over geld en goed Veehouder blijft eigenaar van melkkwotum Kampeerboeren moeten wachten op Wet Openluchtrekreatie Voorlopige aanslagen Biesbosch mogelijk alternatief voor grondwater Verschuivingen in landinrichtingsbudget ten gunste van natuur en landschap Overtredingen mestwetgeving zijn beperkt qua omvang Greenland en Deutz willen gaan samenwerken Prijzen landbouwplastik blijven stijgen Op het terrein van de Ruimtelijke Ordening zijn drie beslissings- of beleidsniveaus te onderscheiden, namelijk het Rijk, de Provincie en de Gemeente. Op Rijksniveau wordt met name via nota's het globale beleid weergegeven. Aktueel op dit moment is de 4e Nota Ruimtelij ke Ordening. Op Provinciaal niveau is het streekplan en op gemeentelijk niveau is het bestemmingsplan van belang. In dit artikel staat het Streekplan centraal. Procedure Het streekplan wordt om de 10 jaar na een uitvoerige voorontwerp en in spraakfase uiteindelijk vastgesteld door de Provinciale Staten. Tegen deze vaststelling is geen hoger be roep, b.v. bij dé Kroon, mogelijk. Onlangs is voor Zeeland het nieuwe streekplan vastgesteld door Provin ciale Staten. Hierna dienen nog eni ge wijzigingen plaats te vinden. Tenslotte wordt het pas van kracht op het moment dat het ter inzage wordt gelegd. In Noord-Brabant zijn er op dit mo ment twee streekplannen, één voor de regio West en één voor de regio Midden en Oost. Deze beide streek plannen zijn vorig jaar gelijktijdig partieel herzien. Het ligt in de be doeling uiterlijk 1990 te komen met één (herzien) streekplan voor de ge hele provincie. Het streekplan geeft in grote lijnen weer hoe de Provincie en dan met name Gedeputeerde Staten het ruim telijk beleid in de Provincie gestalte wenst te geven. Hierbij is het zo, dat het streekplan de burger, in brede zin, niet rechtstreeks bind. Het grote belang van het streekplan is de bete kenis als toetsingsinstrument. T oetsingsi nst r u men t De invloed van het in principe glo baal werkend streekplan neemt steeds meer toe. Zo heeft het streek plan een toetsende werking voor: het gemeentelijke bestemmingsplan; het opstellen van een landinrich tingsplan en het realiseren van mi lieubeleid. Dit betekent in de praktijk, dat bo vengenoemde sektoren in over eenstemming moeten zijn met de in houd van het streekplan inklusief de daarbij behorende kaarten. Het glo bale karakter van het streekplan is meer en meer verloren gegaan. Daarvoor in de plaats is een toene mende mate van detaillering merkbaar. Dit betekent, dat de beleidsruimte op bovengenoemde terreinen be perkt is. De zelf beslissende rol van b.v. de gemeenteraad of een landin richtingskommissie kan vrij snel on der invloed van het streekplan be perkt worden. In het streekplan wordt thans ruimte gekreëerd om milieubeleid, zoals b.v. voortvloei end uit de Wet op de Bodembescher ming en de Hinderwet te versterken. In dit verband is de problematiek van de waterwinning en regulering van de intensieve veehouderij in zo ne III en IV erg aktueel. In feite wordt hierdoor een grensoverschrij dende rol aan de ruimtelijke orde ning toegekend. Het milieubeleid heeft voldoende mogelijkheden via de daartoe geëigende wetgeving. Zonering Konkreet is de invloed van het streekplan het beste voelbaar en zichtbaar door de hantering van ver schillende zones voor het Provinci aal Grondgebied. Er worden 4 zone aanduidingen onderscheiden, meestal aangeduid als zone I t/m IV. De meest voorkomende beleidsom- schrijving voor de zones daarbij is: zone I: Bevorderen van de agrari sche ontwikkeling; zone II: Bevorderen van de agrari sche ontwikkeling, waarbij de aan wezige natuur- en landschapswaar den in wezenlijke