Meer rassen, minder risiko voor gele roest Naast kwaliteit zal spreiding van rassen bij wintertarwe meer aandacht moeten krijgen. Eenzijdigheid verhoogt het gevaar voor het optreden van gele roest. De belangstelling voor de teelt van kwaliteits (winter) tarwe is dit jaar in het zuidwestelijk klei gebied nog verder toegenomen. Het aandeel van de kwaliteitsras sen bedroeg naar schatting in 1988 ruim 80%. In 1987 was dit bijna 66% (2/3 deel). Van de overige rassen kwam Arminda met 10% van de oppervlakte voor, terwijl de laatste 10% door diverse rassen werd opgevuld. In 1988 werd in het zuidwesten 42.500 ha wintertarwe geteeld te gen 46.000 ha in 1987. Als op een bedrijf tarweteelt van betekenis voorkomt is uitzaai van minimaal twee, en liefst drie, verschillende rassen wintertarwe nodig. Hierdoor wordt het risiko beperkt als een nieuw fysio van gele of bruine roest een tot dan toe resistent en veelgeteeld ras aantast. Meer spreiding van rassen Bij een nadere beschouwing van de in 1988 geteelde rassen blijkt dat het ras Obelisk bijna 70% van de opper vlakte inneemt. Dit is voor één ras uitzonderlijk veel. Het typeert de keijze van de teler voor een ras met goede eigenschappen voor opbrengst en kwaliteit. Maar het toont tevens de eenzijdigheid in de keuze aan. Aan een dergelijke grote verbreiding van één ras - welk ras dat ook moge zijn - kleven duidelijke bezwaren. Het gevaar schuilt vooral in de hoek van de schimmelziekten, waarbij ge le maar ook bruine roest genoemd kunnen worden. Er bestaan tussen de rassen verschillen in vatbaarheid voor gele roest. Van gele roest bestaan meerdere fysio's (stammen), waarvoor rassen verschillend vat baar kunnen zijn. Het ene ras kan door een of meer andere fysio's wor den aangetast dan het andere. Naast de bestaande (bekende) fysio's kun nen spontaan en onverwacht nieuwe fysio's van gele roest zich vormen. Dit heeft zich in 1988 voorgedaan. In Nederland zijn 3 nieuwe fysio's waargenomen. Hierdoor wordt de kans op aantasting van tot nu toe re sistente rassen vergroot. Wanneer in een dergelijke situatie een veel geteeld ras door een nieuw fysio wordt aangetast, kan dat veel schade veroorzaken. De mogelijkhe den van verspreiding zijn dan groot. Dit risiko kan en moet worden ver meden. Hiervoor is een grotere spreiding van rassen nodig. Als op een bedrijf tarweteelt van betekenis voorkomt is uitzaai van minimaal twee en nog beter van drie rassen wintertarwe nodig. Daarbij geldt te vens dat het grootste ras niet meer dan de helft van de met tarwe geteel de oppervlakte zou mogen innemen. Het teeltjaar 1988 Als gevolg van de natte omstandig heden kon vorige herfst pas na 20 oktober met het ploegen voor en zaaien van wintertarwe worden be gonnen. In korte tijd kon onder re delijke omstandigheden een groot deel van de tarwe worden gezaaid. Eind oktober was dit bijna 90% van het areaal. De opkomst verliep vlot en was regelmatig. Als gevolg van de zachte winter bleef de tarwe groeien. In het eerste kwartaal van 1988 viel er zeer veel regen, waardoor water- plekken en struktuurschade in de percelen ontstond. De grond was pas in april voldoende droog, waardoor de eerste stikstof laat is gestrooid. Een wat minder goede uitstoëling was het gevolg. Vooral