Een bewuste keuze van grasrassen
nu belangrijker dan ooit
pis
II
|lls
un-t
Handleiding teelt
wintertarwe
Opname voederwaarde grassen in rassenlijst gewenst!
s
it II-
8 8.
Gras voor voederdoeleinden is in Nederland het grootste landbouw
gewas. Het areaal bedraagt ruim 1,1 miljoen ha. Van dit grasland
wordt de laatste jaren gemiddeld 150.000 ha. opnieuw ingezaaid en
maar liefst 1/3 deel van de energie die in Nederland door koeien
wordt opgenomen, is afkomstig van vers gras. Met een dergelijke op
somming is het grote belang van de voedergrassen aangetoond. In de
afgelopen 20 jaar is de veredeling van grassen dan ook zeer intensief
ter hand genomen, om steeds betere rassen te kunnen leveren. De
kweekbedrijven zullen echter niet mogen berusten in hun kweek-
inspanningen van de afgelopen jaren. Men moet altijd aktief blijven
om in te kunnen spelen op een snel veranderende omgeving, waarin
produktiebeperking en striktere milieuwetgeving tegenwoordig een
rol van betekenis spelen.
Overzicht van de raseigenschappen bij Engels raaigras weidetype
In de Rassenlijst 1989 zijn 92 gras
rassen voor voederdoeleinden in het
beschrijvende deel opgenomen. Dat
is een groot aantal, zodat het haast
onmogelijk lijkt een goede keuze te
maken uit dit aanbod. Echter 80%
van de inzaai wordt uitgevoerd met
Engels raaigras, vooral met Engels
raaigras weide- en laat hooitype. De
rassenkeuze spitst zich dan al toe op
28 rassen. Het Rijks Instituut Voor
Rassenonderzoek (RIVRO) beproeft
van alle grasrassen die worden aan
geboden de landbouwkundige waar
de. Voor Engels raaigras zijn de be
langrijke eigenschappen die worden
beoordeeld: standvastigheid, winter-
vastheid, drogestofopbrengst en re
sistentie tegen kroonroest.
In de afgelopen jaren is een bewuste
keuze voor de beste grasrassen sterk
toegenomen. Dit proces werd nog
versterkt door de strenge winters in
het midden van de jaren '80. De ver
koop van kwalitatief zeer goede wei
demengsels zoals HOLLANDS
GLORIE, samengesteld uit topras-
sen, heeft hierdoor een enorme groei
doorgemaakt.
Naast de produktiviteit van grasras
sen krijgen andere argumenten meer
gewicht. Zo zal de duurzaamheid
van de graszode meer aandacht krij
gen. Kenmerken als standvastigheid
en wintervastheid winnen daardoor
aan belang, want door het verlengen
van de levensduur van grasland kan
er op de kosten van ruwvoerwinning
worden bespaard.
De belangstelling voor nieuwe land
bouwkundige eigenschappen van
gras neemt merkbaar toe. In het oog
springt de voederwaarde van het
gras. Met voederwaarde wordt dan
in het algemeen bedoeld de energie-
waarde, die we in Nederland vaak
uitdrukken in VEM. Omdat deze
energiewaarde per kg. drogestof van
belang is voor de melk- en vleespro-
duktie, is het aantal VEM/kg. dro
gestof een kwaliteitskenmerk. De
voederwaarde in VEM/kg. dro
gestof is voor krachtvoer en kuilvoer
inmiddels een bekend gegeven. Sinds
kort vermeldt het RIVRO ook de
voederwaarde voor maïsrassen in de
Rassenlijst. Kan de voederwaarde
voor grasrassen nu ook niet worden
opgenomen in de Rassenlijst? Voor
de veehouder zijn de voordelen van
deze informatie duidelijk, want gras
met meer VEM/kg. drogestof geeft
een hogere melkproduktie. Boven
dien, zo blijkt uit onderzoek, wordt,
van gras met een hogere voeder
waarde méér drogestof door de koe
opgenomen.
