De opslag van landbouwproduktenvroeg
in de eerste helft van deze eeuw veel handenarbeid
kookrubriek
L
Kerstgebraad
Konijn
Op het boerenbedrijf, zoals hier bij het dorsen, waren de diverse werk
zaamheden vroeger zeer arbeidsintenstief
Het stro werd destijds op verschillende manieren opgetast, onder meer
afhankelijk van hoe droog het produkt was.
Het hooi en de strovruchten, als
bijvoorbeeld tarwe en gerst, wer
den voor 1940 zoveel mogelijk in
de schuren opgeborgen. Op de
grotere bedrijven of op bedrijven
met veel vee waren in het Zeeuw
se de schuren dikwijls te klein.
Bij veel hofsteden was er dan ook
een staepelof een stuk grond
naast of achter de boerderij,
waar behalve de strovruchten
ook de aardappels, uien enzo
voorts werden opgeslagen.
De strovruchten werden op het
staepelof op verschillende manier
opgetast, nl. in staepels (deze wa
ren rond van vorm en met een
punt) in klampen, rechthoekig
van vorm, in baggen (lang en
smal met ronde hoeken), in tol
len (rond en kegelvormig) en in
vimmen (rechthoekig, afdak-
vormig).
Stapels en klampen werden ge
maakt van een produkt dat goed
droog was, tollen en baggen bij
een natte oogst. Vimmen waren
voor de overschotten. Bij de
mestput stonden de stroklampen,
dus dicht bij de stallen. Ook de
(h)outklampen waren bij de ge
bouwen. Dikwijls was er ook nog
een (h)outkot voor het blokkêêl.
Puuste
Als regel waren er drie personen
nodig voor het opzetten van sta
pels, baggen of klampen. Eén
persoon op de wagen, de aofge-
ver of opsteker. Zijn taak ws de
schoven e.d. van de wagen op de
klamp te gooien. De tweede man
was de ansmakker, die moest de
schoven, met de kop naar voren
en de aren naar achteren bij de
derde man gooien. Zowel de aof-
gever als de ansmakker moesten
goed opletten dat de schooven
niet te dicht bij de rand van de
stapel terecht kwamen. Dan ont
stond er nl. een puuste, dit was
een uitstulping die het werk ont
sierde. De derde man, de belang
rijkste was de tasser. Zijn taak
was om met de hand de schoven
weg te leggen en er voor te zorgen
dat er goed werk werd gedaan.
Het opzetten van een stapel was
vakwerk, in de regel werd dit ge
daan door de eerste knecht of de
opperarbeider.
Bij het opzetten van de stapel
was de werkwijze als volgt: van
stro werd eerst een boom gelegd.
Hierop kwam de boomlaege
waarbij gezorgd werd dat er zo
weinig mogelijk aren op de bo
dem kwamen. Vervolgens werd
er van buiten naar binnen ge
werkt. De buitenlaag was de rienk-
laege, deze moest druupe (af
hangen, want anders kon ze in-
waetere (inregenen). Na de ring-
laag volgde de oparten, dit moest
zo gebeuren dat het midden ho
ger lag dan de buitenkant. De
klamp moest dus rond liggen en
niet hol, dit ook in verband met
het inregenen. Ook mochten er,
behalve in het midden, geen aren
zichtbaar zijn. Als de klamp e.d.
een kleine twee meter hoog was
moest zij leeve, d.w.z. dat ze
licht moest schommelen, dit was
een teken dat ze recht stond. De
ene laag werd met de zon meege-
legd, de volgende tegen de zon,
dit was ook voor de stevigheid.
Wanneer de stapel te hoog werd
voor de man op de wagen moest
er een zgn. vangersgat vrij ge
houden worden. Hierin ging de
ansmakker staan en gooide het
graan zo naar de tasser.
De laatste ringlaag was de wae-
terlaege en dan volgde nog de
kappe of naelde. Het geheel werd
afgedekt met stro of riet. In het
laatste geval kwam soms de riet
dekker. Een draad verzwaard
met stenen over het geheel moest
stormschade voorkomen. In de
winter met vriezend weer of in
het voorjaar kwam de dorsma
chine om het graan te gaan dor
sen. In latere jaren was dit een
grote dorsmachine met stropers.
