Het gerstevergelingsvirus in zomergranen Bestrijding van blad- en aarziekten in zomer- en wintergerst Bodemherbiciden in aardappelen Legering van tarwe tegengaan door CCC Faller maalmolens voor mais en graan Vorig jaar, in 1988 is men in het Zuid-Westen vrij onverwacht gekon- fronteerd met het zogenoemde "gerstevergelingsvirus". Het is ook wel bekend onder de Engelse naam "Barley yellow dwarf". In 1988 werden vooral de zomergerst en de haver sterk aangetast. Momenteel zijn veel wintergerstpercelen ook sterk aangetast. De vraag die nu op duikt is natuurlijk: hoe zal dit zich verder ontwikkelen in de zomergra nen zoals gerst en haver? Het virus kan zowel granen als gras sen besmetten. De symptomen zijn bij de verschillende gewassen van uiteenlopende aard. Altijd is er ech ter sprake van een bladverkleuring en een verminderde groei. Gerst rea geert met een gele verkleuring van de bladeren, beginnend aan de bladtop- pen. In haver is de verkleuring rood tot paars. Symptomen in wintertar we zijn gewoonlijk minder opval lend maar kunnen ook geel of rood zijn. Het is niet altijd even gemakke lijk de symptomen van het virus te herkennen. Vooral na een regenrijke periode kunnen ook struktuurpro- blemen voor een soortgelijk beeld zorgen. Verspreiding Het gerstevergelingsvirus wordt door bladluizen op persistente wijze overgebracht. Dit betekent dat de bladluizen dus betrekkelijk lang moeten zuigen om het virus over te kunnen brengen. Is een bladluis een maal besmet met het virus dan kan hij onbeperkt planten blijven besmetten. Om een plant te besmet ten heeft de bladluis wel een zuigtijd van 15 tot 30 minuten nodig. Komen er ook gevleugelde luizen dan kan het virus over grote afstanden wor den verspreid. Omdat het virus per sistent is betekent dit ook dat het vi rus niet met sap kan worden overge bracht. Dus ook niet door het kon- takt tussen zieke en gezonde .plan ten. Voor het overbrengen van het virus zijn altijd bladluizen nodig. Er zijn minstens 15 soorten bladlui zen bekend die het virus kunnen overbrengen. In Nederland zijn er maar drie soorten belangrijk n.l. de roos-grasluis, de vogelkersluis en de grote graanluis. Momenteel kan men deze luizen al in grote aantallen in wintertarwe en grassen e.d. vinden. Als waardplant voor het virus kun nen alle grassoorten dienen. Ook opslag van granen kan als virusbron optreden. Schade Het zal duidelijk zijn dat bij graan gewassen de genoemde verschijnse len aanleiding kunnen geven tot op brengst verliezen. De schade is af hankelijk van vele faktoren. Aller eerst is het percentage aangetaste planten van belang. Er zijn ook ras- In zomer- en wintergerst komt te genwoordig meer ziekteaantasting voor dan een aantal jaren geleden. Bij de huidige teelt zal men daarom alerter moeten zijn of bepaalde ziek ten voorkomen en of een bestrijding wel of niet rendabel is. De belang rijkste ziekte is meeldauw. Verder komen voor dwergroest, netvlekken- ziekte en bladvlekkenziekte. Meeldauw Meeldauw is gemakkelijk herken baar aan het witte schimmelpluis met, in een later stadium, zwarte puntjes er in, de vruchtlichamen. Er onder is het blad veelal bruin-geel verkleurd. Bij resistente gerstrassen ontstaat bruinverkleuring van het blad zonder dat er schimmelweefsel te zien is (o.a. Prisma). Dit berust op een overgevoeligheidsreaktie van de plant. Zodra de plant geïnfekteerd wordt sterft het weefsel rondom af zodat de schimmel geen kans van ontwikkeling krijgt. Elke graansoort kent zijn specifieke meeldauw. Aan tasting over en weer is niet mogelijk. Wel vindt besmetting plaats vanuit het wintergewas naar het zomerge was. Meeldauw komt meer en vroe ger voor op zandgrond dan op klei grond. De optimale temperatuur ligt tussen 15 en 20°C. Extreem nat of extreem droog weer remt de ontwik keling. Er bestaat verschil in gevoe ligheid tussen de rassen. Bestrijding: Het kriterium voor meeldauw is bestrijding zodra het derde blad van boven is aangetast. Het kan nodig zijn al vanaf einde uitstoeling te spuiten. Bestrijding is mogelijk met 0,5 1 Bayfidan, 1 1 Cor bel, 0,75 1 Calixin (bij vroege aan tasting, goedkoop) of 0,5 1 Tilt. Netvlekkenziekte Vooral wintergerst kan ernstig aan getast worden door netvlekkenziek te. Hierin bestaan rasverschillen. Op de bladeren ontstaan bruine vlek ken, die uitgroeien tot strepen met een duidelijke netvormige struktuur. De ziekte treedt vooral op bij warm en vochtig weer en kan