Voetziektebepaling van de grond
voor de teelt van erwten
Iets voor U?
Onderzoek op de proefboerderij
Rusthoeve in 1989
Kwaliteit
Graszaad
Uien
Onkruidbestrijding
Snijmais
De laatste jaren heeft er een sterke
uitbreiding plaatsgevonden van de
erwtenteelt, mede door de invloed
van de prijsgaranties in de EG. Met
hernieuwde belangstelling voor deze
teelt is er ook een aantal problemen
van ziekten en plagen om de hoek
komen kijken. Eén daarvan is voet
ziekte. Voetziekte is onvoldoende te
bestrijden. Door het PAGV te Le
lystad is nu een bruikbare methode
ontwikkeld om de voetziektedruk
van de grond te bepalen. Dit is de
zogenaamde biotoets voor voet
ziekte.
Het bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek te
Oosterbeek bekijkt momenteel de
mogelijkheid om deze biotoets in
haar programma op te nemen.
Voetziekte
Voetziekte is een verzamelnaam
voor schimmelziekten, die het wor
telstelsel en de onderste stengeldelen
van de erwteplant aantasten. De be
langrijkste schimmels behoren tot de
Ascochyta- en Fusariumsoorten.
In 1989 wordt een aantal nieuwe
proeven uitgevoerd, waarbij de beïn
vloeding van de kwaliteit van het ge
oogste produkt onderzocht wordt.
Sproeisporen in het gewas aardappe
len hebben een duidelijk negatief ef-
fekt op de opbrengst en kwaliteit
van de aangrenzende ruggen. Dit is
enkele jaren geleden op de proef-
boerderijen Rusthoeve en Westmaas
kwantitatief vastgesteld. Het nega
tieve effekt van sproeisporen kan
grotendeels voorkomen worden
door met het vliegtuig te spuiten.
Een andere oplossing wordt bereikt
door de aangrenzende ruggen van de
sproeisporen op een ruimere rijen-
afstand te leggen (zie tekening).
Aan de hand van het oude onder
zoek mag verwacht worden dat de
opbrengstderving bij het systeem
volgens de tekening gering zal zijn,
terwijl de grofheid en kwaliteit van
de partij zal toenemen. Er zal echter
wel een eenvoudige oplossing gevon
den moeten worden voor enkele
technische problemen bij het poten
en rooien.
Ook tijdens de oogst wordt de kwali
teit van aardappelen beïnvloed. Op
een merk stortbak is de zogenaamde
Daarnaast zijn er nog tientallen an
dere schimmelsoorten verbonden
aan voetziekte. De schimmels tasten,
vanuit de grond de wortels, de
stikstofknolletjes en de onderste
stengeldelen aan. Hierdoor wordt de
stroom van voedingsstoffen van en
naar het wortelstelsel verstoord.
Wat zichtbaar is, is dat de erwte-
planten achter blijven in groei. De
blaadjes blijven klein en licht van
kleur. Na de bloei treedt er een snelle
vergeling en vervolgens afsterving
van het gewas op (noodrijp).
De wortels zijn reeds vanaf het begin
van de groei enigszins aangetast. La
ter treedt inwendig een rode verkleu
ring op, terwijl uiteindelijk de schors
van de wortels en ook de stikstof
knolletjes geheel kunnen verrotten.
Hierdoor kan het wortelstelsel niet
goed meer funktioneren en de plant
verdort. Faktoren als teeltfrekwen-
tie, waardplanten, besmet of minde
re kwaliteit zaaizaad, het onvolledig
inwerken of verwijderen van zieke
loofresten en de groeiomstandighe-
den spelen een grote rol bij het ont
'Vario-tarra' leverbaar. Hierbij va
rieert de afstand tussen de rollen
achter de stortbak kontinu. De aan
de knollen klevende grond wordt zo
doende verwijderd. In het oogstjaar
1987 zijn in de praktijk goede erva
ringen opgedaan. Er zijn echter geen
gegevens bekend over het effekt op
de hoeveelheid grondtarra en op de
beschadiging van de knollen. Tij
dens de oogst en na een bewaarperi
ode zullen deze effekten bepaald
worden.
