Brouwgerst, opbrengst en kwaliteit door
rassenkeuze en teeltmaatregelen
Hoe de opbrengst van brouw
gerst oogst '88 tot stand is geko
men is beschreven in een artikel
dat eerder in dit blad (18 novem
ber) is verschenen. Een inventari
satie van de teelt in een viertal ge
bieden in het zuidwesten laat ver
schillen zien tussen gebieden en
tussen rassen. Getracht is de ge
vonden verschillen te verklaren
door de opbrengst uit te splitsen
naar de opbrengstkomponenten.
In dit artikel wordt ingegaan op
de kwaliteit van de geoogste
gerst. Ook wordt alvast vooruit
gekeken naar de uitzaai voor het
komend groeiseizoen. Rassen-
keuze en teeltmaatregelen rond
de zaai worden kort behandeld.
Tabel 1. Oogstresultaten teeltinventarisatie brouwgerst, per ras per gebied.
Alleen de groepen met minimaal vijf percelen worden vermeld
ras/gebied
prisma
West-Brabant
Zuid-Beveland
West Zeeuws-
Vlaanderen
Femina
West Zeeuws-
Vlaanderen
Oost Zeeuws-
Vlaanderen
Trumpf
Zuid-Beveland
aantal praktijk volgerst eiwit
korrelopbrengst percentage percentage
in tonnen per ha
28
14
13
5,3
5,7
6,0
5.1
5.2
6,1
84
85
84
94
91
87
11,3
10,9
10,7
11,4
12,2
10,9
Tabel 2. Brouwgerstrassen voor 1989, kwaliteit en opbrengst
Korrelopbrengst
Zéérst- Zuidwestelijke zeeklei
verhoudingsgetallen
ras
brouw-
kwaliteit
eiwit
gehalte
aandeel
prisma
trumpf
apex
femina
lenka
8,5
6,5
7
6,5
9
9
102
93
93
101
107
cijfers afkomstig uit de 64e Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwge
wassen
Kwaliteit
Een overzicht van de resultaten uit
de teeltinventarisatie staan in tabel
1Alleen als het aantal percelen van
een bepaald ras in een gebied vijf of
meer bedroeg zijn de gemiddelden in
de tabel opgenomen. In de eerste ko
lom is aangegeven om hoeveel perce
len het per ras per gebied gaat. Bij
een groot aantal zijn de resultaten
betrouwbaarder dan bij een klein
aantal.
Voor de volledigheid zijn ook de ge
middelde opbrengsten in de tabel
opgenomen. Deze laten zien dat Fe
mina geteeld in Zeeuws Vlaanderen
en Prisma geteeld in West-Brabant
duidelijk minder hebben opgebracht
dan Prisma in Zeeuws-Vlaanderen
en Prisma en Trumpf op Zuid-
Beveland. Duidelijk is dat er behalve
rasverschillen ook gebiedsverschillen
aanwezig zijn.
Geldt dit ook voor de kwaliteit? Het
antwoord is ja. Als kwaliteitseigen
schappen zijn het eiwitpercentage en
het volgerstpercentage bepaald.
Eiwitgehalte
Het eiwitgehalte van Prisma is in
West-Brabant gemiddeld een half
procent hoger dan in de andere ge
bieden. Dat het afgelopen groeisei
zoen soms, voor het zuidwesten, tot
zeer hoge eiwitpercentages heeft ge
leid is te zien aan de resultaten van
Femina in Zeeuws-Vlaanderen. In
normale jaren heeft de gerst uit
Zeeuws-Vlaanderen altijd de laagste
eiwitgehalten. Dit jaar geeft de Fe
mina geteeld in Oost Zeeuws-
Vlaanderen zelfs een gemiddeld ei
witgehalte van 12,2% te zien. Dit is
onakseptabel ver boven de norm van
maksimaal 11,5%. Toch heeft het
ras Femina onder proefveldomstan
digheden een eiwitgehalte dat verge
lijkbaar is met dat van Trumpf.
Opvallend is het relatief lage eiwitge-
14
halte van Trumpf op Zuid-
Beveland. Het gemiddelde voor het
hele Zuidwesten lag voor het eiwit
gehalte van Trumpf oogst '88 tussen
11,5% en 12,0%. De ervaren brouw^
gersttelers op Zuid-Beveland blijven
hier duidelijk onder en leveren een
zeer akseptabele kwaliteit.
