I.GOUDSWft&Rff Eb en vloed Het gareel Varkenshaar Zware test GAREEL- ZfiOELM&KER Binnenkort zu/en Kenyaanse tuigenmakers met het gereedschap van Goud zwaard tuig maken voor ezels en ossen. Wim Goudzwaard heeft inmiddels waarschijnlijk zijn laatste gareel ge maakt, maar hij weet het allemaal nog "steekje voor steekje" te vertellen. Toen gareel- en zadelmaker Wim Goudswaard uit Zierikzee in het voorjaar van 1980 zijn laatste ga reel maakte, bleef hij zitten met enkele honderden gespen en rin gen; om precies te zijn ruim 20 kilo. Omdat nieuwe bestellingen sinds dien zijn uitgebleven besloot Goudswaard met een aardig ge baar een punt te zetten achter zijn carrière. Eén telefoontje naar 'Trekkracht voor Kenya' was voldoende; binnenkort zul len Kenyaanse tuigenmakers met zijn gespen tuig maken voor ezels en ossen. Terwijl Wim Goud swaard een ambachtelijke traditie in het familiebedrijf afsluit wordt de (pik)draad in Kenya weer opgepakt. 'Alles wisselt Wim Goudswaard heeft het vak van zelfsprekend van zijn vader (Eliza Goudswaard) geleerd. Als hij over Eliza Goudswaard vertelt dan is dat nog met respect en bewondering. Eliza stond z'n mannetje, dat is dui delijk. Als leerjongen kwam hij op 12-jarige leeftijd in dienst van Pape-' veld op de Lammermarkt. Na 9 jaar trouwe dienst stond zijn besluit vast; met een startkapitaal van 3 gulden begon hij in 1910 voor zichzelf op de zolder van het ouderlijk huis. Als hij de polder inging om de maat van een paard te nemen moest hij eerst nog een fiets lenen. De werkdagen waren lang, van 6 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds en 's zaterdags tot 6 uur. Met hard werken werd de zaak opge bouwd. De trotse letters op de gevel van het pand in de Korte No- belstraat (zie foto) spreken voor zich. In de topjaren maakte Eliza Goudswaard zo'n 100 garelen per jaar. In 1934 kwam ook Wim Goud swaard naast zijn broer Adrie (die er al langer inzat) in de werkplaats. Adrie koos enkele jaren later voor een loopbaan als postbesteller en de zaak werd omgedoopt tot de firma E. Goudswaard en zoon. Eliza is zijn leest levenslang trouw gebleven en beperkte zijn werkzaamheden tot het maken van garelen, tuigen en to men. Wim Goudswaard heeft in de loop van de jaren steeds nieuwe din gen opgepakt. Dat begon al met het maken van zeilen voor graan- maaiers. Na de oorlog, waarin tijdens de eva cuatie de poorten van de zadelmake rij voor 16 maanden gesloten wer den, vonden oude legerjeeps een be stemming in de landbouw. Met bruin zeildoek en celluloid voor de zij- en achterramen maakte Wim Goudswaard een huif. Negen maanden nadat Wim met zijn vrouw de zaak had overgenomen sloeg de watersnood toe. Eb en vloed bepaalden toen het komen en gaan in de winkel. Als het eb werd ging die open en kwamen de mensen om koffers en reistassen om elders een goed heenkomen te zoeken. De boeren hadden touwen en halsters nodig om het vee naar veiliger oor den af te voeren. In de loop van de 50-er jaren werd het gareel- en tuigmaken steeds meer verdrongen door andere aktiviteiten. Toen in 1961 een toerist opmerkte dat hij wel een betere business wist dan het naaien van een oude voetbal (waar Goudswaard juist mee bezig was), is het maken van jaloezieën ter hand genomen. Weer moest Gouds waard op pad om maat te nemen; nu niet van paarden bij de boer, maar van ramen, in burgerhuizen en be drijven. Na een kortstondig avontuur in rui tersportartikelen verhuisde de leder- warenzaak naar de Poststraat. Sinds 1980 runnen zoon Marcel en zijn vrouw Anja een winkel in leder en riet artikelen. Wim Goudswaard is in de werk plaats boven de winkel nog steeds aktief met allerlei reparatieklussen. Tussen de naaimachines getuigt het oude gareelblok van vergane glorie. Zoals streekdialekten binnen Zee land van elkaar verschillen, zo ver schilden ook de garelen. Het Schouwse gareel werd sober uitge voerd, doelmatig en slechts met een enkele versiering. Gareelmakers in Zeeuws-Vlaanderen waren over het algemeen wat uitbundiger, terwijl Midden-Zeeland daar zo'n beetje tussenin zat. Op gezamelijke verga deringen in Goes werden onderlinge afspraken gemaakt. Het Schouwse gareel was nu eenmaal sneller ge maakt dan het Zeeuws-Vlaamse en te grote prijsverschillen moesten voorkomen worden. Er werden nor men vastgesteld, voor het aantal uren werk dat in een gareel stak. Lange tijd was dat 15,5 uur al wordt 12 a 13 uur ook wel genoemd (wellicht een eerdere afspraak) Eliza Goudswaard kon in een lange werkdag een gareel maken, al moet daar