De maand november op het zuidwestelijk akkerbouwbedrijf Helaas is door enkele regenrijke perioden zowel de aardappel oogst als de uienoogst enigzins vertraagd. Eén en ander heeft tot gevolg dat er ook in november nog veel werk verricht zal moeten worden. Ook de oogst van de sui kerbieten en knolselderij zal ge deeltelijk nog in deze maand die nen te geschieden. Wintertarwe Alhoewel de beste tijd om wintertar we te zaaien oktober is, moet er toch vaak ook in november nog winter tarwe gezaaid worden. Onder gun stige omstandigheden van zowel de bodem als het weer is novemberzaai nog goed mogelijk. Normaal gespro ken streven we naar 200 a 280 plan ten per m2 in het voorjaar. Dit kun nen we in november bereiken, af hankelijk van de ligging van het zaaibed, met 350 a 400 zaden per m2. Het best geschikt voor laat zaaien zijn de rassen Obelisk en Miller. Na tuurlijk is deze eigenschap niet het enige dat de keuze bepaalt. Ook de gevoeligheid voor ziektes bijvoor beeld. Dit jaar kwam in verscheide ne rassen vroeg gele roest voor. Uit het oogpunt van risikospreiding ten opzichte van gele roest en andere ziekten moet worden aangeraden om verschillende rassen uit te zaaien. Obelisk is nu één der meest geteelde rassen. In Obelisk kwam nog geen gele roest voor. Toch mag men, ze ker bij het huidige aandeel van Obe lisk in het areaal, hier wel enigszins huiverig voor zijn. Pagode is nauw verwant aan Obelisk en wel vatbaar voor gele roest. Dit ras werd dan ook dit jaar sterk aan getast. Vanwege de familieband tus sen deze twee rassen dient men ze voor gele roest onder één noemer te plaatsen wat betreft rassenspreiding. Hierdoor moet gekozen worden voor öf Obelisk öf Pagode. Voor meer informatie hierover zie het on langs verschenen artikel 'Meer ras sen, minder risiko voor gele roest', van ing. J.M. van der Weele. Meer informatie over andere rassen en hun eigenschappen kunt u na tuurlijk ook vinden in de Ras- senlijst. Om te bepalen hoeveel zaaizaad men nodig heeft kan de volgende formule worden gebruikt: 3,5 a 4 x D.K.G. kg zaaizaad/ha. Bij breedwerpig zaaien is zo'n 20 kg meer nodig dan bij rijenzaai. Op percelen waar duist en ook veel muur en kamille wordt verwacht, dient men zeker in het najaar nog een bestrijding met een bodemherbi cide uit te voeren. Inzaaien van gras is dan pas mogelijk na ongeveer 6 weken. Voor meer informatie over onkruidbestrijding kunt u gebruik maken van de Handleiding 1988. Ook is hierover kortgeleden een arti kel van ing. A.P. den Hollander 'Onkruidbestrijding in wintergranen vraagt nu uw aandacht', verschenen. Ook is het raadzaam de slakken in de gaten te houden. Vorig jaar is er nogal wat slakkenvraat waargeno men. Als het in oktober en novem ber nat blijft is die kans ook dit jaar zeker aanwezig. Strooi, indien dit nodig is, tijdig slakkenkorrels of meng deze vooraf door het zaaizaad. Te laat bestrijden kan veel schade geven. Onderzaai van graszaad Het meest bekende tarweras als dek- vrucht is nog steeds Arminda. Maar ook het ras Taurus is als dekvrucht voor graszaad zeer geschikt. Beide rassen krijgen voor de eigenschap 'geschiktheid als dekvrucht' een 9. Na Taurus en Arminda volgen Gra nada en Miller. Ongeschikt zijn Obelisk, Pagode, Okapi, Kraka, Pluton en Tombola. Wilt u graszaad onderzaaien, zaai dan de wintertar we op een rijenafstand van 25 cm. Dit verlaagt de tarweopbrengst slechts in geringe mate maar ver hoogt de opbrengst van het eerste 12 jaars graszaad. Bij voorkeur vindt de inzaai van veldbeemd en rood- zwenk (inklusief roodzwenk met fij ne uitlopers) plaats in de maand ok tober. Echter dit kan ook nog in no vember en december plaatsvinden. Zaai het graszaad erg oppervlakkig: het valt namelijk snel te diep. Heeft u in de wintertarwe met een bodem herbicide gespoten, wacht dan ten minste 6 weken met het inzaaien van het graszaad. Aardappelen De aardappelen zijn op dit moment voor een groot deel gerooid. De re gen heeft wel voor de nodige vertra- gezet, dan kunt u wellicht beter be waren op 6-8°C. Tijdens het inkoelen willen we de ge wichtsverliezen zoveel mogelijk be perken. Dit kan door te streven naar zo weinig mogelijk ventilatie-uren (en hierbij toch de gewenste bewaar- temperatuur bereiken!). Om hier aan tegemoet te komen dient men in ieder geval te beschikken over vol doende ventilatiekapaciteit. D.w.z. 100 m3 lucht per uur per m3 aardap pelen. Immers een lagere ventilatie kapaciteit leidt automatisch tot meer draaiuren en daardoor tot meer ge wichtsverlies. De lucht die men ge bruikt om te koelen moet dan na tuurlijk ook beschikken over een Onderhoud van de drainage is snel terugverdiend ging gezorgd. Meest zijn de aardap pelen onder redelijke omstandighe den geoogst. Er is redelijk weinig grond mee naar binnen gekomen. Wel waren de aardappelen over het algemeen nat. Vaak werd er dan ook, meteen gedroogd. Vooral in partijen die zeer nat waren of waar rotte knollen in voorkomen dient ekstra gedroogd te worden. Nogmaals willen wij uw aandacht vestigen op de 'bewaargids voor konsumptieaardappelen'. Deze gids is zeer onlangs uitgegeven door de zuidwestelijke konsulentschappen: Het is een goede handleiding bij de bewaring van uw produkt. Na het drogen en de wondheling kan men nu de temperatuur geleidelijk naar het gewenste niveau brengen. De gewenste bewaartemperatuur is afhankelijk van de bestemming. koelend vermogen. Voordat de bui tenlucht met de aardappelen in aan raking komt wordt deze via het ven tilatiesysteem al 0,5 a 1°C op gewarmd. We moeten dus lucht gebruiken die minstens 2°C kouder is dan de aard- appeltemperatuur. Om gewichts verliezen als gevolg van verdamping zoveel mogelijk te beperken, moeten we, indien mogelijk, gebruik maken van vochtige lucht (mist, regen). Ge bruik geen lucht die kouder is dan 4°C. Het gehalte aan reducerende suikers stijgt dan teveel. Heeft u on verhoopt toch geventileerd met lucht kouder dan 4°C, probeer dan door middel van snel intern ventileren de schade zoveel mogelijk te beperken. Is de buitenlucht kouder dan 4°C dan kan, indien nodig, menglucht gebruikt worden. Op niet-slempgevoelige gronden is een voorbewerking direkt na het ploegen zeer aan te bevelen - tafelaardappelen 4 a 5°C - aardappelen voor frites- en droog- industrie5a6°C - chipsaardappelen 7 a 10°C Indien u nog geen duidelijke afspra ken heeft met een afnemer en u ook niet veel aan huis verkoopt (tafelaard appelen), kunt u het beste voor Bintjes in het zuidwesten de bewaar temperatuur voor fritesaardappelen aanhouden. Weet u nu al dat de Bintjes vóór half januari worden af Kiemremming Ongeveer 2 a 3 weken na het inschu- ren moet voor de eerste keer gegast worden. (Na de wondhelingsperio- de). Vaak gebeurt dit te laat! Zorg bij toediening van het middel dat de aardappelen droog zijn en droog blijven. Vochtige aardappelen kie men snel. Zorg ervoor dat binnen een partij overal dezelfde tempera tuur heerst. Bij temperatuurverschil len kan kondensatie optreden. Volgende 'gas'-behandelingen die nen hierna elke 4 a 5 weken plaats te vinden. Na