Rassenkeuze uien moet nauw
samenhangen met bestemming
van de oogst
Rassenkeuze alleen
niet voldoende
a
'Uien; kwaliteit in de kijker'
De uienbranche maakt moeilijke tij
den door. Prijzen blijven aan de lage
kant en onze export naar hoofdzake
lijk Westeuropese landen kalft lang
zamerhand af. Voor veel telers zal
de motivatie om nog uien te telen
flink afgenomen zijn. Toch zullen in
1989 nog in ruime mate uien geteeld
worden, zodat er wellicht van een
groot aanbod moet worden uitge
gaan. Er vanuit gaande dat een goed
produkt zichzelf verkoopt, zal de
nadruk bij de uienproduktie vooral
op de kwaliteit gelegd moeten wor
den. Met het oog hierop is door de
SNUIF (Stichting Nederlandse Uien
Federatie) in samenwerking met het
IBVL (Instituut voor de Bewaring en
de Verwerking van Landbouwpro-
dukten) in de afgelopen jaren een
keuringsmethodiek ontwikkeld. Dit
heeft uiteindelijk mede geleid tot de
opzet van een keuringssysteem met
ingang van najaar 1988 voor zaaiui-
en afland en uit bewaring. Behalve
invulling van de kwaliteitsvaststel
ling is ook een regeling voor uitbeta
ling naar kwaliteit in de betreffende
keuring opgenomen. In de uienteelt
kan men verschillende teelten onder
scheiden. De belangrijkste daarvan
voor de verse afzet na bewaring zijn
de teelt van tweedejaars plantuien,
de teelt van vroege zaaiuien en de
teelt van zaaiuien geschikt voor be
waring. De oogstperiode begint in de
regel de tweede helft van juli/begin
augustus, als de tweedejaars plantui
en van het land af komen. De vroege
zaaiuien volgen direkt daarop en de
zaaiuien geschikt voor bewaring ko
men over het algemeen vanaf eind
augustus van het land af en wórden
direkt afgezet of gaan in de bewa
ring om in de winter of het voorjaar
afgezet te worden.
Tweedejaars plantuien
Om vroeg te kunnen leveren kan een
teler besluiten om tweedejaars plant
uien in zijn bouwplan op te nemen.
Deze teelt vindt overwegend plaats
in het Zuidwesten. Het areaal in
1988 was ongeveer 40% kleiner dan
in 1987. Deze drastische inkrimping
is ondermeer een gevolg geweest van
de zeer slechte prijzen, die dé plant
uien in 1987 af land maakten. Voor
de opkweek uit eerstejaars plantui
tjes is er keus uit verschillende ras
sen. Tot dusver is er uit de rassen-
proeven in tweedejaars plantuien
een tweedeling naar voren gekomen.
Enerzijds zijn er Stuttgarter selek-
ties. Deze hebben een -minder
gewenste- platte vorm. Daartegen
over staan de bolronde selekties
(Turbo en Sturon), die het nadeel
hebben dat ze later afrijpen dan ge
noemde Stuttgarter selekties. De
produktiviteit daarentegen is wel
hoog. De rassenkeuze hangt sterk af
van wat de teler voor ogen staat. Om
vroeg op de markt te zijn, zal een
(groen te oogsten) Stuttgarter de
voorkeur verdienen. Een bolronde,
produktieve Turbo en Sturon geniet
van deze rassen. Om de gebruiks
waarde daarvan vast te leggen wordt
ook gebruik gemaakt van bewaarre-
sultaten afkomstig uit bewaarproe-
ven, die deel uitmaken van het
gebruikswaarde-onderzoek. Om de
bewaarheid vast te leggen zijn be
langrijk het bewaar rendement (per
centage gezonde uien na bewaring)
en het percentage kale uien na bewa
ring uitgedrukt in een huidvastheids-
cijfer. Zoals dit in de rassenlijst
zichtbaar is, gebeurt dit twee keer in
het bewaarseizoen na resp. ongeveer
5 en 7 maanden bewaring. De ras
senkeuze die een teler doet moet
nauw samen hangen met de bestem
ming van de oogst, die hem voor
Het planten van tweedejaars plantuien. Deze teelt vindt voor het grootste
deel in het Zuidwesten plaats.
wellicht de voorkeur bij een latere
oogst. Tot dusver moet de teler kie
zen uit een vroeg, plat produkt en
een bolroncj, produktief en laat pro
dukt met daartussen enkele tussenty-
pes. De kweekwereld kan in een be
hoefte voorzien, als een gunstig cij
fer voor vroegrijpheid gekombi-
neerd kan worden met een bolronde
vorm in één ras.