wel bij aangete kend worden dat sommige onderde len in de wintertijd op voorraad ge maakt worden. Garelen op voorraden maken kwam niet voor omdat een goede gareelma ker maatwerk leverde. Na een bestel ling moest bij de boer thuis eerst de schoftomvang van het paard vastge legd worden met een buigzame maatstok. De maat werd uitgedrukt in Amsterdamse duimen (ongeveer 2,5 cm) en schommelde zo rond de 25 duim al waren er uitschieters tot 29 duim. Als de maat en de pasvorm niet deugde kreeg je daar gegarandeerd problemen mee; het schoft van het paard ging open met alle narigheid van dien. Een kant en klaar gareel moest eerst op het gareelblok in mo del geslagen worden. Hij kreeg dan 'goed op z'n mieter' volgens Goud swaard. Het gareelblok zelf bestond uit een hard houten blok, ongeveer in het model van een paardenhals, waarover het gareel werd gelegd. In het midden van het blok zat een naad waarin met een houten hamer een wig werd gedreven. Als de maat bekend was kon de tui- genmaker aan de slag. De uit essen- hout gemaakte klippels (die de wa genmaker leverde) vormden de ba sis. Aan de onderkant werden beide klippels verbonden met slotijzers die met een haak en een oog in elkaar pasten. Het 'slot' moest open om het gareel af en aan te doen. Soms wer den de slotijzers extra lang uitge voerd om meer stevigheid aan de klippels te bieden. Het leren kussen dat tussen de klippels en de paarde- schoft kwam te zitten had de meeste zorg nodig. Het bestond uit één stuk leer en werd opgevuld met lang rog- gestro aan de buitenkant en varkens haar aan de binnenkant. Het vullen met het ijzeren vulijzer en het model kloppen was zwaar werk. Als het klaar en gevormd was werd het kus sen met leren trekband aan de klip pels vastgespijkerd. Aan de bovenkant werd de kruin ge vormd; met dikke repen leer werden de klippels aan elkaar verbonden. Helemaal bovenaan werd het zgn. handleer van omwikkeld leer als handvat gemaakt. Onder de kruin, aan de bovenkant' van het kussen werd soms een stevi ge leren waterlap aangebracht om inwateren te voorkomen. Als het kussen vast zat en de kruin gemaakt konden de 'treiten' aan de klippels bevestigd worden. De trei ten zijn de leren lussen aan de zij kanten van het gareel waarin de strengen (trektouwen) met houten knevels ingeklemd worden. Bij een normale schoftomvang zaten de trei ten precies 21 cm van de onderkant van het gareel. Dat kwam erop aan omdat de juiste positie van dit trek- punt het goed funktioneren van het gareel bepaalde. Het gareel werd afgewerkt met slot- lappen (stukken leer over de slotij zers) en kleine katrolletjes van ge draaid essenhout voor de lienen (leidsels). Deze werden met een schroefoog aan het handleer aan de kop van het gareel vastgemaakt. De waterlap tenslotte werd soms ver sierd door er met een drevel een dub bele cirkel van kleine sterretjes op te vormen. Na ruim 15 uur noeste arbeid kon het resultaat op het blok voor een zware test. Met een paar forse klap pen op de wig werd de spanning van de beide helften van het blok op het gareelkussen opgevoerd. Zo bleef het gareel enige uren zitten om het juiste model aan te nemen. Om de aanspanning kompleet te maken moest ook nog een tuig voor de strengen gemaakt worden. Om het lichaam van de paarden te bescher men liepen de strengen door de ho zen (leren kokers), die met een rug- en buikriem op z'n plaats werd ge houden. Toen aan het eind van de oorlog het leer schaars was kwam het plank- jêstuig hier en daar in zwang. De ho zen en strengen werden daarbij ver vangen door plankjes-en-ketting- verbindingen. Sommigen hadden een hekel aan het gerammel van dit tuig. De enkele jaren geleden overle den Bouw de Maaker uit Oud- Sabbinge ploegde er nog tientallen jaren mee. Tenslotte kreeg het paard nog een toom (hoofdstel) met bit waaraan de lienen vastgemaakt wer den voor het wennen. Wim Goudswaard weet het allemaal nog steekje voor steekje te vertellen. Hij heeft waarschijnlijk z'n laatste gareel gemaakt, al zou hij er eigen lijk nog best een keer één willen ma ken. Enkele jongere kollega's, zoals Paree uit 's Heerenhoek en De Smet uit Terneuzen nemen nog graag op drachten aan, al is het zeker geen da gelijks werk meer. Daarvoor moeten we nu naar Kenya. Ad Phernambucq In de gareel- en zadelmakerij van zijn vader Eliza Goudzwaard heeft Wim Goudzwaard het vak geleerd. Behalve zijn vader ziet u op deze foto zijn broer Adrie. Deze foto is zo'n halve eeuw oud. Kerstbijlage 1988 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 31