elke behandeling intern blijven ventileren tot de nevel is ver dwenen. Totaal mag er 2000 g werk zame stof per 100 ton aardappelen worden toegediend. Bij een middel met 25% werkzame stof betekent dit 8 liter in totaal per 100 ton aard appelen. Suikerbieten Deze maand moet het rooien van de suikerbieten teneinde komen. Pro beer de werkbare (lees: rooibare) da gen zo goed mogelijk te benutten. Dit ook om struktuurbederf zoveel mogelijk te voorkomen. Hoe be langrijk de faktor 'struktuur' kan zijn hebben we dit voorjaar kunnen zien. Veel bieten die nog gerooid moeten worden dienen vaak voor een lange re tijd bewaard te worden. Houd hierbij rekening met vorst tijdens de bewaring. Zorg voor een regelmatige vorm van de hoop. Maak de hopen in verband met het afdekken niet ho ger dan twee meter. Voorkom opho pingen van grond, blad of onkruid. Zorg ervoor dat u goed afdekmateri aal voorhanden heeft, bijv. PE-folie van 0,2 mm. Breng eventueel de mo gelijkheid voor topventilatie aan. Zorg ervoor dat het afdekmateriaal goed vast ligt, ook bij storm of wind! Voorkom broei door na de vorst het afdekmateriaal weer te ver wijderen. Zaaiuien Vanwege het slechte weer zijn veel ui en (te) lang op het land blijven lig gen. Hierdoor is ongetwijfekd de kleur (en dus de kwaliteit) van veel uien sterk achteruit gegaan. Als de halzen van de uien volledig zijn inge droogd kan er gestopt worden met drogen. Partijen met veel dikhalzen moeten langer worden gedroogd. Is de partij eenmaal droog dan moet de temperatuur geleidelijk naar be neden worden gebracht. Bij het in koelen dient de buitenlucht mini maal 2°C lager te zijn dan de tempe ratuur in de hoop. Als de tempera tuur van het produkt gaat dalen zul len vooral de nachtelijke uren ge bruikt moeten worden om nog ver der inkoelen te bewerkstelligen. Koel in het begin niet te sterk. Na een kor te koude periode kan immers weer een warmere volgen. Voorkom tem peratuurschommelingen. Gestreefd moet worden naar een geleidelijke daling van de temperatuur. Per twee dagen mag men de temperatuur 1°C laten dalen. Gewenste bewaartemperatuur: eind oktober 8-10°C; eind november 4-6°C; eind december 1-3°C. Als de buitentemperatuur gedurende langere tijd te hoog blijft om in te koelen dan moet er regelmatig intern worden geventileerd. Kondensatie voorkomen is dan belangrijker dan de bereikte lagere bewaartempe ratuur. Knolselderij Omdat de kans op nachtvorst gaat toenemen moet knolselderij voor half november gerooid worden. Knolselderij is zeer vorstgevoelig. Gaat het plotseling vriezen en staat het gewas nog op het land, dan moet men met rooien wachten tot de vorst er volledig uit is. Partijen die langere tijd bewaard moeten worden kunnen beter wat vroeger gerooid worden. Bij later rooien lopen zowel de in wendige kwaliteit als de bewaarbaar- heid terug. Bij het rooien verdienen de volgende punten uw aandacht: de knol mag niet geraakt worden met het ontbla deren; de valhoogte mag niet hoger zijn dan 50 cm; breng in de kipwa gens valbrekers of kussens aan; wor tels met grond aan de knol is niet zo heel erg. Dit heeft een gunstig effekt op zowel de beschadiging als op de uitdroging. Voorkom teveel grond! Probeer zo snel mogelijk een be waartemperatuur te bereiken van 0-1 °C en een relatieve luchtvochtig heid van 90-95%. Dit is goed te ver wezenlijken met behulp van mecha nische koeling. Als men het produkt met buitenlucht wil koelen dan is een ventilatorkapaciteit van 60 a 70 m3 lucht per m3 produkt gewenst. Niet hoger storten dan 3,5 