in april en mei was het gunstig weer voor de groei en de ontwikkeling van de tar we. Behalve meeldauw kwamen er weinig ziekten in ernstige mate voor. Enkele rassen zijn incidenteel door gele roest aangetast. Er werd over wegend tweemaal CCC toegepast. Zware regenval in juli veroorzaakte pleksgewijze legering. De tarwe was vroeger rijp dan de laatste jaren. In de week van 15 t/m 20 augustus kon onder ideale omstandigheden een zeer groot deel worden geoogst. Ge middeld gaf de wintertarwe een goe de korrelopbrengst van ruim 8000 kg per ha. Ook de kwaliteit lijkt goed te zijn. Proeven wintertarwerassen 1988 Er hebben dit jaar in het zuidwesten 3 rassenproeven wintertarwe gelegen op de volgende bedrijven: teeltmethode 1) Proefboerderij "Westmaas" I en II Proefboerderij "Rusthoeve" I en II - Bedrijf E. Otte, De Heen II 1) teeltmethode I: stikstof volgens advies CCC II: stikstof volgens advies CCC ziektebestrijding. Op alle proeven kwam meeldauw, gele en bruine roest voor. Er waren rasverschillen. In tabel I zijn de korrelopbrengsten van de drie proeven in verhoudings getallen per teeltmethode afzonder lijk weergegeven. Daarnaast is in de voorlaatste kolom het gemiddelde van deze proeven over 1988 vermeld en in de laatste kolom de gemiddelde opbrengst over 6 jaar. Teeltmethode II gaf gemiddeld over alle rassen, zowel op Rusthoeve als op Westmaas een duidelijk hogere opbrengst dan teeltmethode I. Dit is het gevolg van de ziektebestrijding bij methode II. Als een ras bij teelt methode I een hoger getal voor op brengst heeft dan bij methode II dan duidt dit op een grotere mate van re sistentie voor ziekten. De absolute opbrengst kan bij methode II nog wel hoger zijn. Korte beschrijving van de rassen Rassen geschikt voor de broodbe reiding Obelisk heeft een vrij goede brood kwaliteit en geeft zeer goede op brengsten. Is goed wintervast. Het stro is vrij kort en middelmatig tot stevig. Wordt weinig door gele en bruine roest, vrij weinig door meel dauw en middelmatig door bladvlek- kenziekte en afrijpingsziekten aan getast. Rijpt vrij vroeg. Is middel matig tot weinig gevoelig voor schot. Is gevoelig voor enkele bodemher biciden.* Granta heeft een vrij goede brood kwaliteit en geeft goede op brengsten. Is middelmatig tot vrij goed wintervast. Het stro is vrij kort en vrij stevig tot stevig. Wordt vrij weinig door gele roest, middelmatig door meeldauw, nogal door blad- vlekkenziekte en vrij sterk door af rijpingsziekten aangetast. Is sterk vatbaar voor bruine roest. Rijpt middenvroeg. Is vrij weinig gevoelig voor schot. Is gevoelig voor enkele bodemherbiciden Kraka heeft een vrij goede brood kwaliteit en een goede deegkwaliteit. Geeft vrij goede tot goede op brengsten. Is vrij goed wintervast. Het stro is lang en middelmatig tot stevig. Wordt weinig door gele roest, meeldauw en afrijpingsziekten en vrij weinig door bladvlekkenziekte aangetast. Is sterk tot zeer sterk vat baar voor bruine roest. Rijpt mid denvroeg. Is weinig gevoelig voor schot. Pagode heeft een vrij goede brood kwaliteit en geeft zeer goede op brengsten. Is goed wintervast. Het stro is vrij kort en vrij stevig. Lijkt middelmatig vatbaar voor roest. Werd vrij weinig door meeldauw, weinig door bruine roest en middel matig door bladvlekkenziekte aan getast. Rijpt vrij vroeg en is weinig gevoelig voor schot. Is gevoelig voor enkele bodemherbiciden.