"Landbouw mag milieu-uitdaging niet uit de weg gaan"
Rapport 'Mestverwerken -
milieu versterken'
aangeboden
Nijpels bereid nieuwe
bestrijdingsmiddelen sneller
toe te laten
Landbouwschap: Niet alleen
scharrelbedrijven diervriendelijk
Ir. J. Gerritsen op studiedag 'Landbouw en Milieu' Agrarische Kommissie Zeeland:
In gesprek met Landbouwschap:
"Er zijn mogelijkheden om het gebruik van gewasbeschermingsmid
delen te verbeteren en te beperken en om "nauwkeuriger" om te
gaan met meststoffen, en we moeten er met zijn allen de schouders
onder zetten om daaraan invulling te geven". Dat zei ir. J. Gerritsen,
sekretaris Kommissie Milieu van het Landbouwschap, donderdag 16
maart jl. op de themadag 'Landbouw en Milieu' van de Agrarische
Kommissie van de Ned. Bond van PI.vrouwen Zeeland in dorpshuis
"De Pompweie" te Kortgene.
De heer Bomhof belichtte meer de regionale aspekten van de relatie
landbouw-milieu. Links de heer Gerritsen.
In haar openingswoord vroeg de
voorzitter van de Agrarische Kom
missie mevrouw C.M. Dees-Franje
zich af of de landbouw momenteel
met betrekking tot het milieu niet
onevenredig veel in moet leveren. De
heer Gerritsen waagde zich niet daar
een antwoord op te geven, maar hij
zei wel dat hier in ieder geval veel
aandacht voor is: "De landbouw is
nu aan de beurt, net als zovele ande
re kleine vervuilers. In de 70-er jaren
is gestart de grote vervuilers (in
dustrie) aan te pakken, de accenten
worden nu verbreed". De Land
bouwschapsmedewerker zei dat één
van de doelstellingen in het Natio
naal Milieubeleids Plan (NMP), dat
binnenkort wordt gepresenteerd, is
dat de landbouw duurzaam moet
zijn. Dit houdt in dat er geen kosten
mogen worden gemaakt waar geen
baten tegenover staan. Dat betekent
onder meer dat er nauwkeuriger ge
werkt moet gaan worden met
meststoffen: "In de veehouderij
wordt slechts 15 procent van de aan
gewende stikstof benut, voor fosfaat
ligt dat percentage ongeveer even
laag en voor kali op ongeveer 30
procent. De Nederlandse landbouw
moet er daarom op rekenen dat er
binnen vijf jaar wetgeving komt hoe
je met kunstmest om moet gaan".
De heer Gerritsen wees er wel op dat
voor met name de grondgebonden
landbouw, zoals de akkerbouw dat
bij uitstek is, het uitermate moeilijk
is om aan de doelstelling te voldoen
evenveel mest op het land te brengen
als nodig is. Zo kan fosfaat in de bo
dem worden vastgelegd en nitraat
onbereikbaar worden voor de wor
tels (uitspoelen), welke fenomenen
mede door de weersomstandigheden
worden beïnvloed. De agrariërs kun
nen daarom niet exakt van te voren
weten hoeveel meststoffen nodig
zijn. Toch vindt hij dat de landbouw
zich niet tegen de doelstelling moet
verzetten. Hij beaamde wat me
vrouw Dees in haar opening had ge
zegd, dat "het een kwestie van tijd
en geld is".
Bij de gewasbescherming, zijn er
volgens Gerritsen wellicht mogelijk
heden in het vervangen van chemi
sche door mechanische onkruid-
bestrijding. Hij vertelde dat enig op
timisme hieromtrent gewettigd is,
omdat op Proefstations gebleken is
dat de hoeveelheid gewasbescher
mingsmiddelen sterk omlaag kan. In
de praktijk is volgens hem een daling
met "enkele tientallen procenten"
wellicht haalbaar. Het moet nog on
derzocht worden hoe de betreffende
onderzoeksresultaten zich naar de
praktijk laten vertalen. Ook aan de
toepassing van de middelen zijn ver
beteringen mogelijk.
