Zorgvuldig bewaren kan U ziekten en gebreken besparen Sterke positie champignon te danken aan vakbekwame telers Gewassen als brandstofleverancier energetisch niet rendabel te telen Aktie kwaliteit en bewaring van aardappelen \af ardappelen Prof. Rabbinge in Nagele: /KTIE Zl KTIE ZUIDWEST Kwaliteit Bewaring Ziekten en knolgebreken kunnen een partij gedeeltelijk of geheel onge schikt maken voor aflevering. Naast de hoedanigheid van de inge brachte partij zijn ook de omstan digheden waaronder de partij be waard wordt van invloed. Uit oog punt van kwaliteit verdient de bewa ring dan ook bijzondere aandacht. Schuur alleen gezonde partijen in. Bij het inschuren speelt de hoedanig heid van de partij een belangrijke rol. Beschadigde, ontvelde en natge regende aardappelen kunnen aanlei ding geven tot moeilijkheden bij de bewaring. Dit geldt tevens voor aardappelen afkomstig van kopak- kers en sproeisporen, die onder min der gunstige omstandigheden zijn opgegroeid. De meeste problemen kunnen wor den verwacht als half verrotte moe derknollen worden binnengereden. Door versmering neemt de kans op rot door de gehele partij toe. Naast het verwijderen van deze moeder knollen vergt een dergelijke partij ex tra aandacht bij het ventileren. Par tijen die bij het rooien duidelijk zichtbare verschijnselen van knol aantasting door phytophthora ver tonen, zijn ongeschikt voor (lange) bewaring. Deze partijen dienen di- rekt na de oogst te worden afgezet. In veel gevallen is de aantasting overigens moeilijk te onderkennen. Bij een aantasting van enkele pro centen "jongziek" is het bewaren nog enigszins acceptabel. Een zeer natte veldperiode of bakterieziekten als stengelnatrot en zwartbenigheid zijn primair de oorzaak van natrot. Partijen met meer dan 1% natrot zijn niet houdbaar. Tijdens het rooi en en transport kan een partij geheel worden besmet. Tijdens de bewaring ontstaan rotte nesten. Deze partijen dienen dan ook direkt te worden afgezet. Knolziekten; hoe te behandelen Om knolziekten zoveel mogelijk te beperken is het belangrijk dat na het inschuren zo snel mogelijk wordt ge droogd. Een zekere hoeveelheid aan hangende grond (10-15%) - mits re gelmatig verdeeld in de partij - hoeft geen probleem te zijn bij de be waring. Droogrot Fusarium en Phoma zijn zeer alge meen voorkomende droogrotschim- mels. Tijdens de bewaring zijn pro blemen met deze kwaliteitsziekten incidenteel. Op die bedrijven waar regelmatig problemen zijn met droog rot en de aardappelen lang worden bewaard, kan bij het inschuren Ger- motect worden toegepast. Germotect is een kiemremmingsmid- del op basis van CTPC/IPC en thia- bendazol (TBZ), dat bij het inschu ren op de transportband over de aardappelen wordt verdeeld. Fusarium-schimmels De vatbaarheid voor de droogrot- schimmel Fusarium is bij de oogst veelal gering. Ontstane wonden ge ven dankzij deze geringe vatbaar heid en bij goede wondheling meestal geen aanleiding tot het op treden van droogrot. Naarmate aardappelen langer en vooral ook warmer worden bewaard (frites, chips) kan deze typische bewaarziek- te meer schade aanrichten. Aange taste knollen vertonen uitwendig iets ingezonken, donkergekleurde vlek ken. Op de huid ontstaan rimpels met hierop rose of witte schimmel kussentjes. Meestal verloopt het rot tingsproces langzaam en blijft het weefsel tamelijk droog. De aange taste knollen schrompelen ineen. Een sterke uitbreiding vindt vooral plaats via wonden (invalspoorten). De bestrijding van droogrot moet in de eerste plaats gezocht worden in het voorkomen van knolbeschadi ging, een snelle wondheling en een droge, koele bewaring. Phoma Het droogrot heeft veel gelijkenis met rot veroorzaakt door een aan tasting van Fusariumschimmels. Bij Phoma-rot ontbreekt echter het rose witte schimmelpluis. Phoma kan zgn. "latent" voorkomen op en in de knolschil dus zonder uiterlijk zichtbare vrschijnselen. In tegenstel ling tot andere bewaarziekten wordt deze schimmel pas aktief bij tempe raturen beneden 7 graden C. Als daarbij tegelijkertijd wondjes op de schil aanwezig zijn, kan de schimmel de aardappel binnendringen en na verloop van tijd rot veroorzaken. Vooral als de aardappelen tot ver in oktober worden geoogst, is het be langrijk om bij het rooien beschadi gingen te voorkomen. Zilverschurft Op alle grondsoorten komt deze be- waarziekte zeer algemeen voor. De houdbaarheid van de knollen