Fosfaat en kali in een
ruimer bouwplan
Centrum Genetische Bronnen Nederland: Voor 2000
geen nieuwe aanwinsten voor het bouwplan
Meeste perspectief voor gewassen met unieke oliën
De laatste jaren is er een tendens
naar een ruimer bouwplan te konsta
teren. Een groot aantal telers is van
een 1:3 of 1:4 bouwplan overgegaan
naar een vier - respektievelijk vijfja
rige gewasrotatie. Vaak zijn bieten-
kwotering of stijgende kosten van
grondontsmetting argumenten voor
deze ruimere vruchtopvolging. Een
'nieuwe' beweegreden is de komende
verandering van het Am-beleid bij
de teeltrotatie van aardappelen.
Bij verandering van het bouwplan
zal het bemestingsbeleid t.a.v. fos
faat en kali moeten worden aange
past. Het belang hiervan ligt in het
feit dat een voldoende be
mestingstoestand garantie kan geven
voor een goede fosfaat- en kalivoor
ziening van het gewas. Om de be
mestingstoestand te handhaven, zal
de onttrekking van fosfaat en kali
door de gewassen middels bemesting
moeten worden gekompenseerd.
In dit artikel zal worden ingegaan
hoe een bemestingsbeleid bij een
l:5-bouwplan er in de praktijk uit
zou kunnen zien.
Op een perceel is de vruchtopvolging
als volgt: wintertarwe, suikerbieten,
wintertarwe, aardappelen, de helft
resp. zaai-uien en erwten. Suikerbie
ten en aardappelen worden dus 1
keer in de vijf jaar geteeld, voor uien
en erwten is dit 1 keer in de 10 jaar.
Fosfaat
Op het voorbeeld-perceel is de totale
onttrekking van fosfaat 339 kg
P2Os per 5 jaar (gem. 68 kg per
jaar). Deze hoeveelheid zal dus mini
maal per 5 jaar gestrooid moeten
worden om het Pw-getal te
handhaven.
In tabel 2 staan de adviesgiften voor
fosfaat vermeld bij twee fosfaat
bestanden van de grond. De beide
Pw-getallen vormen de onder- en
bovengrens van het streeftrajekt
(Pw-getal 25 en 45) voor fosfaat op
zeeklei.
In de situatie dat het perceel een Pw-
getal van 25 heeft overtreft de fos
faatgift de onttrekking. Gevolg is
dat er een lichte stijging van de fos
faattoestand zal optreden.
Bij een Pw-getal van 45 is de situatie
echter anders. Het totaal van de ver
melde fosfaatgiften is minder, dan
de fosfaatonttrekking over 5 jaar.
Om de fosfaattoestand niet te laten
dalen moet overeenkomstig de ont
trekking aan fosfaat 339 kg
P2Os worden bemest.
De hoeveelheid voor wintertarwe
bestemde fosfaat kan aan de meer
fosfaatbehoeftige gewassen worden
toegediend.
Op het verslag van grondonderzoek
('Oosterbeek-formulier') staat een
hoeveelheid fosfaat vermeld voor de
gemiddelde jaarlijkse onttrekking,
nl. 70 kg P205
De gemiddelde onttrekking in het
voorbeeld (68 kg P2Os is hier bijna
gelijk aan. Dit is echter sterk afhan
kelijk van de gewassen.
Kali
Voor het in stand houden van de ka
litoestand zal volgens tabel 1 bij de
vruchtopvolging in het voorbeeld de
kalibemesting 615 kg K20 per ha per
5 jaar moeten bedragen.
In tabel 3 staan de adviesgiften voor
kali vermeld bij twee kalitoestanden
van de grond. Ook hier vormen bei
de K-getallen de onder- en boven
grens van het streeftrajekt (K-getal
18 en 26) voor kali op zeeklei
(zwaarder dan 15% afslibbaar).
De totale kalibemesting is over 5
jaar langer dan de kali-onttrekking
bij zowel een lagere als hogere kali
toestand binnen het streeftrajekt.
Het gevolg zal duidelijk zijn: een da
lende kalitoestand. Om dit te voor
komen dient de kalibemesting mini
maal 615 kg kali over 5 jaar te be
dragen.
Hoe kan dit het best worden op
gelost?
Voor de beperking van blauw bij
aardappelen wordt geadviseerd de
kaligift te verhogen. Van K-getal 16
De laatste jaren is er een tendens naar een ruimer bouwplan te konstateren.