De tweede inleider, ing. J. Bomhof,
medewerker Inspektie Milieu Hygië
ne Zeeland, wees er op dat uit het
onderzoek van de spuitapparatuur
afgelopen winter is gebleken dat
slechts een gering aantal land-
bouwspuiten aan de normen vol
doet: "Je belast hierdoor het milieu
zonder dat dit strikt nodig is".
Opslag droge mest
Bomhof belichtte meer de regionale
aspekten van de relatie tussen land
bouw en milieu en kondigde onder
meer aan dat de Inspektie er dit jaar
strenger op toe zal zien dat de opslag
van droge dierlijke mest op het land
op de juiste wijze gebeurt. Zoals be
kend dient bij deze tijdelijke opslag
aan bepaalde voorwaarden te wor
den voldaan. Zo dient, om geen hin
derwetvergunning aan te hoeven
vragen, de opslag zich minstens ze
ven meter van de sloot te bevinden.
Vorig jaar zijn niet in alle gevallen
de voorschriften nageleefd.
Voor droge mest geldt dat de akker
bouwer dit kan uitrijden wanneer
hem dat het beste uitkomt. Dit geldt
niet voor drijfmest. De heer Bomhof
zei daarom niet te begrijpen waarom
er in Zeeland niet veel meer
mestopslag kapaciteit op akker
bouwbedrijven aanwezig is. Behalve
voordelen voor de boer (hij kan veel
beter bepalen wanneer hij de mest
uitrijdt) levert dit ook voor het mi
lieu voordelen op. Als op het juiste
tijdstip wordt uitgereden is de wer
king optimaal en hoeft er niets uit te
spoelen. De medewerker van de In
spektie Milieu Hygiëne vindt dat de
ontvangende akkerbouwers zich niet
teveel zorgen moeten maken om
trent de kwaliteit van de geleverde
mest: "Er is te kust en te keur onder
bepaalde konditie drijfmest be
schikbaar".
Ook de veehouders in Zeeland be
schikken over te weinig opslagkapa-
citeit voor mest, meent de heer Bom
hof. Deze is per bedrijf voldoende
voor hooguit drie maanden, en dat is
volgens hem veel te kort. Hij wees de
aanwezigen er verder op dat de agra
rische sektor (die veel doe-het-
zelvers bevat) meer aandacht zou
moeten schenken aan het zoge
noemd klein chemisch afval (kca).
"Afvalprodukten als afgewerkte
olie moeten in de daartoe bestemde
depots terecht komen en niet in het
milieu. Een kleine moeite, een groot
belang.
Beide sprekers achten het de hoogste
tijd dat de landbouw afrekent met
zijn slechte reputatie wat betreft de
zorg voor het milieu, "zodat de boer
weer met opgeheven hoofd de trek
ker op kan stappen. Zij zien hier
voor wel mogelijkheden, "maar dan
moet de landbouw zich niet tegen de
gestelde doelen afzetten". Na de dis-
kussie en de lunch werd de studie
dag, die met ongeveer 85 deel
neemsters een zeer goede opkomst
kende, 's middags besloten met een
exkursie naar de Waterzuivering en
naar proefboerderij "Rusthoeve".
Lex Kattenwinkel
De ministers Braks (landbouw) en
Nijpels (milieubeheer) hebben 10
maart jl. in Den Haag het rapport
'Mest verwerken - milieu versterken'
ontvangen. Het rapport werd de be
windslieden aangeboden door de
voorzitter van de Kommissie Reali
satie Mestverwerking, de heer S.J.
van Eijkelenburg.
De Kommissie is in juni 1988 door
de beide bewindslieden ingesteld met
als opdracht te adviseren over de
wijze waarop grootschalige mestver
werking in 1991, bij de ingang van
de tweede fase van de mestwetge
ving, het meest effektief zou kunnen
worden gerealiseerd.
In het rapport stelt de Kommissie
dat een drietal hoofdknelpunten de
tijdige realisatie van grootschalige
mestverwerking bemoeilijken. Dit
zijn volgens haar de mestaanvoer, de
financiering en de vergunningver
lening.