Het knelpunt bij de bepaling van de
voederwaarde van grasrassen is, dat
het onderzoek veel moeilijker is dan
bij kuilvoer of piaïsrassen. Gras is
een meerjarig gewas, zodat het on
derzoek zich moet uitstrekken over
vele jaren. De meerdere sneden per
jaar zorgen ervoor dat de beproe
ving tevens zeer intensief moet zijn.
In het voorjaar bezit gras nl. een ho
gere voedingswaarde dan in de zo
mer en herfst. En tenslotte oogst
men gras niet aan het einde van een
natuurlijk afrijpingsproces, zoals bij
maïs. Hierdoor is ook het oogst-
tijdstip een moeilijkheidsfaktor. Bij
te laat maaien of inscharen neemt de
voederwaarde sterk af.
Er is dus langdurig en intensief on
derzoek nodig om de voederwaarde
voor grasrassen vast te stellen. In
rassenbijlage 1989
Groot-Brittannië heeft men al vele
jaren ervaring met dit onderzoek.
De voederwaarde wordt daar D-
value (verteerbaarheidswaarde) ge
noemd en is evenals onze VEM-
waarde een energie-aanduiding. In
de onderstaande tabel uit de Engelse
Rassenlijst is voor Engels raaigras de
verteerbaarheidswaarde af te lezen.
Verteerbaarheidswaarde (D-Value) En
gels raaigras
Weidetype
Laat hooitype
Profit
9,5
Talbot
6,4
Trani
8,2
Magella
6,3
Vigor
8,0
Bariet
5,4
Condesa
7,8
Parcour
7,5
Perma
.7,5
Lamora
7,1
Bron: Engelse Rassenlijst 1988/1989
Alleen de rassen binnen één type
mogen met elkaar worden vergele
ken. Door het verschil in maaidata
mag men uit deze tabel niet konklu-
deren dat het laat hooitype minder
voederwaarde bezit dan het weidety
pe. Volgens de Engelse onderzoekers
betekent het voederwaardeverschil
van 2,4 punten, tussen Profit en La-
mora, een opbrengstverschil van bij
na 1 /i kg. melk per koe per dag.
Tussen Talbot en Bariet laat hooity-
Ing. P.R. de Bruijn
pe is het verschil geringer en be
draagt ruim Vi kg. melk per koe per
dag.
Het Engelse onderzoek heeft voor
Nederland wel waarde, maar helaas
zijn in Engeland niet alle Nederland
se Rassenlijstrassen beproefd. On
derzoek op eigen bodem is dus wen
selijk. Het RIVRO doet sinds 1987
voederwaarde-onderzoek. De eerste
resultaten wijzen ook op verschillen
in voederwaarde per ras, maar het
onderzoek zal nog vele jaren moeten
doorgaan om betrouwbare uitspra
ken te kunnen doen. Opname in de
Nederlandse Rassenlijst van de voe
derwaarde van gras ligt in de komen
de jaren nog niet in het vooruitzicht.
Voor de praktijk is het echter wel
van belang te weten, eventueel van
uit buitenlands onderzoek, dat er
wel degelijk rasverschillen bestaan.
Een bewuste mengselkeuze met top-
rassen qua voederwaarde, dro
gestofopbrengst, standvastigheid en
wintervastheid, is dan ook van groot
belang.
Ing. P.R. de Bruijn,
productmanager,
Van Engelen Zaden B.V.
Hoge cijfers betekenen
gunstige waardering
van de betrokken
eigenschap.
o
O -o
1
I
c
2 -o c
<D V»
o ai
Q 2»
c
O)
trt c
tr 3
co
-ö
S,o§\
o l
O O
Diploïde rassen
A Kerdion
16-6
8»
8
6
4'
101
A Parcour
9-6
8»
7
6®
6
100
A Tresor
6-6
8'
6»
6
6
102
A Trani
10-6
8
6
7*
6®
101
A Wendy
8-6
8
6*
7*
6
98
A Lamora
9-6
8
7
7
5®
98
B Perma
9-6
7*
6
7»
6»
97
B Vigor
12-6
8
5*
6»
6
97
N Profit
6-6
8
7»
65
6
104
N Barmega
9-6
8»
7
6
5
98
N Texas
11-6
8'
7»
6»
5®
102
Tetraploïde rassen
A Condesa
9-6
7»
6
7
6®
102
N Madera
6-6
8
7»
7®
7
-101
Overzicht van de raseigenschappen bij Engels raaigras laat hooitype
Hoge cijfers betekenen
gunstige waardering
van de betrokken
eigenschap.