Bij een verandering van het bouwplan zal het bemestingsbeleid voor kali en
fosfaat moeten worden aangepast
Tabel 1.
Onttrekking van fosfaat en
kali
jaar
gewas
opbrengst
onttrekking
kg/ha
kg P205/ha
kg K20/ha
1989
wintertarwe**
9.000
76
44
1990
suikerbieten**
55.000
64
127
1991
wintertarwe**
9.000
76
44
1992
aardappelen
55.000*
75
305
1993
Vz uien Vz erwten**
50.000
Vz x 46
Vz x 120
6.000
Vz x 50
Vz x 70
totale onttrekking na 5 jaar
339 kg
615 kg
veldsgewas
stro c.q. blad wordt niet afgevoerd
Tabel 2. Geadviseerde fosfaatbemesting bij Pw 25 resp. 45 in kg/ha
jaar
gewas
geadviseerde fosfaatgift
bij Pw-getal 25
bij Pw-getal 45
1989
wintertarwe
40
0
1990
suikerbieten
100
60
1991
wintertarwe
40
0
1992
aardappelen
120
80
1993
Vz uien Vz erwten Vz
x 120 Vz x 120
Vz x 80 Vz x 80
fosfaatbemesting na 5 jaar
420 kg P2Os/ha 220 kg P2Oj/ha
Tabel 3. Geadviseerde kalibemesting bij K-getal 18 resp. 26 in kg/ha
Jaar Geadviseerde kaligift gewas bij K-getal 18 bij K-getal 26
1989
1990
1991
1992
1993
wintertarwe 0
suikerbieten 80
wintertarwe 0
aardappelen 230
Vz uien Vz erwten Vi x 230 Vz x 120
kalibemesting na 5 jaar
485 kg K20/ha
0
0
0
140
Vz x 140 Vz x 50
235 kgK20/ha
t/m 20 wordt geadviseerd minimaal
500 kg K20. De rest van de kali kan aan
trajekt K-getal 21 t/m 26 is dit 300
kg K20. De rest van de kali kan aan
de andere kalibehoeftige'gewassen
worden gegeven. In het voorbeeld
zijn dit de uien.
Op lichte kleigronden zal naast de
onttrekking ook een geringe uitspoe
ling van kali optreden. Ook deze uit
spoeling zal door een kalibemesting
moeten worden gekompenseerd.
Op het verslag van grondonderzoek
('Oosterbeek-formulier') staat een
hoeveelheid kali vermeld voor de ge
middelde jaarlijkse onttrekking van
150kgK2Ó per ha.
Dit is weliswaar wat hoger dan de
gemiddelde jaarlijkse onttrekking
van 123 kg K20 in het voorbeeld.
Dit wordt met name veroorzaakt
door een ruimer bouwplan en het
niet-afvoeren van stro.
Het is wenselijk de be
mestingstoestand ten aanzien van
fosfaat en kali binnen het streeftra
jekt op peil te houden. Hiertoe zal
de bemesting afgestemd moeten
worden op de onttrekking van de ge
wassen. De totale onttrekking wordt
bepaald door uw bouwplan. Bij rela
tief hogere bemestingstoestanden zal
in veel gevallen de totale geadviseer
de gewasbemesting te laag zijn om
het bemestingsnivo te handhaven.
Ekstra fosfaat en kali is dan nodig.
Namens de Konsulentschappen voor
de Akkerbouw in Zuidwest Ne
derland,
ing. B. van der Spek
Overschotten en problemen met
bodemvruchtbaarheid dwingen
akkerbouwers tot bouwplanver
ruiming. De eerste vraag die dan
rijst is: welke gewassen gebrui
ken we hiervoor? De Wageningse
onderzoeker Van Soest kan hier
over meer vertellen.
'Wat kun je als landbouw produ
ceren en welke markten kun je
daarmee binnendringen?' Ir.
Van Soest noemt een viertal vi
sies op alternatieve gewassen die
mogelijk zijn. Vanuit de land
bouw gekeken zijn er de over
schotten aan graan en suiker.
Voeg daarbij de problemen met
de bodemvruchtbaarheid die bij
nauwe vruchtwisselingen voor
komen. Verruiming van het
bouwplan is een noodzaak ge
worden. Op de langere termijn
heeft de industrie belangstelling
voor plantaardige grondstoffen.