trekken gehand haafd blijven; zone III: Bevorderen van natuur en landschap; agrarische ontwikkeling is mogelijk voor zover niet strijdig met de ontwikkeling van natuur en landschap; zone IV: Bevorderen van de ontwik keling van natuur en landschap. Uit deze verkorte beschrijving blijkt, dat met name in de zone III en IV- gebieden de wrijvingspunten tussen de gangbare landbouw en overige waarden aanwezig zijn. Het omslag punt ligt als het ware tussen zone II en III. Hoe één en ander uitwerkt in bindende regelgeving met name in het bestemmingsplan kunt u lezen in het volgend artikel. Dit jaar zijn er veel problemen met de voorlopige aanslagen. Het betreft dan in het bijzonder de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing over de jaren 1987 en 1988. Het inkomen over het jaar 1986 is hiervoor veelal als uitgangspunt ge nomen. En omdat het jaar 1987, wat het bedrijfsresultaat betreft, in veel gevallen sterk is achtergebleven met het voorgaande jaar zijn de aansla gen dikwijls te hoog. De staatssekretaris van Financiën heeft enige maatregelen getroffen ten behoeve van in de agrarische sek- tor werkzame ondernemers wier be drijfsresultaten zijn tegengevallen. Op schriftelijk verzoek wordt op de voorlopige aanslagen inkomstenbe lasting en premieheffing over het jaar 1987 zo snel mogelijk een ver mindering verleend, terwijl uitstel van betaling wordt toegestaan zo lang de gevraagde verminderingen nog niet tot stand zijn gekomen. Leidt het inkomen over het jaar 1987 tot een negatief bedrag dan kan een belanghebbende aan de ontvanger verzoeken voor de voorlopige en de finitieve aanslagen in de inkomsten belasting en premieheffing over ach tereenvolgens en voor zover nodig de jaren 1984, 1985 en 1986 uitstel van betaling te verlenen. Voorlopige aanslagen over de genoemde jaren die nog niet door definitieve aansla gen zijn gevolgd, kunnen op verzoek worden verminderd tot de bedragen waarop deze aanslagen vermoedelijk zullen worden vastgesteld. Het hiervoor vermelde geldt voor belastingplichtigen met een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar. Heeft men een zogenaamd gebroken boekjaar - bijv. van 1 mei tot 1 mei - dan is dezelfde regeling van toepas sing, maar de resultaten van een oogstjaar worden dan pas opgeno men in de aanslagen over het daarop volgende kalenderjaar. Het resultaat van het boekjaar 1987/1988 wordt dan dus betrokken in de belasting en premieheffing over het kalenderjaar 1988. Mag redelijkerwijs verwacht worden dat het inkomen over het jaar 1988 daardoor negatief zal worden, zodat als gevolg van verlieskompensatie te zijner tijd een verrekening met de in komens over achtereenvolgens en voor zover nodig de jaren 1985, 1986 en 1987 zal moeten plaatsvinden, dan kan een belastingplichtige de ontvanger nu reeds verzoeken om uitstel van betaling voor de voorlo pige en definitieve aanslagen in de inkomstenbelasting en premiehef fing over deze jaren te verlenen. Elke ondernemer die als gevolg van tegenvallende oogstresultaten pro blemen heeft met de betaling van z'n voorlopige en definitieve aanslagen adviseren wij tijdig kontakt met z'n accountantsbureau op te nemen. J. Spijk De Algemene Inspektiedienst (AID) heeft het eerste kwartaal van 1988 250 overtredingen, van veelal be perkte omvang, van de mestwetge ving gekonstateerd. In geval van on juiste registratie van de referentie hoeveelheid mest vindt bijstelling hiervan plaats; daarnaast wordt strafrechtelijk opgetreden. Van een veelvuldig voorkomen van overbe mesting is niets gebleken. Dit onder meer antwoordt minister Braks op vragen uit de Tweede Ka mer. De minister stelt over voldoen- Met