Nieuw A.M.-beleid betekent voor de aardappeltelers in de jaren negentig een ingrijpende omschakeling nummer VERVOLG PAG. 2 Kwaliteit Neem vooraf kontakt met uw afnemer voor rassenkeuze Toekomst De toegenomen verwerking van aardappelen heeft vanwege de daar toe vereiste kwaliteitseigenschappen, de noodzaak om kwaliteitsgericht te telen doen toenemen. Behalve voor knolgebreken als blauw en oogstbe- schadiging is de laatste jaren door de verwerkende industrie meer nadruk gelegd op het drogestofgehalte en vooral op de bakkleur. Een goede bakkleur vraagt zowel aandacht bij de teelt als bij de bewaring. Op het tijdstip van loofdoding moet het ge was voldoende zijn afgerijpt, het geen direkt verband houdt met de stikstofbemesting. Om de bakkleur tijdens de bewaring op peil te hou den, mag de temperatuur niet dalen onder de 5 a 6°C. Vanwege de vele partijen met een onvoldoende bak kleur zal het wellicht nodig zijn om een nog wat hogere bewaartempera- tuur aan te houden. Dat betekent dan wel, dat - vooral bij lange bewa ring - het risiko van kieming toe neemt, zodat nog meer aandacht zal moeten worden besteed aan een kor- rekte toepassing van kiemrem- mingsmiddelen. Voor het drogestofgehalte van frites- aardappelen geldt thans als mini mumgrens een onderwatergewicht van 360 gram. Mits geen overmatige hoeveelheden organische mest en kunstmeststikstof worden gegeven, is het - afgezien van doorwasjaren - in het algemeen niet moeilijk om aan deze eis te voldoen. De fritesin- dustrie geeft echter de voorkeur aan een duidelijk hoger drogestofgehal te. De konsument legt steeds meer nadruk op de afwezigheid van nega tieve inhoudsstoffen, zoals residuen De aanpassing van de huidige wetgeving is noodzakelijk om een verdere uitbreiding van de aardappelmoeheid tegen te gaan. Niet alleen de teelt, maar ook de export van aardappelen, bloem bollen, boomkwekerij gewassen en andere materiaal waarmee grond verspreid kan worden, geeft steeds meer problemen. Bo vendien is dor een EG-richtlijn de teelt van pootaardappelen en voortkwekingsmateriaal op besmette grond verboden. Door overheid en bedrijfsleven zijn dan ook afspraken gemaakt over het nieuwe toekomstig A.M.- beleid. De nieuwe wetgeving, die in de tweede helft van de 90-er ja ren in zal gaan, noopt nu al om in de bedrijfsvoering rekening te houden voor een geleidelijke aanpassing van het teeltplan. Aanpassing bouwplan Omdat de huidige voorschriften tot 1997 (voor de 1:4 teelt tot 1999) van kracht blijven kunt u in principe nog bijna 10 jaar het huidige teeltplan voortzetten. Wil men een geleidelij ke aanpassing binnen het bedrijf aan de nieuwe wetgeving dan zal op vrij korte termijn met de toekomstige voorschriften rekening gehouden moeten worden. Hierdoor wordt een aangepast, continu bouwplan ver kregen met diverse aardappelrassen, waarop met de rassenkeuze en teelt techniek op de nieuwe voorschriften ingespeeld kan worden (zie schema). - Voor de 1:4 teler betekent dit dat in 1991 al een deel van het areaal met een resistent ras (A.M.-ras) beteeld moet gaan worden. In 1995 kan nog een deel als zoda nig worden ingezet zodat men in 1999 op schema zit. Blijft de 1:4 te ler tot en met 1998 vatbare rassen telen dan zullen in 1999 voor 100% resistente rassen geteeld moeten worden. Dit geeft geencontinuïteit in het aardappelbouwplan! - De 1:3 teler kan tot en met 1996 weliswaar vatbare rassen blijven telen (gekoppeld met de verplichte grondontsmetting). Echter de voorkeur gaat uit naar om reeds in 1994 of eerder een gedeelte (bv. 50%) van het areaal met resistente rassen te betelen. Blijft de 1:3 teler - tot en met 1996 vatbare rassen telen - dan moet hij in 1997 voor 100% resistente ras sen telen. Zowel voor de 1:4, als voor de 1:3 teler heeft vroegtijdige inpassing uit een oogpunt van con tinuïteit in de verhouding vatbare - resistente rassen de voorkeur. Samenvatting - Door tijdig resistente rassen te gaan telen wordt vroegtijdig teel tervaringen verkregen van veelal nieuwe rassen. - NEEM VOORAF CONTACT OP MET UW AFNEMER VOOR