Hoofdbestuur ZLM kiest voor "stap voor stap"-beleid op weg naar duurzame landbouw Vroege oogst rietzwenk graszaad en plantuien Mini-aardappelen met grote toekomst Het hoofdbestuur van de ZLM heeft in zijn maandelijkse vergade ring op vrijdag 30 juni jl. in het landbouwhuis te Goes de conclusies en aanbevelingen van de ZLM-studiedag m.b.t. een aantal recent ver schenen nota's integraal en onveranderd overgenomen. Op de studie dag die 10 juni jl. plaatsvond in de Prins van Oranje te Goes werden de volgende nota's besproken: de Structuurnota Landbouw (SNL) en het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van landbouw, het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) van het ministerie van VROM en het Milieu Aktie Plan (MAP) van het Landbouwschap. Het hoofdbestuur staat in beginsel positief ten opzichte van milieu maatregelen. "De landbouw is be reid om een uiterste inspanning te le veren om een duurzame landbouw te realiseren. Duurzame landbouw moet echter ook concurrerend zijn. Daarom zal de haalbaarheid en be taalbaarheid voorop moeten staan. Zonder een economische landbouw zijn de doelstellingen sowieso niet haalbaar". Het hoofdbestuur op teert voor een zogenaamde "stap voor stap" benadering. elk plan/voornemen, dat wordt voor gesteld om de doelstellingen te berei ken, moet op zijn merites worden beoordeeld. Eerst moet vastgesteld worden of een en ander voor de landbouw teelttechnisch, ar- beidstechnisch en financieel valt in te passen. Inpassing zal eerder mo gelijk zijn als de overheid een grote re inspanning levert (bijvoorbeeld subsidieregeling). Wel wordt nog eens bena drukt, dat een goed milieu een geza menlijke verantwoordelijkheid is van overheid en landbouwbedrijfsle ven. Cruciaal is de mate waarin de overheid financieel participeert bij het realiseren van de doelstellingen. Percentages Het hoofdbestuur vindt voorts dat de landbouw zoveel mogelijk moet proberen milieubelastende activitei ten terug te dringen. De genoemde percentages waarmee de ammoniak- emissie en het gebruik van gewasbe schermingsmiddelen in het jaar 2000 teruggebracht moeten worden, mo gen geen doelstellingen op zich wor den. Eerst moet vastgesteld worden wat het vertrekpunt is en in de loop van de tijd moet voortdurend geëva lueerd worden of het traject, dat is uitgestippeld, haalbaar is. Een alge mene doelstelling om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met 50% terug te brengen wordt niet zinvol geacht aangezien ieder middel weer andere werkzame stoffen be vat, die lang niet allemaal schadelijk voor het milieu zijn. Een differentia tie op dit punt is beslist noodza kelijk. Voorts kan de belasting van het mi lieu ook terug gebracht worden door een toelatingsbeleid dat meer is afge stemd op de praktijk. Verder moet het gewasbeschermingsbeleid in EG verband geharmoniseerd worden, zij het, dat Nederland de ruimte moet houden om een aantal specifiek Ne derlandse problemen op zijn eigen wijze op te lossen. In ieder geval zal de praktijk voldoende tijd moeten worden gegeven om op e.e.a. in te spelen. Onderzoek Om de landbouw in de toekomst duurzaam, efficiënt en concurrerend te laten produceren zal onderzoek onontbeerlijk zijn. In feite zal on derzoek, zowel gericht op technolo gie als op de markt, prioriteit num mer 1 moeten krijgen. Kan via on derzoek het rendement per ha. wor den verbeterd, dan zou deze finan ciële ruimte kunnen worden aange wend voor de introduktie van geïnte greerde bedrijfssystemen. Accenten voor onderzoek zijn: mestproblema tiek (aanwending en verwerking), gewasbescherming (alternatieve middelen en "ingebouwde" resisten tie), agrificatie en verhoging van het rendement in het kader van de milieu-eisen. Verwacht wordt dat onderzoek een wezenlijke bijdrage Vrijdag 7 juli 1989 kan