog klein zijn, moet men ekstra letten op lekken bij de rooier en de lader. Bruine bonen Maaien en daarna ruiteren van brui ne bonen is arbeidsintensief, doch geeft nagenoeg altijd een goede kwa liteit. Voldoende lang op de ruiter laten nadrogen is hierbij echter noodzakelijk. Vooral voor late en onregelmatig afrijpende gewassen is dit een goede methode i.v.m. droog- kosten en kwaliteit. Bij tijdige en re gelmatige afrijping is het ook goed mogelijk uit het zwad te dorsen. Met het maaien moet dan gewacht wor den tot het gewas dusdanig rijp is, dat na enkele dagen gedorsen kan worden. Met de aangepaste mobilvi- ner kan zowel uit de ruiter als uit het zwad zeer goed werk worden gele verd, waarbij vrijwel geen beschadi ging optreedt. Met de maaidorser valt het echter tegen t.a.v. de be schadiging omdat het vochtgehalte binnen een partij vaak erg varieert. Bij gebruik van de maaidorser die nen ook de nodige aanpassingen te worden gedaan om beschadigingen te beperken, zoals: - geen scherpe slaglijsten, - ruime mantelopeningen, - geen scherpe randen aan de vijzels en voldoende ruimte tussen de vijzel en de bodem van de afvoerpijp, - laag trommeltoerental met behoud van het toerental van de schudders. Knolselderij Als nog niet de volledige hoeveelheid stikstof is gestrooid, kan begin sep tember nog 50-80 kg N gegeven wor den. Bij zo'n late overbemesting kan verbranding optreden van het hartje van de knolselderij. Probeer daarom indien mogelijk voor een regenbui de laatste stikstof te geven. Onder droge omstandigheden kan vooral op lichte gronden boriumgebrek op treden (inwendig bruin). Dan kan het gewenst zijn om 2 kg maneltra- Borium te spuiten. Ook bladvlek- kenziekte kan nog laat in het seizoen optreden. Een bestrijdingsmiddel hiertegen kan gemengd worden verspoten met borium. Blijf tevens het gewas regel matig kontroleren op wantsen. Vrijdag 25 augustus 1989

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 12