De brouwkwaliteit van zomergerst
wordt sterk bepaald door raseigen
schappen en de stikstofbemesting.
In 1988 is het onderzoek wat uitge
voerd werd op de Rusthoeve naar de
invloed van de hoogte van de
stikstofbemesting, de deling van de
stikstofgift en de toepassing van een
groeiregulator op de opbrengst en-
kwaliteit afgesloten. Dit onderzoek
werd uitgevoerd met één ras. Hier
voor in de plaats wordt een proef
aangelegd, waarbij de invloed van
de stikstofbemesting op de brouw-
gerstkwaliteit bij de rassen Prisma,
Lenka en Femina wordt onderzocht.
In 1988 werd onderzoek gestart naar
het effekt van aandrukken van het
zaaibed op de opkomst van onder
erwten gezaaid graszaad. In het
voorjaar van 1988 had het aandruk
ken weinig effekt doordat de grond
zeer droog was. In 1989 wordt het
onderzoek uitgebreid met twee proe
ven, waarbij de invloed van de dek-
vruchten erwten, veldbonen en win
staan en de opbouw van voetziekte.
Het is daarom moeilijk om te voor
spellen wat de schade, veroorzaakt
door voetziekte, zal zijn. Om die re
den is men op het PAGV te Lelystad
naar een methode gaan zoeken
waarmee het wel mogelijk is de scha
de, veroorzaakt door voetziekte, te
voorspellen.
Dat dit niet waterdicht is kwam tij
dens het voetziekte-onderzoek op
het PAGV aan het licht. Er werd
ook een sterke aantasting door voet
ziekte gevonden op percelen met een
goede struktuur van de grond en bij
zeer lange gewaspauzes. Voetziekte
is namelijk niet alleen afhankelijk
van de ziektedruk maar ook van de
weersomstandigheden tijdens de
groei.
Biotoets
De biotoets voor voetziekte in erw
ten is een toets die aangeeft of de
grond besmet is met voetziekte en in
welke mate. Hierbij gaat men als
volgt te werk. Van het betreffende
perceel wordt een grondmonster ge
tertarwe op veldbeemdgras en rood-
zwenkgras worden onderzocht.
Tweede jaars plantuien worden vaak
zeer vroeg geplant. De omstandighe
nomen. In deze grond worden in een
kas, onder gekonditioneerde om
standigheden, in potten erwten ge
teeld. Na ongeveer zes weken wor
den de erwteplanten uit de potten ge
haald en afgespoeld.
Vervolgens vindt er een beoordeling
plaats van de mate waarin de erwte
planten aangetast zijn door voet
ziekte. Dit wordt uitgedrukt in de
zogenaamde voetziekte-index. Deze
voetziekte-index loopt uiteen van
nul, wat een gezond wortelstelsel
aangeeft, tot vijf wat een zeer zwaar
aangetaste of afgestorven plant bete
kent. Uit het onderzoek blijkt nu dat
deze gevonden waarden in de kas
zeer sterk overeenkomen met het
geen er in de praktijk gekonstateerd
werd het groeiseizoen erop volgend.
Met andere woorden, werd er in de
kas een voetziekte-index van vier ge
vonden, dan konstateerde men het
jaar daarop op dat perceel een gewas
dat zwaar aangetast werd door voet
ziekte.
De opbrengstverliezen door voet
ziekte bedragen ongeveer 800-1000
kg per punt op de ziekte-
indexschaal.
Praktische waarde
Wat is nu de waarde van de voet
ziektebepaling van de grond in de
praktijk? Dit is afhankelijk van de
ervaringen met voetziekte op het be
drijf, het prijskaartje dat aan dit on
derzoek zal hangen en uiteraard het
saldo van erwten en konkurrerende
gewassen zoals wintertarwe en zo
den zijn dan meestal nog niet ideaal,
zodat rijsporen ontstaan en dienten
gevolge opbrengstderving en meer
tarra. Als de grondbewerking en het
planten gekombineerd uitgevoerd
worden, dan kan naast de rijsporen
geplant worden. In de praktijk zijn
hiermee reeds diverse ervaringen. Er
zijn echter geen gegevens bekend
over het eksakte effekt op de op
brengst. In deze proef zal ook on
derzocht worden of het mogelijk is
om de omstandigheden waaronder
de grond bewerkt wordt verbeterd
kunnen worden door in het voorjaar
de hoofdgrondbewerking (ploegen
of spitten) uit te voeren.