het oog op een zo evenwichtig mogelijke verdeling van het landin richtingsbudget over de diverse be langen is in de huidige maatschappe lijke situatie een aksentverschuiving ten gunste van natuur en landschap gewenst. Dit onder meer schrijft mi nister Braks in zijn brief van 22 juni jl. aan de Tweede Kamer. De mogelijkheden voor subsidiëring van de inrichting van natuurreserva ten, die in het kader van een landin- richtingsprojekt worden gevormd, zullen worden verruimd. Daarnaast worden er ten behoeve van natuur en landschap striktere voorwaarden gesteld aan de. opvang van nadelige gevolgen van waterpeilverlaging, aan de subsidiëring van boerderij verplaatsing en aan de aanvoer van gebiedsvreemd water. Minister Braks heeft voorts besloten- administratieve landinrichting te sti muleren door ook binnen de beleids kaan vari het struktuurschema Lan dinrichting projekten met een admi nistratief karakter mogelijk te ma ken. Administratieve landinrichting richt zich met name op verbetering van de verkaveling, en kent een rela tief korte procedure. Tenslotte wordt de strukturele bezuiniging op het landinrichtingskrediet voor 1988 ingevuld door de subsidiepercenta ges op waterbeheersingswerken te verlagen. Greenland N.V. en KHD AG (Klockner-Humboldt-Deutz) zijn voornemens te gaan samenwerken op het gebied van de landbouwme chanisatie. Een nieuw op te richten maatschappij waarin Greenland de meerderheid zal verkrijgen, gaat de fabrikage en marketing verzorgen van een machineprogramma voor de ruwvoederwinning bestaande uit maaimachines, hooibouwwerktui- gen, persen en opraapwagens. Deze produkten zullen onder het bekende Deutz-Fahr label eksklusief via het internationale Deutz-Fahr dealer netwerk worden gedistribueerd. Fabrikage zal voornamelijk in de be staande Deutz-Fahr fabriek te Gott- madingen in de Bondsrepubliek plaatsvinden. Landbouwplastik, vuilniszakken en andere folieprodukten zullen de ko mende jaren in prijs blijven stijgen. Het aantal fabrikanten van LDPE - een grondstof voor folieprodukten - is sinds 1977 met bijna de helft ver minderd. Ofschoon de produktieka- paciteit ongeveer gelijk is gebleven is die niet toereikend om aan de toene mende vraag te kunnen voldoen. De verwerkers van LDPE, de foliefabri kanten, zullen wellicht zelfs machi nes moeten stilleggen wegens tekort aan grondstoffen. Sinds 1986 zijn de prijzen van LDPE met ca. 70 procent gestegen, de ver wachting is dat deze tendens zich zal voortzetten tot ekstra produktieka- paciteit beschikbaar is. de mogelijkheden voor een sluitende kontrole op de mestwetgeving te be schikken. Voor zover het de kontro le op gebruiksnormen betreft, wor den hiervoor de mestboekhouding, de gegevens van de landelijke mest bank en de bij het Buro heffingen beschikbare gegevens gehanteerd. Daarnaast besteedt de Algemene In spektiedienst 45 manjaren aan de kontrole op de mestwetgeving. Het Produktschap voor Zuivel deelt mee, dat de veehouder eigenaar blijft van en zeggenschap houdt over zijn melkkwotum, ook na onderte kening van de verklaring waarin de veehouder toestemming geeft voor de toedeling van het kwotum voor de betreffende heffingsperiode aan de fabriek. Deze verklaring moet voor 1 september a.s. zijn afgelegd. Na die datum kan de veehouder in principe tot 1 april 1989 niet meer veranderen van zuivelfabriek (het einde van de betreffende hef fingsperiode). Het kwotum dient slechts voor de berekening van de superheffing te worden toegedeeld aan de fabriek. De veehouder blijft eigenaar en blijft ook zelf verantwoordelijk voor de overschrijding van zijn kwotum. Met ingang van een nieuwe hef fingsperiode kan de veehouder