dan zeer snel uitbreiden. Bestrijding is noodzake lijk zodra de eerste aantasting wordt waargenomen. Bestrijding bij voor keur met 0,5 1 Tilt. Bladvlekkenziekte De ziekte is vooral bekend op win tergerst. Er ontstaan grote langge rekte vlekken, grijs van binnen met een donkerbruine vlammende rand. Uitbreiding vindt vooral plaats on der natte weersomstandigheden. Hoge temperaturen en droog weer remmen de ontwikkeling. Zodra de aantasting zichtbaar is bestrijden met 0,5 1 Tilt of 1 1 Sportak. Dwergroest De ziekte komt zowel in zomer- als wintergerst voor. Dwergroest is her kenbaar aan de ronde, lichtbruine tot oranje sporenhoopjes aan de bo venzijde van de bladeren. Deze zijn meestal omgeven door een lichtgroe ne tot gele vlek. Tijdens de afrijping van het gewas worden zwarte vruchtlichamen gevormd. De ziekte treedt vooral op bij wat warmer weer. Bestrijding is gewenst zodra vanaf eerste knoopstadium (F6) de eerste haarden worden waargeno men. Aanbevolen middelen zijn 0,5 1 Tilt, 0,5 1 Bayfidan of 1 1 Corbel. Algemeen advies wintergerst De belangrijkste schimmelziekten in wintergerst zijn meeldauw, netvlek kenziekte en bladvlekkenziekte. Zware gewassen worden eerder aan getast. Bestrijding moet plaatsvin den zodra een van deze ziekten wordt waargenomen vanaf eerste knoopstadium (F6). Vanwege moge lijk snelle uitbreiding van deze ziek ten is regelmatige gewaskontrole noodzakelijk. Bestrijding kan plaatsvinden met Tilt of Sportak. Meestal is één bespuiting voldoende. Let op de veiligheidstermijn van 6 weken. Algemeen advies zomergerst Zomergerst wordt voornamelijk aangetast door meeldauw. Bestrij ding uitvoeren zodra vanaf eerste knoopstadium (F6) aantasting van het derde blad van boven plaatsvindt. H. v.d. Akker CAT Tilburg Toepassing van chloormequat (CCC) in tarwe moet in het gewenste gewasstadium gebeuren: dat is kort na de uitstoeling. Strostevigheid- en lengte van het ras bepalen de hoe veelheid CCC. Ook de temperatuur kan hierop van invloed zijn. Daar naast spelen grondsoort en op brengstverwachting mee bij de be oordeling om wel of geen CCC te ge bruiken. Het ideale tijdstip voor de le bespui ting is direkt na de uitstoeling: sta dium F5. Dit stadium is bereikt als u bij de grootste planten in het perceel de eerste knoop voelt (F6). Bij deze ontwikkeling wordt de grootste ste vigheid bereikt doordat de basis van de stengel wordt verkort en verdikt. De eventuele 2e bespuiting wordt 10 dagen na de eerste uitgevoerd F6. Met deze bespuiting wordt de lengte van de stengel meer verkort. Voor de dosering van CCC in de ver- Toepassing CCC in tarwe Doseringen en stadia Ras Dosering per ha stadium F5 stadium F6 Obelisk, Avir, Kraka, Rektor, Okapi, en Tombola 1,5 L 1 L Pagode, Citadel, Miller 1 L of 1 - 2 L (éénmalig) 1 L Arminda, Granada, Saiga, Taurus, Sarno, Urban, Granta en (Minaret) 1 - 1,5 L (éénmalig) schillende rassen geeft het schema een richtlijn. Voor een goede wer king dient de temperatuur minstens 10°C te zijn. Bij lagere temperaturen tijdens het ideale stadium kunt u be ter de dosering met bijv. 0,5 1 verho gen dan wachten op warmer weer. ing. A.J. de Hulster CAT Goes Van Driel en Van Dorsten b.v. heeft de Faller maalmolens voor mais en graan in haar programma opgeno men. De molens maken onderdeel uit van een maalunit om bijv. mais- kolven (CCM) te malen. Bij vochtige mais met 45 vocht heeft het ty pe FF7 een capaciteit van ca. 50 ton per uur. Bepalend voor de capaciteit is niet alleen een regelmatige toevoer maar vooral het beschikbare aandrijfver- mogen. De molen kan zowel door een trekker, stationaire of elektro motor worden aangedreven. Door verschillende zeven te plaatsen rond de hamermessen kan fijner of grover worden gemalen. verschillen en verschillen tussen de virusstammen. Ook het tijdstip van infektie speelt een zeer belangrijke rol. Bij een vroege algemene infektie kan bij gerst en haver zeer ernstige schade in het gewas verwacht worden. Een besmetting in een laat stadium zal de opbrengst nauwelijks beinvloeden. Over de schade in wintertarwe en in grassen is weinig bekend. Bestrijding Bestrijding van het virus zelf is uiter aard niet mogelijk. Alleen de bestrij ding van bladluizen is in dit verband mogelijk. Door de zachte winter zijn veel bladluizen in leven gebleven op allerlei grassen en op de wintergra nen. De (vroeggezaaide) wintergerst kan nog met de luizen vluchten in oktober 1988 geïnfekteerd