meter en bij voorkeur ventileren met vochtige, koude lucht. Grondontsmetting tegen het bietecysteaaltje Grondontsmetting is wettelijk toege staan tot 16 november. Vaak is het in november niet meer aantrekkelijk om een dure grondontsmetting uit te voeren. Omdat de kosten van de grondontsmetting verhoogd zijn en omdat de bieteprijs verlaagd is, is ontsmetting tegen het bietecysteaal tje niet zo snel meer rendabel. Ruw weg kan men zeggen dat bij grond met minder dan 20% afslibbaar ont smetting pas rendabel is bij 900 a 1000 cysten per 100 ml grond. Bij grond met meer dan 20% afslibbaar is dat pas rendabel bij 1200 cysten en larven per 100 ml grond. Wil men toch nog ontsmetten dan moet men letten op de volgende pun ten: de grond mag niet te nat zijn; de bodemtemperatuur moet op injek- tiediepte minimaal 7°C zijn, voor een goed effekt is 10°C gewenst; de toplaag dient kluitvrij te zijn. Aanleg drainage Als de omstandigheden het toelaten kan in november nog goed gedrai neerd worden. Het moet wel onder droge omstandigheden gebeuren en de grondwaterstand moet voldoende laag zijn. Draineren is een dure in vestering. Draineer daarom alleen onder goede omstandigheden! Grondbewerking Voor het onderploegen van gras- groenbemesters is het gewenst om toch zeker geren en kopeinden dood te spuiten. Dit kan men doen met 3-4 1 Roundup, 4 1 Finale of 10 kg dala- pon. Spuit op een droog gewas enke le dagen voor het ploegen. Ploeg zo veel mogelijk onder droge omstan digheden. Er dient zo mogelijk vlak te worden geploegd. Stoppelresten, onkruiden en winterharde groenbe- mesters moeten goed bedekt worden. Daar waar men volgend jaar aardap pelen wil poten en waar men de grondbewerking en het poten in één werkgang wil uitvoeren, kan men eventueel overdwars ploegen. Onder droge omstandigheden kan op de niet-slempgevoelige gronden een voorbewerking uitgevoerd worden. Direkt na het ploegen is vaak de bes te gelegenheid hiervoor. De grond is dan voldoende droog en goed be werkbaar. Kweekbestrijding Rounduptoepassing tegen kweek in november geeft vaak tegenvallende resultaten. Kweek groeit dan erg traag. Wordt er toch gespoten dan moet er minimaal 6 a 7 weken worden ge wacht voordat er een grondbewer king kan worden uitgevoerd. Met TCA of chloralhydraat kan nog tot eind deze maand over de ploegsne- den worden gespoten. Als hierop zo mergranen volgen is TCA veiliger. Indien suikerbieten volgen kan nog tot in december worden gespoten. Het spuiten of strooien van TCA geeft de beste resultaten als vooraf een egaliserende bewerking van de ploegsnede is uitgevoerd. Grondonderzoek Helaas komt het in de praktijk nog vaak voor dat het grondonderzoek op het verkeerde tijdstip plaatsvindt. Vaak wordt het hele bedrijf in één keer onderzocht. Dit geeft een slecht beeld van het verloop van de be mestingstoestand van de percelen over verschillende jaren. Bovendien geeft het een slechte kostensprei- ding. Daarom is het beter om uw percelen op een vaste plaats in het bouwplan, bij voorkeur het jaar voordat er aardappelen op dat per ceel komen, te laten onderzoeken. Bij bietecysteaaltje vindt de be monstering vaak te laat plaats. Hier door moet soms zelfs grondontsmet ting worden uitgesteld. Maak daarom tijdig uw plan voor de verschillende grondonderzoeken en geef dit tijdig door aan uw monster nemer. Grondonderzoek kost geld, maar te veel en te weinig bemesten kost nog meer! ing. C.A.F. van Oers CAT Goes Vrijdag 28 oktober 1988

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 12