Zaaitijd is
Tribuniltijd
Bayer rH
Juiste afstelling kompromis tussen tarra en bietverlies
korte wenken
akkerbouw
Demonstratie bietenrooien in Oldenhove in het teken van tarrabestrijding
EEN GOEDE UITGANGSSITUA
TIE voor 10 ton wintertarwe per ha
is: goed en diep ontwaterd land;
goed doorwortelbare bouwvoor en
een diepdoorwortelbare ondergrond
zonder storende lagen; een vlak,
goed verkruimeld zaaibed en 220 a
250 regelmatig verdeeld staande
planten.
AARD A PPEL - EN BI ETEN LA ND
dire kt na het rooien overdwars be
werken met de kultivator is de beste
methode. Bij het rooien blijven rug
gen grond achter die weer vlak gere
den moeten worden om bij het ploe
gen mooi egaal land te krijgen. Ook
de ontstane sporen worden dan be
werkt en eventueel teveel regenwater
kan dan beter wegzakken.
Afstelling tarra bietverlies
(bij 50 ton/ha)
INGEZONDEN MEDEDELING
Vrijdag 28 oktober 1988
rental van de zeef raderen lijken goe
de instrumenten, getuige de resulta
ten in tabel 1. Maar ook hier geldt
dat het oog van de meester belang
rijk is. Elke afstelling betekent een
kompromis tussen bietverlies/be-
schadiging en grondtarra.
Naast het voordeel dat de biet twee
keer wordt opgepakt, heeft het twee
fasen systeem verder als voordeel
dat de mogelijkheid aanwezig is om
de bieten in het zwad te laten dro
gen. Dat zou zijn invloed moeten
hebben op het tarrapercentage en
om dit te demonstreren, was een
zwad bieten op de fabriek getarreerd
welke drie uur op het land had gele
gen. De cijfers (tabel 1) lijken het
vermoeden echter niet te staven.
Koster schrijft dit toe aan de verre
van ideale droogomstandigheden
van afgelopen woensdag. "We heb
ben toch het sterke vermoeden dat je
bij enig droog weer met zwaddrogen
het nodige kan bereiken". Dit ver
moeden werd bevestigd door een
zwad bieten, dat bijna 24 uur op het
land had gelegen en tijdens de de
monstratie werd geladen. Er was dus
nog geen tarrapercentage bekend,
maar op het oog leek er in de hoop
minder grond voor te komen.
W.M.
Zwaddrogen
Een WKM-zesrijige, zelfrijdende
bietenrooier met onafhankelijke
scharen en een WKM-lader klaarden
het werk. Naast het variëren van de
kopdiepte, rooidiepte in kombinatie
met rooisnelheid, werden ook de
toeren van de zeefraderen en de
hoogte van de rekjes op de lader ver
anderd. Daarnaast werd het effekt
van zwaddrogen op het tarrapercen
tage over een langere periode gede
monstreerd.
Naast het direkt kunnen aanschou
wen van het effet van deze verande
ringen op het oogstwerk en de tarra-
hoeveelheid, was het ook mogelijk
monsters te bekijken die een dag eer
der waren genomen. Woensdag was
op hetzelfde perceel reeds een deel
van de bieten gerooid, met dezelfde
verschillen in afstelling als op de dag
van de demonstratie. Van elke kom
binatie was direkt een monster geno
men, dat woensdagavond bij de sui
kerfabriek in Groningen volgens de
standaardprocedure was getarreerd.
De resultaten (zie tabel 1) werden
daardoor samen met de monsters di
rekt aanschouwelijk gemaakt voor
de bezoekers van de demonstratie.
Twee centimeter dieper koppen deed het koptarrapercentage afnemen van
zes naar vier procent.
Koptarra
Het effekt van het veranderen van
de kopdiepte lijkt op het oog altijd
vrij groot, maar de uiteindelijke in
vloed op het koptarrapercentage
blijkt in de praktijk mee te vallen.
Een verschil van drie centimeter in
kopdiepte (twee extremen) op het
demonstratieperceel gaf een verschil
in koptarra van drie procent. Als we
bedenken dat het gemiddelde kop
tarrapercentage van de in de prak
tijk aan de fabriek afgeleverde bie
ten rond de 5,5 a 6 procent schom
melt, dan is duidelijk dat dit effekt
niet opzienbarend is. "Het meeste
geld is dan ook te verdienen met het
beperken van de grondtarra", aldus
Koster.
Het veranderen van de rooidiepte
lijkt een grotere invloed op het uit
eindelijke tarrapercentage te heb
ben. Bij ondieper rooien is het te
verwachten dat de hoeveelheid
grondtarra afneemt. Er is één maar.