Eerst aangedreven met een loko-
mobiel en later door een trekker.
De aardappels
De aardappels werden opgesla
gen in de aerpelpitten. Hiervoor
was veel plaats nodig op het sta
pelhof. Aardappelputten waren
ongeveer anderhalve tot twee me
ter breed. De diepte hing af van
de stand van het grondwater en
varieerde van vijf tot dertig cm.
De aardappels werden in zakken
op de wagen aangevoerd. Vervol
gens werden de zakken op de
schouder genomen en in de put
leeg gestort. Dit was het werk
van de pitbaes. Deze moest ver
der een laagje stro en aarde op de
aardappels aanbrengen. Dit was
het zomerdek. In november volg
de nog een laag stro en een dikke
laag aarde, dit was het win-
terdek.
Bij een open winter, dus met wei
nig vorst, moesten de aardappels
omgezet worden. Dit was om het
kiemen te voorkomen. Het was
weer een heel karwei, al de grond
en het stro moest eraf. De aard
appels werden dan met de riek
omgeschept, ze werden dan weer
onder het winterdek gebracht.
Bij strenge vorst werd dikwijls
nog een laag stalmest aange
bracht om vorstschade te
voorkomen.
Voor de aflevering werden de
aardappels gesorteerd en opge
zakt. Hiervoor werd een ver
plaatsbare aardappelsorteerma
chine gebruikt. Een man bracht
de machine in beweging, een
tweede schepte de aardappels in
de machine. Verder waren er nog
een of twee personen bij de zak
ken en potermanden. Ook de
slechte knollen werden door deze
mensen verwijderd. De zakken
aardappels werden na verkoop
op de wagen geladen en naar de
haven gebracht waar ze in een
schip gingen.
Uien
De uien gingen in een juunrenne
of juuntente. Een uienren was
ongeveer anderhalve meter breed
en hoog. Ze werd gemaakt van
palen (dikwijls bonenstokken en
ruiters), stro of vlechtwerk aan
de zijkanten. Het geheel werd
met ijzerdraad versterkt en de af
dekking was stro. Bij vorst wer
den soms bossen stro tegen de
ren geplaatst.
Bij verkoop werd de juun ge-
snuid en opgezakt afgevoerd.
De uien gingen in de juunrenne
of juuntente, die ongeveer 1 'A
meter hoog en breed was.
Mangelpulp en bietenblad
Op het stapelhof waren ook de
mangelpit (mangels zijn voeder
bieten), de pulppit (voor de natte
suikerbietenpulp) en de blaerpit
(voor het suikerbietenblad). Pulp
en bietenblad werden dikwijls ge-
zamelijk ingekuild. Zowel de
mangelput als de pulpput waren
ca. drie meter breed en één meter
diep. In het midden van de put
was er een smal straatje voor de
korrewaegens (kruiwagens).
Hiermee werd het voer naar de
stal gebracht. Ook de mangelput
werd met een dikke laag stro en
een zeer dikke laag aarde aange
bracht. Deze grond was nodig
om het materiaal aan te persen.
Van de put die in het begin drie
a vier meter hoog was bleef later
maar een goede meter over
Kafpit
Soms was er nog een kafpit voor
het tarwekaf.
Dit alles bij elkaar was de zeer
veel handenarbeid vragende ma
nier voor de bewaring van stro-
en hakvruchten in de eerste helft
van de twintigste eeuw.
P.J. v. L.
Schuddebeurs 1988
"Konijn", familie van het haas,
komt ook veel in het wild voor,
maar de meeste konijnen die wij
konsumeren, zijn doorgaans
tam.
Zo rond de twintig en dertiger ja
ren waren ze enorm populair en
werd dat huisdiertje hoofdzake
lijk gekweekt en gemest voor de
kerstdagen. Ten plattelande ken
de men dit verschijnsel al reeds
lang! Maar vooral in de steden
verschenen bij ieder die een
plaatsje had wel een of meer hok
ken. In de loop der jaren, zeker
na de Tweede Wereldoorlog,
raakt het tamme konijn wat op
de achtergrond. En was het ook
niet meer zo nodig een konijn te
mesten. Een uitzondering daar
op waren en zijn, de kwekers.