zijn. Het is aannemelijk dat vele luizen ook daadwerkelijk besmet met het virus zullen zijn. In de literatuur zijn over de bestrijding van bladluizen met systemische middelen, om daardoor de verspreiding tegen te gaan tegen strijdige berichten te vinden. Er zijn zowel gegevens bekend waaruit een positief effekt bleek als gevallen waarbij een bestrijding zonder resul taat bleef. In het algemeen kan worden gezegd dat de besmetting van een gewas door bladluizen, komende van na burige gewassen niet kan worden te gengegaan. De besmetting binnen het perceel kan daarentegen groten deels worden voorkomen. Normaal gesproken zou een voorjaarsbesmet ting alleen schade kunnen veroorza ken als de gewassen laat gezaaid worden en/of wanneer er vroeger (besmette) bladluizen komen. Het is nu dan ook belangrijk de percelen met zomergraan zeer goed en vaak te kontroleren op de aanwezigheid van bladluizen. Zeker als de temperatuur straks zal gaan stijgen zullen er ook gevleugel de luizen ontstaan. Deze ontwikke ling kan dan zeer snel gaan. Vooral voor de percelen die niet ver in hun ontwikkeling zijn, m.a.w. de wat la ter gezaaide gerst en haver, is het be langrijk het perceel te blijven kon troleren op de aanwezigheid van bladluizen. Zoals reeds eerder ge zegd zijn vooral jonge gewassen ge voelig voor het gersteverge lingsvirus. Kunt u in uw perceel gerst of haver op 10% of meer van de planten bladluizen vinden dan is een bestrij ding van de bladluizen aan te beve len. Hiervoor kunt u het beste een systemisch middel gebruiken zoals b.v. 1 I. Dimecron e.a.; 0,25 I. Hostaquick; 0,75 I. Metasystox e.a. of 1 I. Ekatin. Voor Pirimor is het vooralsnog te koud om dit met succes toe te passen (Het meeste effekt hiervan heeft men bij temperaturen boven 18 gra den C.). Gebruik veel water en een grove druppel. Toepassen bij een hoge R.V. Ing. C.A.F. van Oers C.A.T.-Goes Het gebruik van bodemherbiciden in aardappelen is afhankelijk van de onkruiden, grondsoort en toepas singstijdstip. Tevens speelt het ge bruik van kontaktwerking een be langrijke rol. Kleefkruid en andere onkruiden Kleefkruid is een onkruid in opmars. Vooral op kleigronden is dit moei lijk te bestrijden. Op zandgrond komt ook kleefkruid voor, vaker dan U denkt. Om de juiste bodem herbiciden te kiezen moet u niet al leen de onkruiden kennen, maar ook weten welke er worden verwacht. Dan alleen kan er een verantwoorde keuze worden gemaakt. In het sche ma ziet U de middelen en de gevoe ligheid van de onkruiden hiervoor. Grondsoort Op zwaardere kleigronden kiemen zeer weinig onkruiden vóór de op komst van het gewas. Daarom ver dienen bodemherbiciden hier de voorkeur boven kontaktherbiciden. Op lichte klei- en zandgronden kie men de onkruiden al vóór de op komst van het gewas. Hiervoor kan men bodemherbiciden die tevens kontaktwerking hebben inzetten. De werking van bodemherbiciden valt vaak tegen bij humeuze gronden en bij droogte. Tijdstip toepassing Bodemherbiciden in aardappelen kunnen worden toegepast wanneer de ruggen kort na het poten zijn op gebouwd. De grond moet enigszins bezakt zijn. Dat is gunstiger voor de vochtvoorziening en voorkomt te diepe inspoeling van het middel na veel regen. Verwacht men zeer weinig onkrui den vóór de opkomst van het gewas dan kunnen de bodemherbiciden ge bruikt worden met weinig kontakt werking. Deze middelen zijn: Ban- dur, Racer L, monolinuron, linu- ron/monolinuron, Butisan S -I- Pa- toran, Patoran. Het tijdstip van toe passing is zo kort mogelijk na de laatste keer aanaarden. Bodemherbiciden met kontaktwer king kunnen enkele dagen voor op komst van de eerste aardappelplan ten worden toegepast. Daarmee worden de al kiemende onkruiden bestreden. Met name op de lichte klei- en zandgronden kan deze toe passing waardevol zijn. Enkele bo- demherbiciden^met kontaktwerking zijn o.a. Igrater, Sencir, Patoran DNOC. B.F. Assman CAT Tilburg middelen weinig kontaktwerking kontakt werking onkruid o r*5 S* a ~T E s e M ITj r"s lo T c la e O 2 5 3 CS L. c 2 7- _c ■J 3 e Om sa O O. CS i_ 00 Senci (0,75 2 i Om Kleefkruid Perzikkruid Zwarte nacht schade Melden Kamille Zwaluwtong Ganzevoet Gebruik in pootgoedteelt niet niet wel wel niet wel wel niet wel dosering per ha lees etiket i.v.m. afwijkingen grondsoort zeer gevoelig voor middel matig gevoelig voor middel ongevoelig voor middel Vrijdag 21 april 1989

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 8