* Avir heeft een vrij goede broodkwa liteit en heeft goede tot zeer goede opbrengsten gegeven. Is voof klei grond nog in beproeving. Lijkt vrij goed wintervast. Het stro is midden lang, en viel in 1988 in stevigheid te gen. Werd middelmatig door gele roest en afrijpingsziekten en middel matig tot vrij weinig door bruine roest, meeldauw en bladvlekken ziekte aangetast. Rijpte vrij vroeg tot vroeg. Lijkt middelmatig gevoe lig voor schot. Is gevoelig voor enke le bodemherbiciden.* Overige rassen Okapi geeft goede opbrengsten en is goed wintervast. Is vrij sterk vatbaar voor gele roest en meeldauw, mid delmatig vatbaar voor bruine roest. Weinig vatbaar voor afrijpingsziek ten. Is vrij gevoelig voor schot. Rijpt vrij vroeg tot vroeg. Arminda geeft vrij goede tot goede opbrengsten en is vrij goed tot g^ed wintervast. Is zeer weinig vatbaar voor gele roest en middelmatig tot vrij weinig voor bruine roest. Mid delmatig vatbaar voor meeldauw en afrijpingsziekten. Rijpt vrij vroeg tot vroeg. Door stevigheid en gerin ge bladrijkdom zeer geschikt als dekvrucht. Is gevoelig voor enkele bodemherbiciden Citadel geeft goede opbrengsten en is goed wintervast. Vrij weinig vat baar voor gele roest. Wordt middel matig tot vrij weinig door meeldauw en nogal door afrijpingsziekten aan getast. Is sterk vatbaar voor bruine roest. Vrij weinig gevoelig voor schot. Is gevoelig voor enkele bo demherbiciden.* Taurus geeft goede opbrengsten en is middelmatig tot matig wintervast. Heeft middenkort, en stevig stro. Werd vrij weinig door meeldauw, vrij sterk door bruine roest en nogal door afrijpingsziekten aangetast. Rijpt middentijds en is vrij weinig tot weinig gevoelig voor schot. Lijkt zeer geschikt als dekvrucht. Is ge voelig voor enkele bodemher biciden.* Tombola geeft goede opbrengsten. Is vrij goed wintervast. Het stro is vrij lang en middelmatig stevig. Wordt middelmatig tot vrij weinig door meeldauw en afrijpingsziekten, middelmatig door gele roest en vrij sterk tot sterk door bruine roest aan getast. Rijpt middenvroeg. Heeft een zeer grote korrel en vrij weinig gevoelig voor schot. Miller geeft goede opbrengsten. Is goed wintervast. Het stro is vrij kort en vrij stevig. Wordt middelmatig door meeldauw en afrijpingsziekten, vrij sterk door bruine roest en nogal door bladvlekkenziekte aangetast. Rijpt vrij vroeg en is vrij weinig ge voelig voor schot. Lijkt een middel matige geschiktheid voor de brood bereiding te hebben. Sommige bodemherbiciden: me- toxuron met als merk Dosanex en chloortoluron met als merken Bra bant Chloortoluron FW, Dicuran 700 FW, Luxan Chloortoluron-500 FC en Luxan Chloortoluron spuit- poeder. De rassen Arminda, Citadel en Granta lijken ook gevoelig voor Isoproturon (diverse merken). Advies Het aanbod van tarwerassen ge schikt voor de broodbereiding, de zgn. kwaliteitsrassen is voldoende groot. Hoewel het verschil in prijs met de overige rassen niet altijd vol doende tot uiting komt, verdient uit zaai van kwaliteitsrassen voor het overgrote deel van het areaal aanbe veling. Daarbij dient aan voldoende spreiding van rassen een hoge priori teit te