DE RASSENKEUZE. Namens de Consulentschappen voor de Akkerbouw in Zuidwest Nederland, J. van Dalen - CAT Barendrecht Bij de bewaring van aardappelen wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van automatisering. Dit kan het be- waarresultaat ten goede komen. rassenbijlage 1989 van gewasbeschermingsmiddelen en nitraat. Dit noopt tot een zorgvuldig gebruik van eerstgenoemde midde len en tot matiging van het stikstof- gebruik. De komende jaren zal de zorg voor het milieu en het streven naar een ge zondere voeding ongetwijfeld ook gevolgen hebben voor de aardappel teelt. Dit zal ondermeer betekenen dat de stikstofbemesting moet wor den beperkt, hetgeen overigens ook positief kan uitwerken op kwaliteits eigenschappen als drogestofgehal te, bakkleur en verkleuring na voor bakken. Verder zullen we moeten le ren om aardappelen te telen met in zet van minder gewasbescher mingsmiddelen. De nieuwe wettelij ke maatregelen voor de bestrijding van AM zullen tot gevolg hebben, dat een deel van het Bintje-areaal zal worden vervangen door AM- resistente rassen. Nog meer dan thans zal de nadruk bij teelt, bewa ring en bewerking op kwaliteit moe ten worden gelegd. Dit geldt niet al leen voor aardappelen bestemd voor verwerking. Willen we de afzet van onze tafelaardappelen, in zowel binnen- als buitenland - op peil hou den, dan zal ook voor deze kategorie het kwaliteitspeil moeten worden verhoogd. Vooral vermindering van blauw en beschadiging is hier drin gend gewenst. Kortom, niet een maximale opbrengst, maar een maximale kwaliteit zal de hoogste prioriteit moeten krijgen. PAGV, Lelystad Ir. C.D. van Loon Het verheugt ons U traditiegetrouw weer een rassennummer aan te kunnen bieden. Wij hopen dat de informatie U een steun kan zijn bij de beslissingen die t.a.v. de gewassenkeuze en de te telen rassen moeten worden genomen. Bewaart U dit nummer; het kan U in de nabije toekomst nog goed van pas komen. Dank aan allen die aan de totstandkoming van dit rassennummer hebben meegewerkt! DE REDAKTIE. V ruchtwisselings-eisen De nieuwe vruchtwisselingsbepalin- gen zullen met ingang van 1997 van kracht worden, behalve voor de 1:4 teelt, welke in 1999 zullen ingaan. Voor het gehele land gaan dan de onderstaande voorschriften gelden: - Aan de 1:5 teelt en ruimere vrucht wisseling zijn geen bepalingen ver bonden (dus zowel vatbare als re sistente rassen mogen vrij worden geteeld). - De 1:4 teelt is toegestaan met ten minste éénmaal per drie teelten (12 jaar) een A.M.-resistent ras. - De 1:3 teelt is toegestaan met ten minste éénmaal per twee teelten een resistent ras (afwisselend vat baar/A.M.-ras). -De 1:2 teelt is niet meer toege staan, met uitzondering van de vroegrooiregeling en het noord oostelijk zand- en dalgronden gebied. Voor het noordoostelijk zand- en De nieuwe AM-wetgeving, die in de tweede helft van de negentiger jaren in zal gaan, noopt nu al om in de bedrijfs voering rekening te houden met een geleidelijke aanpassing van het teeltplan. Met de rassenkeuze kan worden in gespeeld op de nieuwe voorschriften Bouwplan 1:4 Zonder inpassing Met inpassing 1991 1995 1999 (ingangsjaar) 100% vatbaar ras 100% vatbaar ras 100% resistent ras 2/3 vatbaar ras l/3resistent ras 2/3 vatbaar ras 1/3 vatbaar ras 2/3 vatbaar ras 1/3 resistent ras Bouwplan 1:3 Zonder inpassing Met inpassing 1991. 1994 1997 (ingangsjaar) 100% vatbaar ras 100% vatbaar ras 100% resistent ras 100% vatbaar ras 50% vatbaar ras 50% resistent ras 50% vatbaar ras 50% jesistent ras Bouwplan 1:5 Geldt geen bepalingen dalgronden gebied gelden andere bepalingen bij de 1:2, 1:3 teelt en voor resistente rassen dan in bo venstaande is genoemd. Grondontsmetting De verplichte grondontsmetting zal met ingang van het teeltjaar 1997 niet langer zijn voorgeschreven. De grondontsmetting heeft na het teelt seizoen van 1996 geen betekenis meer voor het vruchtwisselingssche- ma en behoeft dan ook nadien niet meer te worden gemeld. Grond ontsmetting is echter nog wel toe gestaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 27