op nieuw bepalen aan welke fabriek hij zijn kwotum toebedeelt. De datum van 1 september is gekozen om de fabriek in staat te stellen tijdig, aan de hand van individuele leveringen van de veehouders, te beoordelen of en in welke mate overschrijdingen van het fabriekskwotum dreigt. Blijft hij bij de betreffende fabriek binnen zijn eigen kwotum in de be trokken heffingsperiode dan behoeft hij geen superheffing te betalen. Het PZ wijst er nadrukkelijk op, dat de veehouder over al zijn melk su perheffing moet betalen, als hij niet akkoord gaat met de registratie van zijn kwotum bij een bepaalde fabriek. In een uitgebreide Commissie Verga dering van de Vaste Commissie voor Landbouw en Milieubeheer op 30 mei jl. hebben de Tweede Kamerle den H.J. Schartman (CDA) en J. te Veldhuis (VVD) minister Braks ge wezen op het feit dat bij het kampe ren bij de boer in de praktijk 10 een heden per boerderij worden getole reerd terwijl de Kampeerwet er slechts 5 toe laat. Te Veldhuis pleit ervoor om de wettelijke regels in overeenstemming te brengen met de praktijk. "Wij hebben een duidelij ke voorkeur voor 10 eenheden met in tijden van topdrukte eventueel 15 eenheden". Het wachten in deze kwestie is op de ontwerp wet openluchtrekreatie die 10 eenheden mogelijk gaat maken. Omdat de procedure van de Wet Openluchtrekreatie te lang duurt deed Te Veldhuis het voorstel om voor de - waarschijnlijk nog twee - kampeerseizoenen waarin formeel sprake zal zijn van een wetsovertre ding met een noodwetje te komen ter wijziging van de Kampeerwet. Het voordeel van zo'n noodwetje is dat er snel rechtszekerheid ontstaat voor alle betrokkenen. In zijn beantwoording van het ver zoek van de heer Te Veldhuis gaf mi nister Braks te kennen geen voor stander te zijn van een noodwetje. Wel bevestigde hij dat er in de wet openluchtrekreatie wordt uitgegaan van 10 eenheden bij het bedrijf. CDA-woordvoerder Schartman heeft van zijn fraktie geen toestem ming gekregen om samen met Te Veldhuis een initiatief wetsvoorstel in te dienen voor verruiming van het kamperen bij de boer tot 10 eenhe den. Het wachten is dus nu op de Wet Openluchtrekreatie. Vorig jaar hebben enkele waterlei dingmaatschappijen in West- Brabant vergunning aangevraagd om hun grondwateronttrekkingen ten behoeve van o.a. drinkwater uit te breiden. Met name landbouw en milieuorganisaties hebben hiertegen bezwaar gemaakt omdat een-verdere verlaging van de grondwaterstand de bedrijfsvoering op veel bedrijven in grijpend zal veranderen. Het ziet er naar uit dat de provincie de bezwaren vanuit de landbouw se rieus neemt en de waterleidingbe drijven het advies geeft om van el ders water te betrekken. Als enig al ternatief zijn er dan de spaarbekkens in de Biesbosch. Standsorganisaties van NCB en ZLM hebben deze keu zemogelijkheid altijd in hun be zwaar vermeld. Er ligt immers al een pijpleiding vanaf de spaarbekkens naar Zeeland. Waterleidingbedrij ven pompen liever grondwater op omdat dit goedkoper is. Bij de provincie gaat men nu steeds meer het verband zien tussen grond wateronttrekkingen en de steeds la gere grondwaterstand. Ook water schappen stellen voor om zeker op pervlaktewater te gebruiken voor in dustriële doeleinden. Als waterlei dingbedrijven water weghalen en waterschappen moeten dit weer aan vullen dan is men verkeerd bezig. In de toekomst zal door land- en tuinbouw steeds minder grondwater voor beregening gebruikt worden omdat door de koncentratie van wa terschappen en ruilverkavelingen het mogelijk wordt een groot gebied van oppervlaktewater te voorzien. J.v.T. Vrijdag 1 juli 1988

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 3