Biet is een veelzijdige plant Areaal wintertarwe groeit twintig procent Definitieve oogstraming CBS korte wenken akkerbouw Het landelijke areaal wintertarwe dat voor komend seizoen is uitge zaaid is minstens twintig procent groter dan dat van afgelopen sei zoen. Die indruk heeft de heer R. Jeurink, marketing manager van Zeider B.V. uit Ottersum. Zeider is onder meer kweker van de rassen Obelisk en Pagode, beide vallend onder de kwalifikatie bakwaardige rassen. Jeurink meent dat er een aantal re denen aan deze groei in areaal ten grondslag ligt. In de eerste plaats heeft de akkerbouwer het afgelopen seizoen kunnen konstateren dat de geldelijke opbrengst van wintertar we in vergelijking met die van ande re gewassen relatief gunstig afstak. Op korte termijn geredeneerd kiest de boer daarom voor de 'zekerheid' van wintertarwe, temeer daar er bin nen het bouwplan geen goede alter natieven zijn. Verder is het resultaat van de teelt van zomergerst het afge lopen seizoen nogal tegengevallen. De heer Jeurink verwacht daarom dat het areaal daarvan zich niet op het huidige niveau zal handhaven. Met name op de zandgronden, on der andere in Noord-Brabant, heeft nogal wat meer uitzaai van winter tarwe plaatsgevonden. De marketing manager van Zeider denkt voorts dat de uitbreiding in het areaal win tertarwe een gevolg is van een op komst zijnde terugloop in het areaal erwten en veldbonen. Voordat met de zaai van wintertar we werd begonnen verwachtte Zei der een uitbreiding van het areaal met zo'n tien procent. Dat de uit breiding zeker twintig procent be draagt is dus verrassend. De progno se stoelt Jeurink op zowel informatie uit het Zuidwesten als uit het Noor den van Nederland, terwijl ook in de polders een belangrijke groei van het wintertarweareaal zal plaatsvinden. Naar de inschatting van Zeider zal minstens 70 procent en misschien wel tegen de 80 procent van alle win tertarwe uit de rassen Obelisk en Pa gode bestaan. De trend naar kwali- teitstarwe wordt dus zeer duidelijk doorgezet. Twee weken geleden was het zaaizaad van Obelisk al uitver kocht, terwijl midden deze week van Pagode nog slechts een minimale zaaizaadhoeveelheid beschikbaar was. Veel zaaizaad zit overigens al in de grond. Ook volgens takingenieur van het CAT Goes ir. M. de Boer gaat de uitbreiding bij de wintertarwe ten koste van de arealen erwten, veldbo- Minder aardappelen en meer graan De Nederlandse akkerbouwers heb ben dit jaar gemiddeld minder aard appelen per hektare gerooid en in to taal meer graan geoogst. Ook de op brengst van suikerbieten, zaaiuien en snijmais lag per hektare gemid deld hoger dan vorig jaar. Dit blijkt uit de definitieve oogstraming ak kerbouwgewassen van het centraal bureau voor de statistiek. De aardappelproduktie (inklusief fa brieksaardappelen) komt op gemid deld 42.000 kilogram per hektare, tegen 45.000 vorig jaar. De totale aardappelproduktie bedraagt 6,7 miljard kilogram, ruim 700 miljoen kilogram minder dan vorig jaar. De gemiddelde tarweopbrengst per hektare is uitgekomen op 7.200 kilo gram (1987 6.900). De totale Neder landse tarweopbrengst komt dit jaar op 827 miljoen kilogram (768 mil joen in '87). De gerstoogst was ge middeld 4.800 kilogram (5.200) per hektare. In totaal is er dit jaar 302 miljoen kilogram gerst geoogst, veertig rfiiljoen meer dan vorig jaar. De suikerbieten gaven een gemiddel de opbrengst te zien van 54.500 kilo gram per hektare, een halve ton meer dan een jaar eerder. De totale suikerbietenproduktie komt op 6,7 miljard kilogram, bijna 200 miljoen minder dan in 1987. Zaai-uien had den een opbrengst per hektare van 50.500 kilogram (45.000). De totale opbrengst van een half miljard kilo gram is een fraktie meer in vergelij king met '87. De gemiddelde produktie per hekta re van peulvruchten lag ongeveer tien procent hoger. Groene erwten 3.650 kilogram, schokkers 4.350 ki logram, kapucijners en grauwe erw ten 4.050 kilogram, de totale op brengst is achtereenvolgens 103 mil joen kilogram, 300.000 kilogram en bijna vier miljoen kilogram. De op brengst van bruine bonen van 2.750 kilogram per hektare was bijna zestig procent hoger, die van veldbo nen (4.250 kilogram per hektare) tien procent lager. De totale op brengst van de laatste twee is achter eenvolgens ruim zes miljoen en ruim 56 miljoen kilogram. Van de handelsgewassen steeg de ge middelde opbrengst per hektare van koolzaad (3.300 kilogram) en van blauwmaanzaad (1.250 kilogram) licht. De