Vergelijken we deze resultaten met
die van oogst '87 dan blijkt het ei
witgehalte van oogst '88 gemiddeld
één procent hoger te zijn.
Volgerst
De sortering was over het algemeen
goed. Slechts in een enkel geval lag
het percentage volgerst (korrels dik
ker dan 2,5 mm) beneden 80%. Fe
mina heeft de dikste korrels gege-
ve. Tussen de gebieden zijn geen
duidelijke verschillen waarneem
baar. Trumpf op Zuid-Beveland
komt ook in de sortering goed naar
voren. Deze is beter dan die van
Prisma bij de onderzochte percelen.
En dat terwijl voor het héle zuid
westelijke zeekleigebied dit juist an
dersom is. Voor Prisma vinden we
voor oogst '88 waarden rond 85%
en voor Trumpf waarden rond 75%.
Groeiseizoen 1989
Veel telers hebben dit najaar weer
meer wintertarwe gezaaid dan het
vorig jaar. Dit betekent dat het are
aal zomergewassen en dus ook het
areaal zomergerst kleiner zal wor
den. Toch mag verwacht worden dat
in 1989 zeker 15.000 ha zomergerst
op de zuidwestelijke zeeklei zal wor
den uitgezaaid. Het is natuurlijk de
bedoeling dat al deze gerst als
brouwgerst wordt geoogst. Bij een
juiste rassenkeuze en een kwaliteits
bewuste teelt moet dit zeker moge
lijk zijn.
Rassenkeuze
Bij zomergerstrassen wordt onder
scheid gemaakt tussen brouwgerst-
en voergerstrassen. Nieuwe rassen
worden door het Nederlands Insti
tuut voor Brouwgerst, Mout en Bier
(NIBEM) beproefd op hun bruik
baarheid in de mouterij en de brou
werij. Blijkt een ras voldoende kwa
liteit te bezitten dan wordt het opge
nomen in de brouwgerstrubriek op
de Rassenlijst met een waarderings
cijfer voor brouwkwaliteit. De voor
1989 in de Rassenlijst beschreven
brouwgerstrassen zijn weergegeven
in tabel 2.
Een hoog cijfer voor de betrokken
eigenschap duidt op een gunstige
waardering. Globaal wordt door
middel van de hoogte van het cijfer
voor brouwkwaliteit de voorkeur
van de mouterijen en brouwerijen
tot uitdrukking gebracht.
Prisma heeft naast een goede brouw-
Ir. I.D.C. Duijnhouwer
Eisen
Om gerst als brouwgerst te kun
nen leveren moet:
- het zomergerst zijn
- gekozen worden voor een
brouwgerstras
- speciale aandacht besteed wor
den aan het behoud van de kiem-
kracht
- het eiwitgehalte in de korrel niet
te hoog zijn
- de sortering van de partij zo
goed mogelijk zijn
- de geoogste partij raszuiver en
droog worden opgeslagen
- de geleverde partij voldoende
groot van omvang zijn
kwaliteit ook een laag eiwitgehalte
en een hoog volgerstaandeel. Ook de
opbrengst is goed. Prisma zal in
1989 duidelijk het meest verbouwde
brouwgerstras zijn. Niet alleen in het
zuidwesten maar in heel Nederland.
Trumpf wordt kwalitatief nog steeds
het meest gewaardeerd door de mou
terijen en brouwerijen. Dit ras is
landbouwkundig echter duidelijk
over zijn top. De opbrengst blijft be
duidend achter en vaak valt de sorte
ring tegen. De steeds terugkerende
problemen met de langdurige kiem-
rust en de hoge eiwitgehalten van dit
ras oogst '88 zullen een forse inkrim
ping van het areaal Trumpf tot ge
volg hebben.
Apex heeft als brouwgerst in het
zuidwesten nooit een rol van beteke
nis gespeeld. In andere delen van
Nederland zal het areaal Apex ver
minderen omdat dit ras een relatief
hoog eiwitgehalte heeft.
