'Duurzame resistentie' leidt tot verwarring
IRS-onderzoek: kosten belangrijk
kriterium voor keuze
onkruidbestrij dingsmiddel
Polen wil weer vlas-eksporteur
nr. 1 worden
Ramie, een belangrijke
konkurrent voor vlas
keur aan de voorhanden zijnde
hoofdgenen. 'Als je voldoende voor
raad resistentiegenen hebt, en een
aantal nieuwe rassen op de plank
Met de term duurzame resistentie is de verwarring kompleet. Ir. H.
Bonthuis (RIVRO) vindt dat aan partiële resistentie veel te gemakke
lijk de kwalifikatie duurzaam gekoppeld wordt. Dr.ir. M.A. Beek
promoveerde op duurzame resistentie. Broers en Jacobs zijn erg hui
verig deze term te gebruiken. 'Het mechanisme en de duurzaamheid
zijn twee verschillende zaken. Dat willen we wel van de daken
schreeuwen', zei Jacobs in een interview. Ook professor Parlevliet
(LU-Plantenveredeling) weet nog steeds niet of partiële resistentie het
is. Graankweker Groenewegen is heel nuchter, voor hem is duurzame
resistentie zowel fysio-specifieke als partiële resistentie, als die re
sistentie maar lang meegaat.
Eind vorig jaar promoveerde de heer
Beek, hoofd plantenveredeling bij
Nunhems Zaden, op een onderzoek
naar selektieprocedures voor duur
zame resistentie in tarwe. De werk
wijze was van Afrikaanse boeren af
gekeken. Zij hadden het probleem
van een hardnekkige schimmelziekte
in mais sneller onder de knie dan we
tenschappers. Veredelaars selekteer-
den op fysio-specifieke resistentie,
maar die werd steeds na enkele jaren
doorbroken. De maisboeren selek-
teerden steeds de minst vatbare plan
ten uit en hadden uiteindelijk suk-
ses. Beek veranderde met ethrel tar
we van een zelfbevruchter in een
kruisbevruchter en volgde de werk
wijze van de maisboeren. Hij ont
dekte dat selektie in latere generaties
effektiever was dan selektie in vroe
gere generaties.
Nederland
Hoewel het onderzoek bestemd is
voor ontwikkelingslanden, ziet Beek
ook perspektieven voor de Westerse
landbouw. Doelend op de moeilijk
heden die kwekers ondervinden bij
de registratie van partieel resistente
rassen, zegt hij: 'Maar de Neder
landse overheid stimuleert dit niet',
De heer Bonthuis zwakt deze opmer
king af: 'Rassen met een zekere mate
van vatbaarheid worden wel degelijk
door het RIVRO geaksepteerd'.
Ook prof.dr.ir. J.E. Parlevliet vindt
het jammer dat er niet meer met par
tiële resistentie gedaan wordt. 'Het
valt niet mee kwekers zo ver te krij
gen dat ze het werkelijk gaan toepas
sen. We moeten, net als bij het mest
probleem, eerst met de rug tegen de
muur staan'. Maar het mestpro
bleem was ook al 15 jaar bekend,
geeft hij toe.
Nadelen partiële resistentie
Professor Parlevliet geeft toe dat er
ook nadelen aan partiële resistentie
kleven, 'het is in het veld niet altijd
duidelijk te onderscheiden van
hoofdgenen, en genetisch ligt het iets
komplexer'. Bonthuis beaamt dat,
maar hij hoopt dat het RIVRO na de
reorganisatie meer aandacht kan
gaan besteden aan het ontwikkelen
van herkenningsmethoden van deze
resistentievorm. Het Rijksinstituut
voor Rassenonderzoek van Kuituur
gewassen besteedt in het kader van
Epipré al aandacht aan resistentie.
Resistentiecijfers uit de Rassenlijst
worden vertaald in schaderelaties,
zodat voor elk ras het verloop van
een epidemie voorspeld kan worden.