totale opbrengst is achter eenvolgens 24,2 miljoen en 800.000 kilogram. De gemiddelde hektareop- brengst van karwijzaad verdubbelde tot 1.250 kilogram (totaal 2,3 mil joen), die van ongerepeld vlas daal de met ongeveer tien procent (7.200 kilogram per hektare, totaal 32 mil joen kilogram). Zeker 70 procent van alle uitgezaaide wintertarwe voor oogst volgend jaar bestaat uit de rassem Obelisk en Pagode. nen en zomergerst. "Omdat de ver- minste weerrisiko's. Ook volgens de schillen tussen de saldi van deze ge- heer De Boer is een uitbreiding van wassen minimaal zijn, stapt men vrij het areaal wintertarwe met twintig snel over naar het gewas met de procent zeker een reële inschatting. WINTERTARWE, welke nu meestal onder slechtere omstandig heden wordt gezaaid, heeft een lage re veldopkomst dan bij vroege zaai onder goede omstandigheden. Ge bruik nu globaal 3 Zix het duizend- korrelgewicht in kg. Bij breedwerpi- ge zaai zelfs nog wat meer. IN WINTERTARWE KIEMT DUIST al in de herfst. Zaait u pas na half november de tarwe dan kan de dust ook in het voorjaar worden bestreden. U moet dan wel rekening houden met de rasgevoeligheid bij het gebruik van bepaalde middelen. Hoe zit het dit jaar met het SUI KERGEHALTE IN UW BIETEN? Is het weer lager dan het streekge- middelde? Ga dan eens na wat de oorzaak kan zijn. Vindt u geen ver klaring, bemest dan volgend jaar eens met behulp van een stikstof on derzoek. BENT U KLAAR MET PLOE GEN? Ligt uw land voldoende vlak? Percelen waar volgend jaar bieten en fijnzadige gewassen moeten komen, dienen in het voorjaar met zo weinig mogelijk bewerkingen zaaiklaar te kunnen worden gelegd. Zo nodig kunt u direct tijdens of na het ploe gen een correctie op het ploeg werk uitvoeren. Stel dat niet uit, mogelijk krijgt u in het voorjaar geen kans meer. AARDAPPELEN VOOR FRITES EN CHIPS dienen geen of zo weinig mogelijk reducerende suikers te be vatten. Deze suikers veroorzaken verkleuring en smaakaf wijking aan het eindprodukt. U kunt hier zelf wat aan doen, dus niet terug te koe len met te lage temperatuur en door de bewaarstemperatuur niet beneden de 6°C te laten komen. De biet (Beta vulgeris) is alge meen bekend. De kultuurvorm is een tweejarige plant; zaadzetting vindt in het tweede groeijaar plaats. Hij is ontwikkeld voor uiteenlopende doeleinden uit de éénjarige strand- of zeebiet, die een sterk vertakte dunne wortel heeft. De strandbiet komt van ouds in de vrije natuur voor. De ze plant wordt aangetroffen langs de randen van de Middel landse Zee en de Atlantische kust. Hij komt ook in ons land voor aan de Zeeuwse en Zuid- Hollandse kust. De strandbiet groeit op resten van schelpen, zeewier en zand. Uit deze wilde soort zijn de volgende variëteiten als kuituurgewassen voor tgekomen: 1de snijbiet voor groente 2. de rode biet of kroot voor groente 3. de voederbiet voor veevoer 4. de voedersuikerbiet voor veevoer 5. de suikerbiet voor winning van suiker De snijbiet. Van deze variëteit worden de bladeren en bladner ven als groente genuttigd. Het is al een zeer oud bekend gewas. De Grieken en de Romeinen kenden reeds ver voor het begin van onze jaartelling de snijbiet als groente. Het werd gegeten als spinazie en daarom vroeger wel Romeinse spinazie genoemd. Door de bla deren boven de bladrozet af te snijden volgt er hergroei waar door het meerdere keren in het seizoen kan worden*geoogst. De kalorische waarde zou van snij biet hoger zijn dan van spinazie. In tegenstelling tot de rode-, voeder- en suikerbiet heeft de snijbiet geen sterk verdikte hoofdwortel. Snijbiel is een ge was van de moestuinen. Bij de groentehandelaar is het een zeer zeldzaam produkt. De rode biet of kroot wordt als tuinbouwgewas geteeld voor menselijke konsumptie. Deze biet was reeds meer dan 3.000 jaar geleden bekend in landen rondom de Middellandse Zee. Het werd toen reeds als groente geteeld. De vorm van de verdikte hoofdwortel is al naar het ras platrond of enigszins lang. De rode vleeskleur van deze biet of kroot komt van de anthocyaan kleurstoffen. De voederbiet werd vroeger man- •gelwortel genoemd. Het schijnt dat eerst in de zeventiende eeuw in enkele streken begonnen werd met het gebruik van bieten als veevoer. Dit was toen o.a. het ge val in Vlaanderen en langs de Rijn in Duitsland. Als voer voor rundvee is het als deel van het da gelijkse yoederrantsoen een zeer gewaardeerd produkt. Er zijn verschillende rassen gekweekt die in sommige eigenschappen nogal