Femina is een ras met efn redelijke
verwerkingskwaliteit. Het is een ras
met een zeer grove korrel en een op
brengst gelijk aan Prisma. Dit ras is
in 1988 op beperkte schaal geteeld in
Zeeuws-Vlaanderen. De mouterijen
zijn momenteel wat terughoudend
ten aanzien van dit ras. Het is nog
nieuw en er zijn nog weinig partijen
door hun beproefd. De partijen die
wel zijn beproefd gaven korrels met
gescheurd kaf en schimmelvorming
tijdens de bewaring en de vermou-
ting te zien.
Lenka staat dit jaar voor het eerst op
de Rassenlijst vermeld. De brouw
kwaliteit is vergelijkbaar met die van
Apex en Femina. Het ras geeft zeer
hoge opbrengsten, een zeer goede
sortering en een laag eiwitgehalte.
Brouwgerst moet als raszuivere par
tijen met voldoende omvang aan de
mouterijen worden aangeboden.
Het is daarom aan te raden om bij
de rassenkeuze te overleggen met uw
kollekterende handelaar/koö-
peratie.
Teelt
De teler kan ook door andere maat
regelen invloed uitoefenen op de
kwaliteit van het te oogsten produkt.
Zomergerst heeft een relatief kort
groeiseizoen. Het is daarom van
groot belang vroeg (februari) te zaai
en. Alleen bij een vroege zaai kan
het gewas zich goed ontwikkelen en
zorgdragen voor een goede korrel
vulling. Bij een geslaagde vroege
zaai gaan een hoge opbrengst en een
goede kwaliteit dan ook hand in
hand.
Zomergerst is een struktuurgevoelig
gewas. Vroege zaai mag daarom niet
ten koste gaan van de bo-
demstruktuur.
Een plantaantal van 200-225 planten
per m2 is gewenst. Hogere plantaan-
tallen vergroten de kans op legering
en een lage bezetting resulteert in een
lagere opbrengst. Dit hebben we
door de slechte opkomst in 1988
kunnen zien. Hierdoor wordt ook
het eiwitgehalte in korrels hoger
daar de beschikbare hoeveelheid
stikstof terecht komt in minder kilo
grammen korrels.
Voor het eerst wordt bij zomergerst
het duizendkorrelgewicht (dgk) ver
meld op de zaaizaadlabels. Dit is bij
zonder plezierig daar nu de benodig
de hoeveelheid zaaizaad kan worden
uitgerekend. Bijvoorbeeld: het ver
melde dkg is 50 gram, het gewenste
plantaantal is 220 planten per m2 en
de verwachte veldopkomst is 80%,
dan bedraagt de benodigde hoeveel
heid zaaizaad per ha
50 x 220/80= 137,5 kg/ha
De verwachte veldopkomst is afhan
kelijk van de kiemkracht van het
zaaizaad en de struktuur van het
zaaibed.
Bij zaaien in bevroren grond en bij
zeer vroege maar ook bij late zaai
verdient het aanbeveling wat meer
(10 tot 20 kg/ha) zaaizaad te ge
bruiken.
Het toepassen van de stikstofbe
mesting vindt meestal plaats voor of
direkt na de zaai. Geadviseerd wordt
de volgende gift: 110 kg per ha zui
ver N minus de bodemvoorraad van
0-60 cm. Deling van de N-gift is ook
mogelijk. De tweede gift moet echter
nooit later dan in stadium F4/5 wor
den verstrekt. Dit is het stadium
waarin de plant overgaat van uit-
stoeling naar stengelstrekking.
Als tweede gift wordt 30 kg zuiver N
per ha geadviseerd. Dit wordt in
mindering gebracht op de eerste gift.
Te veel stikstof en/of te laat
gestrooide stikstof leidt tot te hoge
eiwitgehalten in de korrel en vergro
ten de kans op legering en het optre
den van'doorwas.
I.D.C. Duijnhouwer
CIVO-TNO, afd. NIBEM
Een hoge opbrengst van goede kwaliteit kan verkregen worden door een
geslaagde vroege zaai.
rassenbijlage 1989
Door het gestegen areaal wintertarwe zullen er dit jaar minder zomergewas
sen, waaronder brouwgerst, worden uitgezaaid.