worden toegekend. Het gele roestgevaar ligt op de loer. Rassen die in aanmerking komen zijn Obelisk of Pagode. Beide rassen zijn vatbaar voor hetzelfde fysio van gele roest, maar Pagode meer dan Obelisk (zie tabel 2). Uitzaai van Avir lijkt op kleigrond op beperkte schaal verantwoord. Voor Granta en Kraka is een bescheiden rol weg gelegd. Wanneer wintertarwe als dekvrucht voor graszaad moet dienen, kan het ras Arminda worden aanbevolen. De slagingskansen zijn bij dit ras het grootst. De overige rassen Okapi, Taurus, Tombola en Miller ontlopen elkaar nauwelijks in opbrengst. Van de niet in de Nederlandse rassenlijst vermel de rassen, zoals Urban, kan de op brengst moeilijk meekomen. De be tere kwaliteit komt niet altijd in een hogere prijs tot uitdrukking. Voor meer gegevens over de rassen wordt verwezen naar de 63ste beschrijven de Rassenlijst voor landbouwgewas sen 1988. ing. J.M. van der Weele, CAT's Zuidwestelijk Kleigebied Tabel I Korrelopbrengsten in verhoudingsgetallen I) van 3 rassenproeven wintertarwe in het zuidwestelijk kleigebied over 1988, het gemiddelde over 1988 en het gemiddelde over de jaren 1983 t/m 1988. Proefveld "Westmaas" "Rusthoeve" De gemid- ZW-klei- teeltmethode Heen deld gem. Ras I II I II II 1988 1983-1988 rassen geschikt voor broodbereiding Obelisk 103 102 104 105 104 104 104 Granta 94 96 99 106 101 99 98 Kraka 99 102 89 97 99 97 97 Pagode 105 101 102 104 104 103 104 Avir 100 100 107 95 100 100 102 overige rassen Okapi 102 102 99 97 99 100 100 Arminda 95 96 105 102 99 99 97 Citadel 101 106 87 96 101 98 99 Taurus 105 106 102 100 101 103 100 Tombola 94 96 96 93 99 96 100 Miller 100 100 103 103 99 101 101 rassen in beproeving VDH 7518 101 100 98 97 101 99 99 SL 79/73/31 102 101 112 106 102 105 105 Semu 82-51-1 106 100 99 97 98 100 100 Regina 94 97 96 102 97 97 97 Her zog 97 100 102 106 101 101 101 Urban 98 95 96 92 94 95 95 100=kg/ha 8990 9520 8620 9810 8890 9170 8930 I) Vergelijking in opbrengst tussen de rassen kan het beste per teeltmethode plaatsvin den, dus binnen een kolom. De opbrengst, weergegeven in een verhoudingsgetal, is be rekend uit het gemiddelde per teeltmethode, hetgeen in elke kolom onderaan is vermeld. 12 Tabel 2. Enkele raseigenschappen van wintertarwe volgens het ontwerp voor de Rassenlijst 1989. resistentie tegen rassen winter- stro- stro- gele bruine meel- afrij- schot- geschikt- vast- lengte stevig- roest roest dauw pings- gevoe- heid als heid stevig- 1) ziekten ligheid dekvrucht Obelisk 8 5 65 8/7 8 7 6 6' 6 Granta 6' 5 T 7/6 4 6 45 7 7 Kraka 7 8 55 8/7 35 8 8 7 6 Pagode 8 5 7 6/4 8 7 6' 7 6 Avir T 65 7 6/6 65 6' 6 6 7 Okapi 8 7' 6 5/5 5 5 8 5 6 Arminda T 5 8' 9/7 65 6 6 7 9 Citadel 8 55 7 7/7 4 6' 55 7 7 Taurus 55 5' 8 8/7 5 7 5/5 T 9 Tombola 7 7 6 6/5 45 6S 65 .7 6 Miller 8 5 7 8/7 5 6 6 7 8 Toelichting bij tabel 2 Een hoog cijfer voor een raseigenschap betekent: goede wintervastheid, lang stro, grote resistentie, weinig schotge- voelig en goede dekvrucht. 1) Het eerste cijfer berust op veldwaarnemingen; het tweede cijfer geeft de kans op aantasting door gele roest aan bij eventuele uitbreiding van de fysio's waar het ras vatbaar voor is. Vrijdag 23 september 1988

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 12