uiteenlopen. Deze rassen zijn thans in groepen ingedeeld op basis van het drogestofgehalte, namelijk laag gehalte (11-14%), gemiddeld gehalte (14-16%), hoog gehalte (16-18%) en zeer hoog gehalte (18-20%). Deze laatste groep wordt wel aange duid als voedersuikerbiet. De rassen met een laag drogestofge halte geven de hoogste opbrengst aan verse massa per ha. Bij een doelmatige teelt kan dit wel 100.000 kg of meer bieten per ha bedragen. Voederbieten hebben een gemiddeld suikergehalte van 6 a 8%. Bij de voederbieten groeit de verdikte wortel voor meer dan de helft boven de grond. De opslag van voederbie ten, het gereed maken voor en het verstrekken aan rundvee vraagt veel arbeid. Met ingekuil de voedermiddelen als gras en mais zijn de hiervoor benodigde werkzaamheden minder en gro tendeels te mechaniseren. Met de opkomst van de mechanisatie is de teelt vanaf ongeveer 30 jaar terug geleidelijk sterk teruggelo pen en is thans niet omvangrijk meer. De suikerbiet is de belangrijkste variëteit van de biet geworden. Ze is door de kwekerswerk ont staan uit de voederbiet. Bij de suikerbiet, vroeger beetwortelen genoemd, groeit de verdikte wor tel bijna geheel in de grond. Het suikergehalte ervan is 12 a 18% of meer. De suikerbiet wordt ge teeld voor het winnen van suiker en is gerekend naar de tijd nog maar een konge variëteit. In 1747 ontdekte de apotheker A.S. Marggraf te Berlijn dat rode en witte mangelwortelen suikers be vatten gelijk aan rietsuiker. Zijn leerling Achard won in 1799 voor het eerst suiker uit mangelworte len. In 1802 werd in Kunern in Silezië (in oosten van toenmalige Duitsland) de eerste beetworte lensuikerfabriek gesticht. Reeds in 1809 had deze teelt en verwer king tot suiker in Frankrijk in gang gevonden. Een bijzondere omstandigheid zorgde voor een groeiende belangstelling voor de bietenteelt om suiker te winnen. In die tijd heerste Napoleon over een groot deel van West-Europa, waaronder ons land. Van 1795 tot 1813 was het hier de Franse tijd. Om de handel met Engeland te schaden had Napoleon in 1806 de invoer van rietsuiker verboden met de instelling van het Konti- nentaal stelsel. Hierdoor was sui ker in Frankrijk en in de door haar bezette gebieden nagenoeg niet meer verkrijgbaar. Napole on ging reeds in 1811 over om de teelt van bieten voor suikerwin ning dwingend voor te schrijven. Dit betrof ook ons land. In 1811 kwamen er dan ook in ons land kleine suikerfabrieken tot stand, namelijk in Amsterdam, Ooster beek, Utrecht en Wagéningen. In 1812 was er een dekreet dat in Nederland 10.500 ha met bieten moest worden geteeld. Het aan tal fabriekjes nam in dat jaar toe met o.a. die te Middelburg en Zierikzee. Met de ondergang van het Keizerrijk in 1813 door de val van Napoleon werd deze kuituur in ons land geheel prijsgegeven en raakte in het vergeetboek. De fabriekjes in Middelburg en Zie rikzee sloten reeds na één jaar te hebben bestaan in 1813. In Frankrijk bleef deze teelt wel voortgang vinden en breidde zich uit. Pas in de vijftiger jaren van de vorige eeuw kwam ook in ons land weer aandacht voor de teelt van bieten voor de winning van suiker. In 1858 werd in Neder land opnieuw een beetwortelen suikerfabriek opgericht. Deze vestiging was in Zevenbergen (N.B.). Vanaf die tijd ontwikkel de deze teelt zich ook in ons land voorspoedig. Al sinds lange tijd is de teelt van suikerbieten om vangrijk. Het is een vast onder deel van het jaarlijkse bouwplan. Gebaseerd op een aantal peilja ren is de jaarlijks geteelde opper vlakte van suikerbieten en voe derbieten in ons land over ruim een eeuw in bijgaande tabel weer gegeven. De oppervlaktes bij de jaaraanduidingen 1851/60 en 1871/80 geven het jaargemiddel de van het betreffende decen nium weer. De teruggang van de suikerbietenteelt in de dertiger jaren was een gevolg van e^n re geringsmaatregel. Dit was om de omvang van de teelt enigermate te beperken. Nadien vond in toe nemende mate een uitbreiding plaats. De teelt van voederbieten is in de laatste 25 jaar belangrijk teruggelopen en is niet omvang rijk meer. In het totaalbeeld is de teelt van de biet nog zeer om vangrijk. ing. J.H. Lantinga Jaar 1851/60 1871/80 1901 1921 1940 1950 1960 1970 1980 1987 suikerbieten (ha) 6.587 13.904 49.441 73.615 49.898 66.903 92.697 104.478 120.650 127.725 voederbieten (ha) 5.713 6.540 14.392 32.664 51.521 56.395 42.489 9.599 1.671 1.907 Vrijdag 18 november 1988 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 15