leveren aan de oplossing van de akkerbouwproblematiek. Gedacht wordt daarbij aan agrificatie waar door er meer ruimte op de markt kan komen en aan produktieverho- ging i.v.m. de kosten per eenheid produkt. Stelling wordt genomen tegen de gangbare berekeningen tussen ener gie uit landbouwprodukten en olie. Voor een goede vergelijking is het nodig enerzijds de negatieve effecten van olie op het milieu mee in be schouwing te nemen en anderzijds de positieve effecten van groene energie. Heffingen Het hoofdbestuur is voorts van oor deel dat een heffing op kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen niet bespreekbaar is. "Heffingen staan haaks op het streven naar marktge richt beleid. Bovendien werken ze demotiverend, terwijl een stimule rend beleid hier op zijn plaats is. Voorts gaat het hier om een wille keurige maatregel. Een heffing op kunst mest en gewasbeschermingsmidde len resulteert in feite in een ordinaire kostenverhoging die concurrentie vervalsing en koude sanering tussen de bedrijven onderling veroorzaakt terwijl de problematiek verergert. Het hoofdbestuur staat in beginsel positief ten opzichte van het streven van de SNL dat in het jaar 2000 (na genoeg) alle grondgebonden bedrij ven overgeschakeld moeten zijn op geïntegreerde bedrijfssystemen en niet grondgebonden bedrijven op gesloten bedrijfssystemen. Wel wordt nadrukkelijk opgemerkt dat onder geïntegreerde bedrijfs systemen wordt verstaan een opti male aanwending van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen zon der dat dit ten koste gaat van de fi nanciële opbrengst. Uit onderzoek zal moeten blijken, dat het overscha kelen op geïntegreerde en gesloten bedrijfssystemen haalbaar is voor de landbouw. De vraag of glastuinbedrijven in het jaar 2000 nagenoeg geheel in geslo ten bedrijfssystemen kunnen produ ceren is sterk afhankelijk van nader onderzoek. Met name besmettingen vanuit water en steen wol kunnen daarbij een *ol spelen. Bovendien is men van mening dat meerdere teel ten mogelijk moeten blijven. Inten sieve voorlichting en begeleiding bij de projecten om deze systemen in de praktijk te introduceren is on misbaar. Een regeling gericht op stimulering van de bedrijfsbeëindiging van ak kerbouwbedrijven om daarmee an dere hoofdberoepsbedrijven te ver groten wordt in principe positief be oordeeld. Sommigen vrezen daar door stimulering van nog meer pro- duktie en zouden beëindigers daar om liever willen zien braken. Het hoofdbestuur wil echter niets van de braakregeling weten als dit leidt tot onaanvaardvare gevolgen voor de pachtregelgeving. Het ZLM stand punt inzake pacht staat hiermee nl. op gespannen voet. Daarom ook wordt de voorkeur gegeven aan be- drijfsvergroting in SBE boven ver- Terwijl sommige gewassen op een aantal percelen het veld nog niet hebben gesloten, is van bij voorbeeld graszaad en tweede jaars plantuien de oogstperiode al weer aangebroken. Het land bouwbedrijf "De Wilhelmina- polder" te Wilhelminadorp is dit jaar zeer vroeg met het (van stam) dorsen van het rietzwenk graszaad. Het is het tweede jaar dat de WP rietzwenk in het bouwplan heeft opgenomen, de eerste keer viel het oogsttijdstip begin augustus, nu dus al begin juli. Volgens bedrijfsleider de heer J. de Feijter kan men stellen dat het gewas, mede door de vroege gronds, een beetje nood- rijp is. Toch lijkt de opbrengst niet tegen te vallen, al moet je bij graszaad altijd een slag om de arm houden als het om oogst- voorspellingen gaat. De WP verbouwt 26 ha. riet zwenk, en daarnaast ook nog 34 ha. veldbeemd. Van de veld- beemd is afgelopen dinsdag het eerste perceel gemaaid. Het oogsttijdstip hiervan wijkt niet zoveel af van dat in andere jaren. Van de opbrengst van het veld beemd heeft De Feijter goede verwachtinen. Ook de oogst van de plantuien