Struktuurschets mestverwerking
Als centrale spil in de toekomstige
struktuur voor de mestverwerking
wordt voorgesteld twee a drie aan-
en afvoerkoöperaties (RECO's) in te
richten. Deze zullen een centrale
taak met betrekking tot de verwer
king en de distributie van de ingeza
melde mestoverschotten krijgen.
Voor de verwerking van mest nemen
de RECO's het initiatief tot de
oprichting van mestverwerking
BV's. Voor de aanvoer van mest
sluiten de RECO's leveringsovereen
komsten af met de veehouders en
voor de verwerking langlopende
kontrakten met de mestverwerkings-
bedrijven. Naast deze RECO's dient
door het landbouwbedrijfsleven een
overkoepeld orgaan te worden ge
creëerd, dat een koördinerende taak
krijgt ten aanzien van de realisatie
van voldoende mestverwerking op
termijn. Daarnaast krijgt deze orga
nisatie voorlichtende en kontrole-
rende taken.
6
Financiering en eksploitatie
In het rapport worden de investe
ringskosten en de eksploitatietekor-
ten op basis van berekeningen uitge
voerd door NEHEM/tebodin, met
inachtneming van bestaande onze
kerheden als volg ingeschat:
- de investeringsuitgaven voor vijf
min ton verwerkingskapaciteit zul
len 650 tot 850 min gulden bedragen;
- de netto eksploitatietekorten va-
rieëren in de aanloopfase, afhanke
lijk van het gekozen proces, van
ƒ15,tot ƒ35,per ton.
Voor de financiering zal voldoende
risikodragend (eigen) vermogen en
een sluitende eksploitatie noodzake
lijk zijn. In het eigen vermogen van
de mestverwerking BV's participe
ren de regionale aan- en afvoerkoö
peraties, het landbouwbedrijfsleven
en de overheid. Het eigen vermogen
van de RECO's om te participeren
wordt bijeengebracht uit de verkoop
van leveringsbewijzen aan de vee
houders. De Kommissie is van me
ning dat de overheid in de aanloop
fase dient te participeren in het eigen
vermogen voor 30% van de totale
investering. Er van uitgaande dat de
financiële onzekerheden na verloop
van tijd zullen verdwijnen, kan deze
bijdrage na de aanloopfase worden
afgebouwd. Het resterende deel van
de investeringen zal door eksterne Fi
nanciers moeten worden opge
bracht.
Fasering
Ten aanzien van de mogelijkheden
van de realisering van grootschalige
mestverwerking is de Kommissie van
mening dat, gezien de gesignaleerde
knelpunten, er in 1992 twee min en
in 1994 tenminste vijf min ton kan
worden gerealiseerd. In 1990 zal er
door de dan inmiddels gereed zijnde
proefinstallaties circa 4.000 ton ver
werkingskapaciteit beschikbaar zijn.
Het Landbouwschap heeft er bij mi
nister Nijpels (milieu) voor gepleit
om nieuwe gewasbeschermingsmid
delen sneller toe te laten. Het Neder
landse beleid maakt het op het ogen
blik erg moeilijk om nieuwe midde
len op de markt te brengen, zelfs als
ze milieuvriendelijker zijn dan be
staande. Minister Nijpels heeft er
geen bezwaar tegen om schadelijke
bestrijdingsmiddelen tijdelijk in te
ruilen tegen middelen die niet
"schoon" zijn maar aanzienlijk
minder schade toebrengen, zo zei hij
vorige week in een gesprek met het
dagelijkse bestuur van het Land
bouwschap.
Volgens de bewindsman staat ver
kleining van de veestapel op dit mo
ment niet ter diskussie om de verzu
ring door ammoniak uit mest te ver
minderen. Om de uitstoot van verzu
rende stoffen in het jaar 2000 met 70
procent te verminderen kan volstaan
worden met technologische maat
regelen.
De Kommissie is van mening dat
door gezamenlijke inspanningen de
realisering van mestverwerking van
twee min ton in .1992 en vijf min ton
in 1994 zekergesteld kan worden.
Door zelfwerkzaamheid van de
markt zal dan de kapaciteit in 1996
tien min ton en in 2000 twintig min
ton kunnen zijn.