Andere nieuwe onderzoeksonder
werpen met uien zijn de bestrijding
van thrips en de reduktie van de MH
dosering.
In vlas is vooral de bestrijding van
varkensgras een moeilijk probleem.
Een nieuw kontaktherbicide biedt
mogelijk perspektief. Dit middel
heeft echter nog geen toelating.
Door Rusthoeve wordt in 1989 aan
dacht besteed aan het probleem,
waarbij ook de invloed van de on
kruidbestrijding op ondergezaaid
gras wordt nagegaan.
Omdat de toelating van TCA ter
mergerst. Er is daarom geen vaste
regel die zegt wanneer we dit onder
zoek wel en wanneer niet moeten
doen. Dit wordt mede bepaald door
de opbrengstmogelijkheden van de
grond. Bij een voetziekte-index van
bijvoorbeeld 2 kan de één met een
hoge opbrengstmogelijkheid nog wel
rendabel erwten telen maar de ander
met een lage opbrengstmogelijkheid
zeker niet.
Door het 'Bedrijfslaboratorium
voor grond- en gewasonderzoek'
wordt momenteel bekeken waar dit
onderzoek opgestart kan worden en
hoeveel het gaat kosten. Als er dit
jaar een start wordt gemaakt met dit
onderzoek zal er via publikaties in
de verschillende vakbladen bekend
heid aan gegeven worden. Als straks
de mogelijkheden er zijn om dit on
derzoek uit te laten voeren is wel aan
te geven wanneer er wel en wanneer
er geen erwten geteeld kunnen
worden.
Op percelen met een voetziekte-
index van 1,5 loopt men in jaren met
slecht weer al veel risiko's. Ook op
percelen met een slechte struktuur en
een drainage die niet goed funktio-
neert is dit het geval. Als regel kan er
daarom gesteld worden dat bij een
voetziekte-index van 2,5 of hoger
het beter is om een ander perceel te
zoeken of dat jaar af te zien van de
teelt van erwten.
Namens de Zuidwestelijke Konsu-
lentschappen,
ing. A.P. Basting
bestrijding van graanopslag in gras
zaad waarschijnlijk komt te verval
len, is er dringend behoefte aan een
vervangend middel. In de herfst van
1987 werd een aantal middelen op
veldbeemdgras uitgeprobeerd. Een
van de middelen werkte bijna even
goed als TCA, maar van de overige
middelen was de werking duidelijk
onvoldoende. In de herfst van 1988
is zowel een proef in veldbeemdgras
als in Engels raaigras aangelegd.
In 1989 worden de twee snij-
maisproeven voor het laatste jaar
aangelegd. Het onderzoek naar de
optimalisatie van het plantgetal van
snijmaisrastypen wordt afgesloten.
Ook het onderzoek met de onderzaai
van gras onder mais kan waarschijn
lijk afgesloten worden. Over de ge
schiktheid van verschillende soorten
en het moment waarop gezaaid moet
worden zal na het komende jaar vol
doende bekend zijn. Dit betekent
dat er in 1990 ruimte zal zijn voor
nieuw snijmaisonderzoek. Ideeën
voor nieuw onderzoek zijn dus
welkom.
Johan Wander
onderzoeker in de regio
Proefboerderij Rusthoeve
21
Spuitsporen hebben een duidelijk negatief effekt op de opbrengst en kwaliteit van de aangrenzende ruggen. Via het
op het kaartje (onder) getoonde systeem worden de aangrenzende ruggen op ruimere afstand gelegd, waardoor het
negatieve effekt kan worden verminderd.
rassenbijlage 1989
In dit artikel worden enkele proe
ven welke in 1989 door de proef
boerderij Rusthoeve worden uit
gevoerd kort toegelicht. Er wordt
vooral op de nieuwe proeven in
gegaan.