valt vroeg; de vroegste oogst (Stuttgarter) bij de familie Breure uit Colijnsplaat ligt ongeveer veertien dagen voor op andere jaren. Breure zet de plantuien altijd heel vroeg in het jaar -op de vrij zware grond lukt dat over het algemeen ook prima- dit jaar was dat begin fe bruari. De opbrengst is redelijk, aldus mevrouw Breure, al zijn er plekken waar droogteschade is opgetreden. Ook met het rooien van de niet als vroeg bedoelde plantuien is al een aanvang ge maakt zo hier en daar: het weer zorgt voor een korte groeiperio de, waardoor ook hiervan de oogst vroeg kan beginnen. Plantuien rooien bij fam. Breure te Colijnsplaat. Graszaad (rietzwenk) dorsen van stam in de Wilhelminapolder. Landbouw moet goede wil voor milieu blijven uitdragen Het hoofdbestuur van de ZLM is van mening dat de landbouw zal moeten blijven uitdragen, dat zij positief staat tegenover een meer milieugerjcht beleid en dat zij daar een forse inspanning voor wil leveren. Overigens is het een feit, dat er in het verleden al veel op dit gebied bereikt is. Ook geeft de landbouw een positieve bijdrage aan het milieu; voor een groot deel van het landschap is de landbouw vormgever en be heerder en bepaalt daarmee in belangrijke mate de leefbaarheid van het platteland, aldus het hoofdbestuur. Op 10 juni werden de verschillende nota's op een gezamenlijke bijeenkomst van de ZLM-commissies bediscussieerd. groting in oppervlakte. Wel ziet men mogelijkheden om de bedrijfsver- groting in de akkerbouw qua opper vlakte te stimuleren via fiscale maat regelen zoals de aftrekbaarheid van de pachtrechten. Hoofdbestuur d.d. 30-6-1989 H.C. van der Maas, voorzitter (ged); A.H. Munters, vice-voorzitter; mr. J. Oggel, algemeen-sekretaris; R. Hoiting, sekretaris; L.J. v. Gastel, kring Schouwen-Duiveland; J.L. v. Gorsel, kring Tholen-St. Philips- land; F.A. Dees, kring Noord- Beveland; S.J. Noteboom, kring W. Zuid-Beveland; C.J. Bierens, kring Walcheren; J. Flikweert, (plv) kring W. Zeeuws-Vlaanderen; M. Boo- gerd, kring Axel; M. Vinke, kring Hulst; J.C. Geluk, kring West- Brabant; G.J. de Jager, kring Altena-Biesbosch; H. Juin, kring Oost- en Midden-Brabant; J.H. Hartgers, kring Langstraat; G. Ster renburg, tuinbouw; W. v. Veldhui zen, veehouderij; D. Hannewijk, veehouderij. Adviserende leden: mw. R. Crezee, mw. S. Hanse. Diensten/instellingen: mw. J. Priem, T. Elzinga en J. Wierenga. Ze zijn vrij van ziektekiemen en kunnen het hele jaar door in kassen worden geteeld. Uiterlijk lijken ze op andere aardappelknollen. In de grond geplant groeit er een gewone aardappelplant uit, die ook normale knollen vormt. Alleen is deze aard appel in wekelijkheid niet groter dan een erwt. Bij de in verschillende landen in be proeving zijnde kweekprodukten wordt b.v. uitgegaan van sten gelstukjes met okselknoppen, die op een voedingsbodem worden ge plaatst. Na enkele weken worden de plantjes in bakken in een kas gezet. Na ruim 4 weken kunnen de eerste knolletjes worden geoogst. Het plantje wordt even uit de grond ge haald, de knolletjes eraf geplukt, waarna de plant wordt teruggezet. Zo kan nog 2 keer telkens na 3 4 weken worden geoogst. Op deze ma nier worden in 10 weken 3500 knol letjes per m2 kasoppervlak verkregen en dit kan mogelijk 4 keer per jaar. De vereniging van Bretonse aardap peltelers FSB heeft in 1988 5000 mi- niknollen geplant en later per plant tot 7 pootaardappelen van normale omvang gerooid. Het doel van de FSB is, te komen tot 150.000 mini- knollen, om die dan ter vermeerde ring uit te geven. Hoewel deze me thode sneller is dan de gebruikelijke en betere kwaliteit oplevert, zullen ook in de toekomst beide vermeerde ringsmethodes worden gebruikt, omdat ze elkaar in het arbeidsproces aanvullen. (Uit De Voor) 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 13