Vroege zaaiuien
Vroege rassen zijn alleen geschikt
voor de direkte afzet. Vroegrijpheid
is bij deze rassen dan ook een be
langrijke eigenschap. De overweging
om een vroeg rijpend ras te telen
houdt niet in dat de produktiviteit
op de eerste plaats komt bij de ras
senkeuze. Een vroeg rijpend ras
heeft een waardering voor vroegrijp
heid van minimaal een 8. Om niet te
veel het risico van uitval door kale
uien te lopen kan tevens een ras ge
kozen worden met een goede huid
vastheid. Blijkens de tabel voor
vroege zaaiuien zijn er momenteel
vijf rassenlijstrassen beschikbaar.
De tendens naar een groter aandeel
hybriden is hier waarneembaar.
Bewaaruien
Rassen geschikt voor de direkte af
zet en bewaring zijn eveneens in een
tabel weergegeven. De meerderheid
van het verkochte uienzaad komt
Een goede kwaliteit ui begint met
een verantwoorde rassenkeuze;
om de raseigenschappen voldoen
de tot z'n recht te doen komen
zijn andere aspecten evenzo van
belang.
Een voorwaarde om een goede,
gelijkmatige afrijping te verkrij
gen is een uniform gewas met een
goede stand. De kwaliteit van het
zaaien en het zaaibed is daarom
van uitermate groot belang. Het
verdient aanbeveling om uit te
gaan van precisiezaad in kombi-
natie met een precisiezaaimachi-
ne. Een zaaidiepte van 2 a 3 cm is
optimaal. De hoeveelheid uit te
zaaien zaad hangt ondermeer af
van de geschatte veldopkomst en
de kiemkracht van het zaad; bij
het rijpadensysteem gaat men bij
voorkeur uit naar een veldop
komst van 25 a 30 zaden per
strekkende meter.
Gedurende het groeiseizoen ver
dient de gewasbescherming en de
onkruidbestrijding ook de nodi
ge aandacht om bij de oogst te
kunnen beschikken over een
grondprodukt zonder verontrei
nigingen.
De oogst, gevolgd door binnen
brengen en eventueel bewaren van
het produkt moet ook met de no
dige zorg omringd worden. De
snelle-oogstmethode moet zo
mogelijk gehanteerd worden om
een goede kwaliteit ui te verkrij
gen. Anders gezegd; rooien bij
50% afgestorven loof, direkt bin
nenbrengen van het produkt en
drogen met voldoende kachelca
paciteit en ventilatiecapaciteit
binnen maximaal 5 dagen.
Om onze totale produktie van
ongeveer 400.000 a 500.000 ton
uien te kunnen afzetten is veel in
spanning nodig en vooral een
goed produkt. Als uitbetaling
naar kwaliteit in kombinatie met
het nieuwe keuringssysteem alge
meen ingang vindt, moet er in
principe een kwalitatief onder
scheidbaar produkt beschikbaar
zijn.
De boer heeft het zelf in de hand
om met een goede rassenkeuze en
de juiste teeltmaatregels de om
standigheden optimaal te doen
zijn om een goede kwaliteit ui te
leveren. Met deze uitgangspunten
moet het mogelijk zijn om in de
toekomst met een goed produkt
op de (vooral buitenlandse)
markt te komen.
Snuif
Colijnsplaat
ogen staat. Voor de zeer vroege of
vroege afzet zijn bewaarrassen niet
zo geschikt. Daarvoor dient het cij
fer voor vroegrijpheid minimaal een
8 te bedragen. Keuze voor een be-
waarras houdt in, dat op tijdstip van
afleveren er rekening mee moet wor
den gehouden, dat er veel uien bo
ven de markt hangen. Om het eigen
produkt te profileren zal de nadruk
op kwaliteit moeten liggen. De kwa
liteitsbeoordeling in genoemd keu
ringssysteem stoelt op de eigen
schappen kleur, hardheid en huid
vastheid. De kleur-mate van
verwering- is als zodanig geen rasei
genschap. Natte oogstomstandighe-
den, veel aanklevende grond, zorgen
voor een slechte kleur. In dit ver
band is het oogsttijdstip belangrijk.
Hoe vroeger de oogst kan plaats vin
den, hoe minder oogstrisico dat met
zich meebrengt. Bij de rassenkeuze
kan men dit vertalen in een keuze
voor een relatief vroeg rijpend ras.
De hardheid speelt wel een rol in de
kwaliteitsbeoordeling; in het
gebruikswaarde-onderzoek echter
zijn er nog te weinig resultaten be
schikbaar van dit betrekkelijk nieu
we aspekt om in rassenpublikaties
mee te nemen. Huidvastheid wordt
vastgelegd in een cijfer in de rassen-
lijst. Een hoog cijfer betekent een
goede huidvastheid en weinig kale
uien (na bewaring). Een keuze voor
een huidvast ras voor met name be
waring kan een bijdrage betekenen
aan een betere kwaliteit van het af te
leveren produkt. In het overzicht
van rassen voor direkte afzet en be
waring zijn 28 rassen opgenomen.
