'Het lijkt wel of landbouw alleen maar ervaren wordt als bedreigende faktor voor het buitengebied' Tot midden jaren 1990 nog zeer belangrijke rol voor mestdistributie Overleg tussen Gewestelijke Raad en provinciebestuur over perspektieven landbouw Noord-Brabant Gewestelijke Raad in reaktie op nota provinciebestuur Minister overtuigd van haalbaarheid mestverwerking Samenwerking in een Platvorm voor Agrarische Markt Innovatie (PAMI) De Gewestelijke Raad van het Land bouwschap voor Noord-Brabant heeft er in zijn reaktie op de nota 'Noord-Brabant in de ring' aan het provinciebestuur op gewezen dat men al lezend de indruk krijgt dat de landbouw alleen maar ervaren wordt als een bedreigende faktor voor het buitengebied, terwijl de landbouw toch een onmisbare faktor is voor het beheer van het buitengebied en de werkgelegenheid op het platte land. Evenmin wordt uit deze nota duidelijk welk perspektief de agrari sche bedrijven voor de toekomst zul len krijgen. Omdat de Gewestelijke Raad inten sief in overleg is met het provinciaal bestuur om te komen tot het aange ven van de perspektieven voor de landbouw in Noord-Brabant, in het licht van het provinciaal beleid, ver trouwt hij erop dat het resultaat van dat overleg zal doorwerken in het ruimtelijk beleid voor het buiten gebied. Ophokregeling duiven Gedeputeerde Staten hebben de op- hoktermijnen voor duiven in 1989 vastgesteld voor de perioden 2 janu ari tot en met 13 januari en 15 maart tot en met 26 mei. Dit besluit is in overeenstemming met het voorstel dat in het overleg van de vertegen woordigers van de Gewestelijke Raad, het Konsulentschap Natuur, Milieu en Faunabeheer, de Konink lijke Nederlandse Jagersvereniging en de Nederlandse Postduivenorga- nisatie tot stand was gekomen. De noodzakelijkheid van een ophokre geling voor duiven is nog eens duide lijk onderstreept door de resultaten van een enquête over duivenschade. Uit een enquête over de gehele pro vincie is gebleken dat op 63 van de deelnemende bedrijven in 1988 scha de door duiven plaats had gevonden. De omvang van de schade per scha degeval varieerde van 50,tot 18.500,Deze schadegevallen vonden vooral plaats in peulvruch ten en granen, maar ook in tuin- bouwgewassen en in mais, zowel tij dens de opkomst van het zaad als ge durende de groei en het afrijpen. De ophokperioden geven een goede mo gelijkheid om het aantal verwilderde duiven door afschieten te reduceren. Nationaal Park de Groote Peel De Minister van Landbouw heeft besloten het staatseigendom van de Groote Peel (circa 900 ha) aan te wijzen als staatsnatuurmonument. Voor het gedeelte dat geen eigendom is van de staat (circa 440 ha) heeft hij de aanwijzing als beschermd natuur monument in overweging genomen. Het overlegorgaan Nationaal Park i.o. heeft een koncept beheer- en in richtingsplan opgesteld. Een belang rijk onderdeel daarvan betreft de scenario's voor de uit te voeren maatregelen ten behoeve van het scheppen van optimale omstandig heden voor onder andere hoogveen- regeneratie. In het beheer- en inrich tingsplan wordt alleen aandacht ge schonken aan de te verwachten ge volgen voor de natuur. Inmiddels heeft de Minister van Landbouw een projektgroep ingesteld, die de te treffen maatregelen nader zal uit werken. Deze projektgroep zal mede de gevolgen voor de landbouw be zien. De adviesgroep landbouw had verzocht om bij deze nadere uitwer king ook de gevolgen van de reeds getroffen maatregelen te betrekken. De provinciale besturen van Lim burg en Noord-Brabant hebben het voornemen geuit een "stand-still" situatie voor beregening en drainage in het landbouwgebied rondom de Groote Peel te realiseren met aan vullende maatregelen. Bij deze maatregelen wordt gedacht aan het toepassen van de waterschapsregle menten en aan de provinciale grond waterverordeningen Ekologische waterkwaliteitsdoelstel- ling Chaamse Beken In het provinciaal waterkwali teitsplan is onder andere voor de Chaamse Beken een voorlopig speci fiek ekologische doelstelling opge nomen. Het in dat plan aangekon digde onderzoek is voor de Chaamse Beken afgerond. Gebleken is dat een groot aantal faktoren de waterkwali teit beïnvloedt, zoals effluent van waterzuiveringsinstallatie, rioolo- verstorten, natte en droge depositie, en af- en uitspoeling onder andere van stikstof en fosfaat uit de landbouw. De diverse voorstellen uit het onder zoek worden thans in konkrete maatregelen uitgewerkt. Het lijkt er op dat deze in samenhang met een landinrichtingsplan uitvoerbaar zul len zijn zonder dat de landbouw on evenredig wordt geschaad. Uitwerkingsplan Krammer- Volkerak In zijn reaktie aan het provincie bestuur inzake dit uitwerkingsplan van het streekplan heeft de Geweste lijke Raad aandacht gevraagd voor het inrichten