Die om wille van het ras en de ve
le varianten het konijn nog steeds
in stand houden. Gelukkig maar!
Maar het konijn als gebraad is
sinds enkele jaren weer geheel te
rug van weggeweest en is zowel
bij de poelier als panklaar ver
krijgbaar in de supermarkt. Het
tamme konijn heeft niet die spe
cifieke smaak, die een haas wel
heeft. Maar heeft een enigszins
zoete smaak. Een smaak ook die
in hoge mate afhankelijk is van
het toegediende voedsel. Het
vlees is mooi blank, en bijzonder
fijn van struktuur, bovendien be
vat het vlees, veel eiwitten en is
daarbij bijzonder vetarm en
daardoor licht verteerbaar.
Juist door de vrij neutrale smaak
van het konijn zijn de toepassin
gen van kruiden en aromaten
praktisch onbegrensd. Alles kan
en mag!
U ziet geen getob over een stuk
kerstgebraad, het konijn kan u
hierbij helpen. En om u bij het
bereiden van dit heerlijke stukje
kerstgebraad, een beetje op weg
te helpen een van onze suggesties
op het thema "konijn".
Voor de volgende suggestie heb
ben we dit nodig: 2 kg pan
klaar konijn. En u maakt van de
volgende ingrediënten, een mix,
in de volgorde: 2 theelepels
boemboe saté (in de handel ver
krijgbaar), 1 theelepel kipkrui
den, Vi theelepel knoflookpoe
der, 2 theelepels bieslook, 1 thee
lepel suiker, wat zout en iets pe
per en Vi theelepel 5 kruiden
(verkrijgbaar in Chinese of Indo
nesische toko). Meng dit goed
door elkaar, samen met 1 eetlepel
sojasaus, 1 eetlepel azijn en Vi
dl. maïsolie.
Leg hierin de stukken konijn, vul
de marinade eventueel aan met
wat water, tot de stukken goed
onder staan, snij er tot slot een ui
in (ragfijn) en laat het konijn
hierin 4 k 6 uur marineren. Dan
gaan we over tot de bereiding en
die werkt als volgt:
Neem de stukken konijn uit de
marinade, droog ze goed af, met
keukenrolpapier of theedoek,
wrijf de stukken goed in met wat
strooiaroma, wentel ze stuk voor
stuk goed door de bloem en druk
dit stevig aan.
Verhit 300 gr. roomboter, sa
men met een Zi dl. maïsolie, in
een ruime braadpan met deksel,
tot ze begint te kleuren, bak de
stukken nu snel aan alle kanten
mooi bruin.
Haal ze uit de braadboter en hou
ze warm, blus vervolgens de
braadjus met de marinade, laat
dit aan de kook komen en leg er
de stukken konijn weer in, laat
het geheel even heel goed aan de
kook komen.
Temper de warmtebron, en laat
het konijn in 1 Vi a 2 uur zachtjes
gaar worden, zo nodig regelma
tig iets water toevoegen!
Is het konijn gaar, dresseer de
stukken dan op of in een goed
voorverwarmde schaal of schotel
met een iets opstaande rand.
Laat de saus iets inkoken, maak
ze af met wat dunne room. Klop
er tot slot een kluit koude room
boter door. Trek een lepel saus
over de stukken konijn, de rest
serveert u er apart bij.
Als garnituur droge rijst met ge
bakken banaan (2 bananen per
persoon, schil de bananen en rol
ze in een mengsel van vanille
suiker, kaneel en ietsje kruidna
gelpoeder).
Laat ze even rusten, smelt intus
sen een flinke kluit roomboter,
wentel de bananen goed door de
bloem (goed aankloppen) en bak
ze aan alle kanten mooi bruin
(Serveer ze goed warm).
In plaats van banaan, voldoen
warme nectarinus of vijgen ook
uitstekend. Ook laat dit toeberei
de konijn, zich uitstekend sma
ken met frites, krieltjes of puree,
begeleid met rauwe andijviesla,
veldsla of in boter gesmoorde
champignons.
Wijn: een simpele rosé volstaat!
Succes en prettige feest (kook)
dagen.
M.A. van der Vliet
•yss. r<s r<=» scs ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ecs ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca ca
6
Kerstbijlage 1988