Deze rassen voldoen allen aan be
paalde normen voor de eigenschap
pen die opgenomen zijn in de rassen-
lijst. De keuze van een ras dient bij
voorkeur beperkt te worden tot de
rassenlijst, omdat van de daarin op
genomen rassen voldoende resulta
ten zijn verzameld in het
gebruikswaarde-onderzoek om ze
als zodanig aan te bevelen. In de lijst
zelf neemt het aantal hybriden hand
over hand toe. Zo op het oog wor
den de hybriden in hun gebruiks
waarde niet duidelijk beter gewaar
deerd dan de Rijsburger selekties.
Nieuwe aanmeldingen echter zijn
voor het overgrote deel hybriden en
dan met name vrij vroeg tot vroeg
rijpende hybriden. De definitieve
doorbraak van hybriden kan wel
eens tot stand komen, als in het ras-
senaanbod van de kweekbedrijven
een waardering van minimaal een 7
voor vroegrijpheid gekombineerd
kan worden met een goede produkti
viteit en bewaarheid.
SNUIF
Colijnsplaat
ras/selectie
ingezonden door
"O
TJ
e C
c ca
'C
43
c
'C
<*-«
c g
.U E
3 C
ca
T3
C '5
E
3 c
ca
72
O
■o
3
4=
-n w
-a <u
o
N 00
'3
.c
G
00
O
N 00
2?
.5 ca
fc E
"2 e
5 eO
CO cu
5 x>
00'
.3 C
T3
&.g
Q.X)
&-E
O S
O u
Q. .O
S3 E
"2 s
2 E)
5 cu
Vrij vroeg tot vroeg
Hyway (H)
Bejo/De Groot en Slot
7
97
11,7
91,4
8
89,1
8
Hylight (H)
Bejo/De Groot en Slot
7
97
11,3
92,2
V
89,4
75
Flevo (H)
Pannevis
7
101
10,9
91,2
6
87,7
6
Vrij vroeg
Rijnsburger
- Robusta
Bejo/De Groot en Slot
65
99
11,0
90,3
85
85,7
85
Hynoon (H)
Bejo/De Groot en Slot
65
97
13,0
90,8
8
88,2
85
Rijnsburger
- Balstora
Bejo/De Groot en Slot
65
99
10,9
90,0
8
87,3
85
- Duraldo
Holland Select
ó3
100
11,0
90,3
85
87,5
8
Hysam (H)
Bejo/De Groot en Slot
6'
100
11,2
91,8
8
90,1
8
Rijnsbutger
- Rinaldo
Holland Select
65
99
10,8
91,4
7
89,0
8
- Oporto
Royal Sluis
65
102
10,8
91,3
V
88,0
75
- Robot
Nickerson-Zwaan
65
97
11,3
92,0
V
88,7
V
- Jumbo
Pannevis
65
103
10,9
91,9
85
88,5
V
Maraton (H)
V.d. Have
65
100
11,1
91,2
V
89,1
V
Dino (H)
Pannevis
6'
102
10,8
91,3
8
88,2
7
Caribo (H)
Pannevis
65
101
11,1
92,3
8
88,9
65
E 701 (H)
Enza Zaden
65
103
11,4
89,1
6
87,0
65
Rijnsburger
- Rockyt 2008
Kees Broersen
6s
101
10,9
92,2
55
89,5
55
- Hoza
Hoogzand
65
94
12,0
90,6
5
87,5
5'
Middenvroeg
Karato (H)
Pannevis
6
97
11,2
91,1
8
88,5
8
Hyduro (H)
Bejo/De Groot en Slot
6
96
12,8
90,6
7
87,9
8
Rijnsburger
- Bastina
V.d. Have
6
100
11,7
89,9
V
86,9
V
- Imposa
Nickerson-Zwaan
6
97
11,7
90,4
V
87,2
V
Marco (H)
Nickerson-Zwaan
6
105
11,1
91,2
7
89,2
V
Hyton (H)
Bejo/De Groot en Slot
6
103
11,5
91,1
8
87,9
7
Rijnsburger
- Delta Parel
Wabeke
6
101
11,2
90,1
7
86,2
7
Marion (H)
V.d. Have
6
106
11,1
91,4
6
88,5
65
Rijnsberger
- Rhinestone
Kees Broersen
6
100
11,1
90,9
65
87,2
65
- Bonita
V.d. Have
6
100
11,2
89,6
6
85,9
65
(H) Hybride.2) Vroegrijpheid: Een punt verschil in vroegrijpheid is een week verschil in plukrijpheid.3). Huidvastheid begin
maart: Een punt verschil in waardering komt overeen met 0,4% kale uien.4). Huidvastheid begin mei: Een punt verschil in waar
dering komt overeen met 1,0% kale uien.
rassenbijlage 1989