van een opvanggebied voor ganzen, voor het wildbeheer dat ook afgestemd dient te zijn op de landbouw in de omgeving en voor de problematiek van de akkerdistel. Overleg met de Brabantse leiding- leggers Met vertegenwoordigers van de Sa menwerkende Regionale Bedrijven en instellingen in Noord-Brabant is Voor de korte termijn dient het transport van mest naar tekort gebieden ver der te worden uitgebreid, aldus de Brabantse Gewestelijke Raad. overleg geweest over de vergoedings normen 1989 voor de aanleg van lei dingen in landbouwgronden. Dit overleg heeft ertoe geleid dat er over het vergoedingenpakket 1989 volle dig overeenstemming is bereikt. Tijdens dit overleg is mededeling ge daan dat alle deelnemende bedrijven en instellingen ingestemd hebben met het hanteren van een uniforme overeenkomst en algemene voor waarden. Afgesproken is dat dit mo del per 1 januari 1989 in gebruik wordt genomen. Knolcy perusbestrijding In het seizoen 1988 is in de provin cies Noord-Brabant, Limburg en Noord-Holland per provincie een begeleider bestrijding knolcyperus aangesteld. De kosten worden op fifty-fifty basis gedragen door de sektoren bloembollen en ak kerbouw. Voor Noord-Brabant en Limburg zijn de begeleiders begeleid door een werkgroep die samengesteld was uit vertegenwoordigers van de Planten- ziektenkundige Dienst, de Voorlich tingsdienst en de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap. Gezien het positief resultaat van deze begelei ding heeft de Gewestelijke Raad het Landbouwschap Den Haag verzocht het projekt ook in 1989 te laten be geleiden. Rond het jaar 2000 zal het overgrote deel van de mest uit de intensieve veehouderij worden verwerkt tot or ganische kunstmestkorrels. De dis tributie van drijfmest over grotere afstand zal in de toekomst dan ook afnemen en uiteindelijk geen rol van betekenis meer spelen. Tot het zover is zal de distributie van mest een zeer Op 22 december heeft een delegatie van de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap voor Noord- Brabant in een konstruktieve sfeer overleg gehad met het provincie bestuur in aanwezigheid van de di- rekteur Landbouw, Natuur en Openluchtrekreatie van het Ministe rie van Landbouw en Visserij en de inspektie milieuhygiëne van het Mi nisterie van Volkshuisvesting, Ruim telijke Ordening en Milieubeheer. Het belangrijkste onderwerp van bespreking was het eerste deel van een diskussienota getiteld "Uit span ning naar veerkracht", opgesteld door een werkgroep met vertegen woordigers van de betrokken partij en. De notitie schetst de perspektie ven van de landbouw in Noord- Brabant tegen de achtergrond van het provinciale beleid. Eind 1987 zette de Gewestelijke Raad zijn visie al uiteen in de nota "Landbouw in een spanningsveld". De notitie die werd besproken is vooral verkennend en procedureel van aard. Het volgende, tweede deel van de notitie moet leiden tot een ak- tieplan landbouw waarin konkrete aktiepunten worden afgesproken om de knelpunten tussen landbouw- doelstellingen en doelstellingen van provinciaal beleid op te lossen. Een belangrijk onderwerp waarvoor afspraken zullen worden gemaakt is 8 de wijze waarop de op rijksniveau vastgestelde norm voor verzuring in het jaar 2000 zal worden gereali seerd. Volgens het huidige rijksbe leid moet de ammoniakuitworp met gemiddeld tenminste 50% worden verminderd ten opzichte van de uit worp in 1980. In de afspraken tussen provincie en landbouw zullen de vol gende taakstellingen worden op genomen. De ammoniakuitworp op provinci aal niveau mag niet verder toene men. Vanaf 1989 zal telkens voor een periode van 3 jaar worden vast gesteld welke vermindering van de uitworp gerealiseerd moet zijn en welke maatregelen daartoe zullen worden uitgevoerd. Om de driejaar zal bovendien een evaluatie plaats vinden om te bezien in hoeverre de vastgestelde taakstelling gehaald wordt. Binnen het sociaal-ekonomisch be leid ziet de provincie in de agrarische sektor aangrijpingspunten in het sti muleren van initiatieven die speci fiek voor Noord-Brabant perspek tief bieden. Het partikulier be drijfsleven is echter de eerste verant woordelijke voor de ekonomische ontwikkeling van de landbouw. Be drijfsleven en provinciale overheid zullen daarom samen gaan werken in een Platform voor Agrarische Markt Innovatie (P.A.M.I.). P.A.M.I. zal een vooronderzoek gaan koördineren voor belangwek kende nieuwe ontwikkelingen. Daar naast zullen vertegenwoordigers van de agrarische industrie, landbouw organisaties en provinciale overheid regelmatig overleg gaan voeren over de knelpunten in de ekonomische ontwikkeling. Voor de korte termijn dient het tran sport van mest naar tekort gebieden verder te worden uitgewerkt en ge optimaliseerd. De verwachting is dat de