gaat sterk achteruit. De schil wordt po reuzer, waardoor de knol vocht ver liest. Tevens is de knol gevoeliger voor het optreden van blauw. Bij roodschillige aardappelen gaat de kleur sterk achteruit. Op de knol ontstaan zilverachtig gekleurde vlek ken, die na wassen goed zichtbaar zijn. Gunstige omstandigheden voor deze schimmel is een hoge RLV en een temperatuur van 20-24 graden C. Tijdens de bewaring breidt de ziekte zich uit. De knollen krijgen een grauw uiterlijk en verschrompe len uiteindelijk. Een uitbreiding van zilverschurft is te beperken door na het inschuren snel te drogen en koel te bewaren. Wanneer de bewaartemperatuur blijft tussen 3-5 graden C is de uit breiding gering. Knolgebreken: zoveel mogelijk be perken Blauw Zgn. "stootblauw" bestaat uit blau we vlekken net onder de schil. Veelal zijn deze plekken alleen te zien als de schil wordt verwijderd. Blauw ont staat alleen na beschadiging van cel len. Het verschijnsel is veelal niet aan de ongeschilde knol te zien en wordt pas na 1 a 2 dagen na het ont staan zichtbaar. Een grote rol spe len; een laag K-gehalte, hoog ds- gehalte, gewichtsverlies tijdens de bewaring en als belangrijkste faktor lage knoltemperatuur bij de oogst, bewaring en verwerking. In de prak tijk ontstaan de grootste problemen met blauw na .de bewaring. Het op treden van blauw is bij het afleveren te beperken door deze tot 12-18 gra den C op te warmen. Drukplekken Vanaf het voorjaar zijn drukplekken onderin de cel waar te nemen. Deze afwijkingen (indeukingen) aan de knol ontstaan door de druk die knol len onderling op elkaar uitoefenen en wordt gestimuleerd door ge wichtsverlies. Het komt het meest voor onderin de cel. Vooral bij on gunstige bewaaromstandigheden die het verslijten van de aardappelen in de hand werken, treden zeer veel drukplekken op. De verkleuring (blauw-zwart) onder de drukplek is zelden zichtbaar op het moment van het leeghalen van de cel maar pas en kele uren daarna. Drukplekken kun nen worden voorkomen door niet te hoog te storten en gewichtsverlies tot een minimum te beperken. Zwarte harten In de praktijk is veelal een plaatse lijk te grote opwarming van de knol len de oorzaak van zwarte harten. Deze afwijking kan optreden wan neer de knollen plotseling sterk wor den verhit. Bij hoge temperatuur vindt de ademhaling intensiever plaats. Als de lucht onvoldoende wordt ververst of plaatselijk boven de 35 graden C komt, wordt zuurstof onttrokken aan het bin nenste van de aardappel met als ge volg verstikking van de cellen en een blauw-zwarte verkleuring, die later vaak een holte gaat vormen. Op den duur gaat de knol rotten. Bij het op warmen van de partij om blauw te voorkomen, moet de ingeblazen lucht max. 20-22 graden C zijn en moet tevens voldoende verse lucht worden aangevoerd. H. Salomons C.A.T. Goes drukte Pijnenborg, "is vooral be reikt door de grote vakbekwaamheid van de telers als resultaat van onder zoek, voorlichting en onderwijs". Volgens de voor de openingshande ling uitgenodigde directeurlandbouw- onderwijs L. Schenk heeft de zeer sterke infrastructuur in de land bouw, waarvoor een kwart eeuw ge leden de basis is gelegd, voor de hui dige exportpositie van de Nederland se landbouw gezorgd. Praktijkscholen moeten samen werken "Het buitenland heeft ons altijd be nijd vanwege de specifieke positie van onze praktijkscholen. Het is van groot belang dat deze scholen in Ne derland nu de krachten gaan bunde len: de praktijkscholen in de dieren- houderij kunnen gaan samenwer ken, net als de scholen die zich met mechanisatie bezighouden", aldus de heer Schenk. Het twintig jaar geleden opgerichte onderwijscentrum voor de champig nonteelt is in de jaren zeventig diver se keren uitgebreid met lokalen, teeltcellen en onder meer een infor matiecentrum. Tien jaar geleden werd de eerste doorgegroeide com post in de nieuwe eigen tunnels ge produceerd. Naast de nieuwbouw van een viertal leslokalen en een nieuwe belettering op de buitengevel is de grote aanwinst van dit jaar de ïieuwe klimaatinstallatie; de oude dateerde uit 1972. Goede oogst geen bijzaak CCO-direkteur ir. A. van Nieuwen- huijzen verwacht met de nieuwste klimaattechnieken goede tot zeer goede opbrengsten aan champig nons te kunnen realiseren. Hij vindt een goede oogst onderwijskundig ge zien bepaald geen bijzaak. "Als die goed is, hoef ik me over het aantal inschrijvingen ook