Vooral in de wat steviger grond, zal
er meer tegen de bieten worden aan
geduwd, wat meer puntbreuk en be
schadiging tot gevolg heeft. "De eni
ge remedie is dan om de rijsnelheid
van de rooier aan te passen aan de
rooidiepte", aldus Koster. Naast de
rijsnelheid vraagt ook de vlakheid
16
Standaard 21 (6% kop) 4
2 cm dieper koppen (4°7o kop) niet bepaald
1 cm dieper koppen (7% kop) niet bepaald
Laadsnelheid 2 km/u. 21 4
zeefradtoeren 85/min. 18 4
idem rekjes hoger 18 6
rooidiepte (-1 cm) 16 20
idem snelheid 2,5 km/u. 17 8
zwaddrogen (3 uur) 21 4
Standaard: rooidiepte 4 cm; rooisnelheid 3,5 km/u.; zeefradtoerental
75/min.; laadsnelheid 3,5 km/u.
Met het aanpassen van de tarra-bijdrageregelingen door CSM Suiker
en de Suiker Unie, met ingang van oogst 1988, is het beperken van
de tarra aktueler dan ooit. Veel tarra drukt het saldo meer dan voor
heen. Logisch dat de tarrawerkgroep, bestaande uit vertegenwoordi
gers van het CAT-Groningen en Friesland, IRS, Suiker Unie en CSM
Suiker, opnieuw aandacht vroeg voor deze problematiek via een
rooidemonstratie, vorige week donderdag nabij het Groningse Ol
denhove. Bietentelers en loonwerkers konden hier zien hoe met een
gangbare rooier en lader, door middel van de afstelling het tarraper
centage kan worden beinvloed. Aan de uitkomsten in Groningen mag
geen absolute waarde worden toegekend, maar een indikatie van de
richting waarin we het moeten zoeken, is duidelijk aanwezig. Ondie
per rooien en iets "agressiever" laden, beiden met aanpassing van de
rijsnelheid, lijken in de oogsttrein de beste vruchten af te werpen.
"Maar dan moet men de kop er wel goed bij houden", aldus specia
list bedrijfsuitrusting ing. Grebber Koster. "Anders is het middel er
ger dan de kwaal", doelend op het mogelijke bietverlies.
Tijdens de demonstratie konden de getarreerde monsters van de vorige dag
worden bekeken.
De bezoekers van de demonstratie, waaronder veel mensen uit de voorlich
ting en de suikerindustrie, zaten konstant met de neus op het geleverde werk.
De demonstratie vond onder vrij
gunstige omstandigheden plaats op
een perceel bieten onder Oldenhove.
Kleigrond van 28 procent afslibbaar,
0,7 procent koolzure kalk en 2,0
procent organische stof. Natuurlijk
zijn op het uiteindelijke tarrapercen
tage meerdere faktoren van invloed,
zoals afslibbaarheid, weersomstan
digheden, vlakheid van het land en
het kiezen van een geschikte laad
plaats ("Hier mankeert het nogal
eens aan. Op de kopakker, naast de
dam, is vaak niet de ideale laad
plaats", aldus Koster, die ervoor
pleit dat de laadplaats op z'n minst
vlak is en liefst ook nog verhard). Al
deze faktoren zijn echter niet direkt
aan de machine gebonden. Tijdens
de demonstratie stond juist de afstel
ling van de lader en de rooier cen
traal in de strijd tegen de tarra.
van het land extra aandacht. "Bij
ondieper rooien worden verschillen
in het land extra duidelijk". Koster
wijst er in dit verband op dat het
zeer belangrijk is dat alle rooischa-
ren op dezelfde diepte werken. Dat
betekent dat je de stand van de
schaar per rij zal moeten bekijken en
afstellen.
Ook in de tweede fase, het laden, is
door middel van de afstelling het
tarrapercentage te beïnvloeden. Het
verhogen van de rekjes en het toe
biet-
verlies
in
12
Tarra contra bietverlies
tarrapercentage
op bruto gewicht
Bij het beperken van tarra neemt het bietverlies meestal toe. Bijgaande
grafiek (opgesteld door ir. Jan Bosma van het IRS, naar aanleiding
van de bietenrooidemonstratie vorig jaar in het Groningse Scheemda)
geeft de verhouding van de kosten tussen tarra en bietvelies voor (-
en na de verhoging van de tarrabijdrage.
Uitgangspunten bij de tabel zijn: netto opbrengst 50 ton per hektare
bij 0 procent verlies; vrijstelling van 75 kilogram per ton netto biet;
bijdrage tarra 22,per ton; bietenprijs voor verliezen 90,per
ton.
Voorbeeld: in 1987 werden in het Oldambt de volgende resultaten ge
boekt: rooidiepte 6-7 centimeter: tarra 40 procent, verlies 5,0 procent
(punt A); rooidiepte 4 centimeter: tarra 25 procent, verlies 8,1 procent
(punt B). Dus een verlaging van de tarrabijdrage van ruim 150 gulden
per hektare.