mestverwerking op grote schaal binnen 5 jaar een wezenlijke bijdra ge zal leveren aan de oplossing van het mestprobleem. Noord-Brabant in de ring Deze nota van het provinciebestuur heeft tot doel te bezien welke ruimte lijke vraagstukken voor de komende tijd aan de orde zijn en betrokken dienen te worden bij de herziening van de streekplannen. De Gewestelijke Raad heeft er in zijn reaktie aan het provinciebestuur op gewezen dat men al lezend de in druk krijgt dat de landbouw alleen maar ervaren wordt als een bedrei gende faktor voor het buitengebied, terwijl de landbouw toch een onmis bare faktor is voor het beheer van het buitengebied en de werkgelegen heid op het platteland. Evenmin wordt duidelijk uit deze nota welk perspektief de agrarische bedrijven voor de toekomst zullen krijgen. belangrijke rol moeten spelen bij de oplossing van het probleem van de mestoverschotten. Bij het doen van investeringen in mestdistributie moet men zich ervan bewust zijn, dat distributie van mest over grote afstand een tijdelijke (circa 10 jaar) zaak is. Konkreet betekent dit, dat bij investeringen in mestdistributie beter gekozen kan worden voor opslagsilo's met een korte afschrij vingstermijn of demontabele silo's, dan voor silo's met een lange af schrijvingstermijn. Deze konklusie trekt minister Braks van Landbouw in een begeleidende brief bij de strategienota mestdistri butie, die hij op 4 januari jl. mede namens zijn ambtgenoot van milieu beheer naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De nota is opgesteld door vertegenwoordigers van beide mi nisteries, de landelijke mestbank en het Landbouwschap. Kwaliteit en akseptatie Een belangrijk initiatief ter bevorde ring van de distributie van mest, dat reeds wordt ondernomen is het sti muleren van kwaliteitsverbetering en het kwaliteitsbewustzijn ten aanzien van dierlijke mest en daarmee verho ging van de akseptatiegraad van mest bij akkerbouwers. Hiertoe is een kwaliteitsverbete- ringspremiëringssysteem voor drijf mest van de stichting landelijke mestbank tot stand gebracht. Dit systeem heeft ten doel kwaliteitsver betering en distributie van de beste mestsoorten over de grootste afstan den. Het premiëringssysteem was een proefprojekt van anderhalf jaar en werd gefinancierd uit het mestak- tieprogramma. Het liep op 1 januari jl. af. Tot die tijd was 850.000 m3 mest getransporteerd, die in aanmer king kwam voor premie. Gezien de kwaliteitsverbetering van de mest en de afgezette hoeveelheid zal het kwa- liteitspremiëringssysteem in 1989, mits de EG akkoord gaat, worden voortgezet. Hiervoor is uit de op brengst van de overschotheffing een bedrag van ƒ5 min gereserveerd. Een ander initiatief is voorlichting aan veehouders en akkerbouwers. Bedrijfsbezoekers van de landelijke mestbank lichten bedrijfssituaties van veehouders door op het facet mest. Daarnaast geven overheids- voorlichters voorlichting over aan passingen in de bedrijfsvoering van veehouders, waardoor de mestkwali- teit kan verbeteren. Binnenkort zal de Stichting Lande lijke Mestbank bovendien twee advi seurs aanstellen, die bij akkerbou wers in tekortgebieden over het pro- dukt mest zullen gaan adviseren. De overheidsvoorlichting aan akker bouwers met betrekking tot de mest- kwaliteit en bemestingswaarde zal eveneens worden geïntensiveerd. Akseptatie Andere lopende initiatieven ter ver hoging van de akseptatie van dierlij ke mest bij akkerbouwers zijn het bevorderen van mestafzetovereen- komsten, het ontwikkelen van een bemonsteringssysteem en de ontwik keling van een certificeringssysteem om akkerbouwers een goed inzicht te geven in de kwaliteit van de mest. De landdijke mestbank is op dit mo ment bezig met de ontwikkeling van een goed bemonsterings- en certifi ceringssysteem op bedrijfsnivo. In dit verband wordt binnenkort in sa menwerking met het instituut voor mechanisatie, arbeid en gebouwen een bemonsteringsproef in de prak tijk gestart. Opslag in tekortgebieden Andere initiatieven zijn gericht op de stimulering van de bouw van mestopslagkapaciteit in tekortgebie den. In het kader van de bijdragere geling voor centrale (grootschalige) opslag is een bedrag van ƒ14,6 min gereserveerd. Daarnaast is er voor de bijdrageregeling voor mestopslag bij akkerbouwers een bedrag van ƒ4 min uitgetrokken. Tenslotte zal de landelijke mestbank binnenkort een proefprojekt op kor te termijn opstarten. Het projekt zal een opslagkapaciteit van 125.000 m3 in tekortgebieden opleveren. Met het plan is een bedrag gemoeid van ƒ12 min, dat wordt voorgefinancierd uit het mestaktieprogramma. Op basis van huurkoop worden semi- permanente opslagkapaciteit ter be schikking gesteld. Vrijdag 13 januari 1989

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 8