Reaktie
In een eerste reaktie deelden de be
windslieden mee dat het rapport^an
de Tweede Kamer zal worden aange
boden. Een regeringsstandpunt zal
worden voorbereid binnen de voor
de mestproblematiek bestaande
overlegkaders. Dit zijn de Werk
groep Afzet en Verwerking en de
Stuurgroep Mestproblematiek. Voor
de voorbereiding van het rege
ringsstandpunt schatten de be
windslieden circa twee maanden no
dig te hebben.
De minister was positief over de aan
wending van landbouwgewassen
voor milieuvriendelijke produkten
buiten de voedingssfeer. Dit kan
voor veel milieuproblemen een
oplossing zijn. De minister is bereid
om verwerking van landbouwgewas
sen tot non-foodprodukten te
steunen.
Aktieplannen
De bewindsman liet zich in het ge
sprek ook positief uit over de milieu-
aktieplannen die het Landbouw
schap voor iedere agrarische sektor
in voorbereiding heeft. Ze liggen, zei
hij, in het verlengde van het milieu
beleid dat hem zelf voor ogen staat.
Minister Nijpels bestreed dat de
land- en tuinbouw in het Nationaal
Milieubeleidsplan (NMP), dat in de
tweede helft van volgende maand
verschijnt, harder wordt aangepakt
Het predikaat "diervriendelijk"
mag niet alleen gereserveerd worden
voor bedrijven met scharrelvarkens.
Ook huisvestingssystemen in de
gangbare varkenshouderij worden
meer en meer diervriendelijk. Het
Landbouwschap schrijft dit in een
brief aan minister Braks van land
bouw als reaktie op het ontwerp van
het Landbouwkwaliteitsbesluit
Scharrelvarkensvlees.
In dit besluit stelt de overheid een
keurmerk in voor vlees van het
scharrelvarken. Ook wordt de kon-
trole geregeld. Het Landbouwschap
vindt dat de gangbare varkenshou
derij in dat besluit niet gediskrimi-
neerd mag worden. Ook zij moet het
recht krijgen om het predikaat dier
vriendelijk te voeren.
Het schap vindt verder dat de minis
ter niet in het besluit moet zeggen
dan andere sektoren van de ekono-
mie. De landbouw is in zijn ogen
ook niet de grootste vervuiler. Vol
gens de minister is er bij de aanpak
van de vervuiling gestreefd naar
evenwicht, zowel wat de nationale
als de internationale milieuproble
men betreft.
Het Landbouwschap heeft kritiek
op de Milieukriteria-nota die minis
ter Nijpels eind januari aan de Twee
de Kamer heeft gestuurd. Als de no
ta wordt aanvaard zal, zo vreest het
schap, binnen enkele jaren drie
kwart van de gewasbescher
mingsmiddelen moeten verdwijnen.
Volgens de bewindsman is dit on
juist. Alleen het gebruik van de
meest schadelijke middelen zal de
komende vijf jaar moeten worden
beëindigd. Een aantal andere midde
len is nog toegelaten tot het jaar
2000.
Volgens voorzitter Doornbos van
het Landbouwschap zijn de normen
voor het grondwater in de
Milieukriteria-nota niet wetenschap
pelijk onderbouwd. De bewindsman
bestreed dit. Het schap en het mini
sterie van VROM zetten in de ko
mende weken hun opvattingen over
de nota op een rij.
dat het houden van scharrelvarkens
beter is voor het milieu. Doordat de
ze dieren vaak in de buitenlucht lo
pen, kan juist meer van de verzuren
de stof ammoniak vrijkomen. "Het
houden van scharrelvarkens", zo
schrijft het schap, "stelt alleen eisen
aan de huisvesting van de dieren.
Een predikaat zegt niets over de ge
volgen voor het milieu en over het al
of niet toevoegen van hormonen en
medicijnen".
Het Landbouwschap is het er overi
gens mee eens dat het houden van
scharrelvarkens en het verkopen van
het vlees wordt ondergebracht in een
kwaliteitsbesluit voor de landbouw.
Het Produktschap voor Vee en Vlees
zal de voorwaarden opstellen voor
het houden van scharrelvarkens en
het verkopen van scharrelvlees. Een
onafhankelijke stichting moet voor
de kontrole zorgen.
Vrijdag 24 maart 1989