SS
S
O -O
•o
;g
IA
0>
O
g»
Ta
(O
.c
IA
(O
•5 8
"O
c
3
<75
O)
c
ui C
ij
cc. 3
2
3
4
o
"o 5?
c
co
2 "9 C
iS,E^
O.É C
rr "O J>
O ?<S 5 E
Diploïde rassen
A Magella
30-5
8
7®
7®
7
106
A Bartony
31-5
8®
8
6
5®
101
A Sommora
4-6
8
7»
7
6
101
A - Talbot
1-6
8
7
7
7
100
A Preference
4-6
8
7®
6»
6
100
B - Pablo
28-5
7®
7
7
7
99
B Barlenna
2-6
8
7
6
5®
94
B - Hubal
24-5
7®
7
7
7®
96
N Edgar
31-5
8®
8
6»
6»
103
N - Bariet
1-6
8
7®
8
6®
105
N Heraut
30-5
8
7®
7®
6»
103
Tetraploïde rassen
A Meitra
4-6
7®
6
7»
7®
97
A Citadel
28-5
7
7
8
7®
97
A Modus
5-6
7
6»
8»
7
95
N Phoenix
2-6
7®
7®
8®
7
102
Bron: Nederlandse Rassenlijst 1989
De verkoop van weidemengsels heeft de laatste jaren een enorme groei door
gemaakt. Door de strenge winters in het midden van de jaren tachtig is dit
proces versterkt
De tarwetelers willen we nog eens
wijzen op de eind december 1987
verschenen "Handleiding voor de
wintertarweteelt", uitgegeven door
het PAGV en samengesteld door de
oud-konsulent in Zevenbergen ir.
J.A.H. Haenen. De heer Haenen
heeft zoals bekend zijn ambtelijke
loopbaan bij het ministerie van
Landbouw afgesloten bij het Konsu-
lentschap in Algemene Dienst voor
de Akkerbouw en Groenteteelt in de
vollegrond te Lelystad. Na het vol
tooien aldaar van de teelthandlei
ding is de tarweteelt expert Haenen
met de VUT gegaan.
De vroegere konsulent benadert in
het boekwerkje de tarweteelt funda
menteel maar tegelijkertijd toch zo
begrijpelijk en helder dat het werk
goed toegankelijk is en zeer geschikt
voor de tarweteler. De auteur gaat
uit van een grondpatroon waarbij de
brugfunktie van de vier klassieke
elementen uit de oudheid nl. water,
lucht, grond en vuur (zonnewarmte
en licht) een zeer belangrijke rol
spelen.
Haenen: "Ik ben uitgegaan van
plant en gewas. Daarna vormen wat
ik zou willen noemen de uitwendige
omstandigheden (de eerder genoem
de klassieke elementen) een brug
funktie voor de groei, ontwikkeling
en opbrengst van het gewas. Nauw
daarmee samen hangen uiteraard de
teeltmaatregelen, de bestemming en
de afzet van het eindprodukt".
Al deze afzonderlijke aspekten wor
den door Haenen kort beschreven.
De talrijke kleurenfoto's vormen
een belangrijke ondersteuning bij de
tekst. De saldoberekening achterin is
overigens door recente EG-
prijsmaatregelen al weer achter
haald. Aan het boekje als zodanig
doet dat geen afbreuk "Teelthand
leiding Wintertarwe" is te bestellen
bij het PAGV te Lelystad en kost
15,-.
J.W.
11