Er bestaat nog veel onduidelijkheid
over het fysio-specifieke karakter
van partiële resistentie. Volgens Par
levliet wordt dit laatste vaak onder
tafel geveegd, maar hij voegt er aan
toe dat de fysio-specifieke effekten
van partiële resistentie veel kleiner
zijn dan bij fysio-specifieke resisten
tie met hoofdgenen.
Ook de heer Beek erkent dat er aan
partiële resistentie nadelen kleven.
Het is geen absolute resistentie,
maar daar weegt de duurzaamheid
wel tegen op en de boer lijdt geen
ekonomische schade omdat epide
mieën niet doorzetten.
Voorkeur voor hoofdgenen
Graankweker ir. L.J.M. Groenewe
gen van kweekbedrijf Zeider uit Ot-
tersum geeft echter niet altijd de
voorkeur aan partiële resistentie.
Het hangt van de ziekten af, bij af-
rijpingsziekten in tarwe, bij dwerg-
roest en bladvlekkenziekte in gerst
en bij meeldauw in wintergerst ont
breken fysio-specifieke hoofdgenen.
Hier moet dus wel van partiële re
sistentie gebruik worden gemaakt,
maar bij gele roest geeft hij de voor-
Vrijdag 19 mei 1989
hebt staan, kun je er mee leven'. Hij
geeft wel de voorkeur aan een kom-
binatie van resistentiegenen, zodat
het risiko van doorbreken klein
blijft. 'Manella stond van ongeveer
1966 tot 1980 op de Rassenlijst en
besloeg in het begin van de zeventi
ger jaren meer dan de helft van het
wintertarweareaal. Toch bleef het
ras resistent, want de resistentie be
rustte op drie genen'. Daarom is het
volgens Groenewegen pertinent fout
Graanrassen met partiële resistentie tegen (bijvoorbeeld) roesten, vragen een
aanpassing bij de teelthandelingen
om de term duurzaam voor partiële
resistentie te reserveren. Ook profes
sor Parlevliet zegt dat sommige
fysio-specifieke resistenties het 60
tot 70 jaar uithielden.
Zelfs de term partiële resistentie
wordt niet eenduidig uitgelegd. Voor
ir. Bonthuis is dit begrip zo wijd, dat
hij er ook onvolledige resistentie die
op fysio-specifieke hoofdgenen be
rust, onder verstaat. Dit is immers
ook partiële - gedeeltelijke - resisten
tie. In navolging van Parlevliet ver
staan de meeste plantenveredelaars
onder partiële resistentie een vorm
van resistentie die op een groot aan
tal bijgenen met kleine effekten be
rust. Dr.ir. L.H.M. Broers en dr.ir.
Th.M.G.M. Jacobs hebben dit voor
bruine roest in tarwe nader uitge
werkt. In hun proefschrift noemen
zij als belangrijkste faktoren van
partiële resistentie: langere latente
periode, lagere infektiefrekwentie en
kleinere sporenhoopjes, die minder
en korter sporen produceren. On
danks voorbeelden van partiële re
sistentie die duurzaam zijn willen ze
hierover geen uitspraken doen. Stel
ling 5 bij Broers' proefschrift luidt:
'Het partiële karakter van een re
sistentie is geen garantie voor de
duurzaamheid'. En Jacobs stelt bij
hetzelfde proefschrift: 'Duurzaam
heid van resistenties kan niet tijdens
een veredelingsprogramma bepaald
worden'.
Groenewegen noemt alle resistenties
die lang meegaan duurzaam. Hij
merkt daarbij op dat doorbroken re
sistentiegenen na een periode dat ze
niet gebruikt zijn, opnieuw hun
dienst kunnen bewijzen. Fysio's
waartegen geen resistentiegenen
meer gebruikt worden, sterven na
verloop van tijd uit. 'En Pagode
dan', vraag ik, 'dat ras heeft toch
ook een resistentiegen dat is door
broken en een tijd buiten gebruik is
M.A. van der Beek.
geweest? Het wordt nu weer door
gele roest aangetast'. 'Gele roest is
een uitzondering, maar bij andere
ziekten werkt het wel', aldus de
graankweker.