In de Verenigde Staten ontstond
na de oliekrisis de behoefte de
produktie van onmisbare
grondstoffen in eigen hand te ne
men. In Europa is eenzelfde ten
dens merkbaar. Hier wordt voor
al waarde gehecht aan een
konstante tpevoer van grondstof
fen met een konstante kwaliteit.
Het milieu-aspekt is niet het minst
belangrijk. In de industrie wordt
volop gebruik gemaakt van mi
nerale smeermiddelen die niet af
breekbaar zijn. Door regelgeving
kan de overheid de toepassing
van afbreekbare stoffen stimule
ren. Voorbeelden van deze stof
fen zijn smeermiddelen op plant
aardige basis en milieuvriendelij
ke olie voor kettingzagen. 'De
natuur kan de stoffen die ze zelf
maakt beter afbreken dan stof
fen die ze niet kent of maakt'.
Unieke oliën
Op korte termijn ziet Van Soest
de meeste perspektieven voor ge
wassen met unieke oliën. 'Er is
een oleochemische industrie en
het maakt niet zoveel uit welk
produkt je in een oliemolen
stopt. De industriële infrastruk-
tuur is voor oliehoudende gewas
sen beter ontwikkeld dan voor
vezelgewassen. Papierfabrieken
zijn ingesteld op houtvezels en
niet op bijvoorbeeld hennepve
zels'. Toch denkt hij dat hennep
wel aan kan slaan omdat er een
sterke lobby voor dit gewas is.
Introduktie van hennep vraagt
echter wel grote investeringen in
de verwerkingssfeer.
Erucazuur
Bij het Centrum voor Genetische
Op de langere termijn heeft de industrie behoefte aan plantaardige
grondstoffen, aldus Van Soest. Behalve het milieu-aspekt speelt hierin
ook het belang van een stabiele aanvoer mee.
Bronnen Nederland (CGN) zijn
in de afgelopen drie jaren zo'n
vijftig gewassen onderzocht.
Hiervan blijken er ongeveer ne
gen over, waar men verder mee
gaat. Vier van deze gewassen, ak-
kermoerasbloem, bekergouds
bloem, crambe en eruca sativa,
zijn dit jaar voor het eerst op wat
grotere schaal geteeld. De olie
.wordt bij de industrie gebracht,
die de toepassingsmogelijkheden
onderzoekt. Erucazuur is zo'n
stof waar de industrie behoefte
heeft. Met erucazuur bereid men
erucamides, die de fleksibiliteit
aan plastics geven. De markt
voor erucamides groeit en als de
landbouw tegen een aantrekkelij
ke prijs erucazuur kan leveren is
hier een mogelijkheid voor in
dustriële gewassen. De industrie
vraagt olie met een konstant ge
halte aan erucazuur, maar ook
een konstante kwaliteit van de
olie. Teveel linoleen veroorzaakt
oxidatie, een proces dat verge
lijkbaar is met het ranzig worden
van boter.
Gierstmelde
Een ander gewas dat perspektief
biedt is gierstmelde. Het zaad
van dit gewas bevat tot 60% zet
meel van fijnkorrelige struktuur.
Een toepassing kan droge sham
poo zijn. Gierstmelde bevat
hoogwaardig eiwit met veel be
langrijke essentiële aminozuren
voor kalveren. Kalvermesters
L. J. van Soest
vervoederen nu meikei wit, waar
van de prijs gekoppeld is aan die
van kaas. Door superheffing en
melktekort stijgen de melk- en
kaasprijzen. Eiwit uit gierstmel
de kan dus konkurreren met mel-
keiwit.
Wie verwacht dat de akkerbouw
op korte termijn een aantal ge
wassen rijker is, komt bedrogen
uit. Bij het CGN verwacht men
voor het jaar 2000 geen aan
winsten voor het bouwplan. Ook
aan gewassen met perspektief
moet nog veel onderzoek gedaan
worden. De Plantenziektenkun-
dige Dienst gaat de vatbaarheid
voor ziekten na, de Stichting
voor Plantenveredeling begint
langzaam maar zeker te verede
len en het Instituut voor de Be
waring en Verwerking van Land-
bouwprodukten doet onderzoek
aan vetzuren. Er is nog een lange
weg te gaan voor er nieuwe ge
wassen op uw akkers groeien.
G.G v.d. Berg
16
rassenbijlage 1989