geen zorgen te maken". Over groei heeft de Horster school de laatste jaren bepaald niet te kla gen. Het aantal leerlingweken groei de van ruim 800 in 1968 via 1400 in 1978 tot ruim 2500 dit jaar. Van Nieuwenhuijzen claimt nadrukkelijk een grote rol voor zijn praktijk school op het gebied van manage ment en automatiseringscursussen. Vrijdag 23 december 1988 om in de landbouwsektor elke korte termijn maatregel te aanvaarden, aangetoond dat de doelstelling ge richt blijft op druk op de prijzen; dit om op snelle wijze een steeds groter deel van de internationale markten te verwerven, waarbij het inkomen van de boeren wordt verzekerd via direkte inkomenstoeslagen die aan de internationale kontrole ont snappen. Yverneau zei erover verheugd te zijn dat de EG in de GATT-bijeenkomst ihaar ferme en solidaire houding heeft gehandhaafd; dit geldt ook voor het verkrijgen van internatio nale erkenning voor de aanpassingen die de boeren in de EG de laatste ja ren zijn opgelegd en die tot zware of fers hebben geleid. Volgens professor Rabbinge zijn de gewassen mais en suikerriet, puur energetisch gesproken, geschikt om als grondstof voor bio energie te die nen. "Alleen deze gewassen hebben een hoge C-4 fotosynthese. Ze heb ben een hogere lichtbenuttingseffi- ciëntie en kunnen daarom het dub bele aan energie vastleggen". Weinig vertrouwen in biobrandstof Maar daarnaast moet volgens de hoogleraar het gewas ook een lang groeiseizoen hebben, weinig stikstof oogsten en volledig oogstbaar zijn. "Aan deze voorwaarden voldoen al leen bamboeachtige gewassen. Maar het rendement van bamboegewassen in Nederland is veel te laag. Ik zie daarom niet veel biobrandstof". Vraag en aanbod tussen chemische industrie en landbouw moet volgens Rabbinge beter op elkaar worden af gestemd, mits de industrie duidelijk maakt wat ze precies wil hebben. Rabbinge: "Er is vraag vanuit de in dustrie naar Fijne chemicaliën. Over igens niet zo veel. Die kan de land bouw niet bieden. De landbouw heeft wel bulkchemicaliën. Maar de industrie vindt het vooralsnog goed koper om die uit fossiele brandstof te halen, omdat de energieprijs vrij laag is". C0PA inzake GATT- onderhandelingen In een kommentaar op de resultaten van de GATT-bijeenkomst te Mon treal heeft de voorzitter van COPA, J. Yverneau, gekonstateerd dat bij de landbouw geen enkele vooruit gang is geboekt. De VS hebben door hun weigering De champignon neemt na de tomaat en de komkommer de derde plaats in op het telersbedrijf (qua geldswaarde). Voor de conservenindustrie is het het be langrijkste produkt. Gewassen die als grondstof moeten dienen voor energie zijn, puur ener getisch gesproken, niet rendabel te telen. Dat is althans de mening van professor dr. ir. R. Rabbinge, de hoogleraar produktie-ekologie aan de Landbouwuniversiteit Wagenin- gen. De professor was te gast op een bij eenkomst van de drie landbouwor ganisaties in Nagele. De hoogleraar motiveerde zijn standpunt ook: "Het meest renda bele gewas om alkohol voor brandstof te telen is de aardappel. Uit één hektare fabrieksaardappelen kun je zoveel energie halen, dat je er de wereld mee rond kan rijden. Dat lijkt veel, maar het punt is dat je als boer veel energie verbruikt om die hektare te telen. Dan nog is de ener giebalans positief. Maar dan moet er nog alkohol in de fabrieken worden gemaakt. Dat vreet energie. Zelfs met de nieuwste technieken is de energiebalans uiteindelijk negatief". Prof. dr. ir. R. Rabbinge 10 Het landelijk onderwijscentrum voor de champignonteelt in het Lim burgse Horst is na de bouw van vier leslokalen en een complete renovatie op feestelijke wijze heropend. Na di verse eerdere verbouwingen wilde het bestuur van de school ditmaal eens de aandacht vestigen op het "Mekka van de champignonteelt" en het "Wageningen van het Zui den", zoals de heer J. Pijnenborg, voorzitter van het de Stichting Cen trum Champignonteeltonderwijs (CCO) Horst noemde. In deze uit gestrekte gemeente is zowel het CCO als het grote proefcentrum voor de champignonteelt gevestigd. In geldwaarde neemt de champignon momenteel in het telersbedrijf de derde plaats in na de tomaat en de komkommer. De branche vertegen woordigt meer dan een half miljard aan economische waarde. Zo'n 70 procent van de totale produktie wordt geëxporteerd. "Deze zeer sterke concurrentiepositie", bena-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 10