Toekomst
Twee promoties op partiële resisten
tie, waarvan een dubbelpromotie,
benadrukken het belang van deze
vorm van weerstand tegen ziekten.
Komen er graanrassen met partiële
resistentie tegen bijvoorbeeld
roesten beschikbaar, dan vraagt dat
een aanpassing van de boer.
Akkerbouwers die nu een lichte aan
tasting in hun gewas waarnemen,
kunnen direkt naar de spuit grijpen.
Bij partieel resistente rassen zal men
moeten durven wachten, meestal zal
een aantasting geen schadelijke vor
men aannemen, en is spuiten dus
geldverspilling en onnodige be
lasting van het milieu.
De kosten van verschillende on-
kruidbestrijdingssystemen variëren
sterk, terwijl veel van deze systemen
tot een aanvaardbaar resultaat lei
den. Dit konkludeert het Instituut
voor Rationale Suikerproduktie
(IRS) in het verslag "Onkruid-
bestrijdingsproefvelden suikerbieten
1988" van de heer J.D.A. Wevers.
Deze konklusie kon onder meer ge
trokken worden uit proeven op een
drietal proefvelden op klei-, zand
en dalgrond, waar diverse onkruid-
bestrijdingssystemen opgebouwd uit
verschillende doseringen van midde
len in diverse kombinaties met el
kaar werden vergeleken. Alle leiden,
bij sterk variërende kosten, tot een
aanvaardbaar resultaat.
Ter gelegenheid van de bijeenkomst
van de Werkgroep Onkruidbestrij-
ding van het IIRB in Nederland
heeft een vergelijking plaatsgevon
den van een aantal systemen, zoals
die in enkele Europese landen gead
viseerd worden. Ook bij deze verge
lijking is gebleken dat met alle syste
men een voldoende resultaat be
haald kan worden, ook weer tegen
sterk variabele kosten. Bij deze
proef varieerden deze kosten tussen
142,en 635,per hektare! In
samenwerking met de Belgische kol
lega's van het KBIVB is extra aan
dacht besteed aan de werking van
hulpstoffen. Hierbij is gebleken dat
hulpstoffen een positieve bijdrage
kunnen leveren tot een verbetering
van het bestrijdingsresultaat, maar
dat er geen merkbaar verschil
bestaat tussen de hulpstoffen en tus
sen enkele doseringen. Uit een proef
met verschillende kombinaties
(tankmengsels zowel als geformu
leerde produkten) van tenmedifam
en ethofumesaat komen geen duide
lijke verschillen naar voren.
Bij de bestrijding van éénjarige gras
sen met een aantal bestaande en
nieuwe produkten komen dusdanige
verschillen naar voren dat nader on
derzoek gewenst is. Voor de bestrij
ding van driedelig tandzaad en pape-
gaaiekruid is nog geen afdoende
oplossing gevonden. Ten aanzien
van de bestrijding van (vermoede
lijk) resistente zwarte nachtschade
lijkt het er op dat een extra gevoelig
heid ontstaat voor Betanal Tandem.
Ook dat zal nader onderzocht moe
ten worden. Bij een vergelijking van
een elftal fenmedifam-
formuleringen is geen duidelijk ver
schil gebleken in onkruidbestrijdings-
effekt.
Lage doseringstechnieken
Bij het onderzoek naar lage dose
ringstechnieken kunnen de volgende
konklusies getrokken worden: Er is
geen verschil in bestrijdingsresultaat
wanneer de lage doseringen toege
past worden in 100 of in 300 1 water
per hektare. Eveneens is er geen ver
schil tussen het gebruik van spleet-
doppen of werveldoppen bij beide
waterhoeveelheden. Een vergelijking
van kombinaties met chloridazon in
de plaats van metamitron laat op de
proefvelden weinig verschil zien. Dit
geldt ook voor lenacil (0,2 kg pro-
dukt per hektare) in plaats van meta
mitron (0,5 kg/ha). Een vervanging
van een deel van de metamitron
(0,25 kg/ha) door 0,1 kg/ha lenacil
werkt minder sterk. Tri-allaat in
plaats van ethofumesaat is duidelijk
minder betrouwbaar. Vervanging
van minerale olie door Exell geeft
geen duidelijke voordelen en maakt
de bestrijding duurder. Geen der
bespuitingen met lage doseringen,
onder welke omstandigheden dan
ook, vertoonde enige gewasdruk-
king, zodat een eventueel voordeel
in selektiviteit van Exell niet kon
worden aangetoond. Verhoging van
de dosering "bodemherbiciden"
(chloridazon, metamitron en lenacil)
bij de laatste bespuiting gaf geen
duidelijke voordelen. Bij een uitstel
van de bespuiting in het kiem-
bladstadium naar het begin twee-
bladstadium, dus naar een groter
onkruidstadium, kan toch een goed
resultaat behaald worden door de
dosering te verhogen en aan te pas
sen aan de onkruidontwikkeling.
Polen wil zijn plaats als belangrijk
ste eksporteur in de wereld van
vlasprodukten, die het tot in 1981
bekleedde, opnieuw heroveren.
Daartoe worden een zeer verregaan
de modernisering en een ingrijpende
herstrukturering van de produktie in
het vooruitzicht gesteld.
Door de overkoepelende vereniging
Polski Len (Pools vlas) werd een
herstruktureringsprogramma uitge
werkt, dat o.a. voorziet in een om
vangrijke vernieuwing van de verou
derde rootinstallaties en natspinne-
rijen, alsook in een hervorming van
het produktenassortiment. Om het
programma tegen 1995 te kunnen
verwezenlijken, zullen voor onge
veer 15 miljoen dollar aan moderne
machines en uitrustingsgoederen uit
het Westen worden ingevoerd. Met
enkele van de noodzakelijke investe
ringsplannen werd inmiddels een
aanvang gemaakt. Bovendien zullen
twee vlasspinnerijen kompleet ge
moderniseerd worden, en zal hun
produktiegamma met een nieuw
katoen-vlasgaren worden uitgebreid.
Deze nieuwe technologie werd in het
Tekstielinstituut van Lodz ont
wikkeld.
Verwacht wordt, dat via deze mo
dernisering en kapaciteitsuitbreiding
de jaarlijkse produktie van vlasweef
sels zou kunnen opgevoerd worden
tot 9 miljoen lopende meter tegen
1990, en tot 95 miljoen meter tegen
1995. Ter vergelijking, enkele cijfers
uit voorgaande jaren: in 1980 werd
al een produktie gehaald van 123
miljoen meter, maar in 1987 werd
nog slechts een cijfer bereikt van
86.000 lopende meter.
Bron: 'Technische Textilien', Dres
den, 1988 nr. 6.
Ramie of ramee is een in Europa
weinig gekende textielvezel. Net als
vlas, is het een bastvezel. Op sommi
ge afzetmarkten, wij denken hierbij
voornamelijk aan Japan, vormt ra-
mie een belangrijke konkurrent voor
vlas.
Ramie wordt gewonnen uit de blade
ren van de Uritica Thurnbergering,
een plant behorende tot de familie
van de brandnetels. De teelt situeert
zich vooral in gebieden met een sub
tropisch klimaat.
Op de Filippijnen is het areaal ramie
momenteel beperkt tot 10.000 ha. Er
wordt evenwel overwogen om deze
beperking op te heffen. Een belang
rijk deel van de Filippijnse ramie-
produktie wordt in ruwe of ontgom-
de toestand uitgevoerd naar de VSA.
China bezit een areaal ramie van ca.
280.000 ha. De verwerkingskapaci-
teit bedraagt er ongeveer 250.000
spillen.
(Vlasberichten)
11