De kwaliteit van de konsumptie-
aardappelen is dit seizoen niet zo best!
Prof. Scheffer:'Mogelijkheden teelt
geneeskrachtige kruiden aanwezig.
Van onze konsumptie-aardappelen wordt een toenemend percentage
door de verwerkende industrie gebruikt. Deze aardappelen moeten
aan bepaalde eisen voldoen, eisen die geleidelijk aan steeds hoger wor
den. Voor de keuring van deze aardappelen zijn uniforme reglementen
ontworpen. Sinds 1 augustus kennen we 5 van deze reglementen, t.w.:
CKA I - keuring van veldgewasaardappelen; CKA II - keuring van ge
sorteerde aardappelen voor de fritesindustrie; CKA III - keuring van
aardappelen voor de chipsindustrie; CKA IV - keuring van aardappe
len voor de puree- en granulaatindustrie; CKA V - keuring van aard
appelen voor gedroogde brokjes; (CKA Consumptie Kwaliteitskeu
ring Aardappelen).
Bedrijven die volgens één of meer
van deze reglementen konsumptie-
aardappelen keuren, kunnen voor
een bijdrage van de keuringskosten in
aanmerking komen.
Bij de keuring volgens de CKA I
worden de aardappelen beoordeeld
op die kwaliteitskenmerken, die niet
aan de buitenkant te zien zijn. Deze
kenmerken zijn: de blauwgevoelig-
heid, de onderhuidse beschadiging,
de inwendige gebreken en het onder
watergewicht. Van deze keuringen
wordt een beoordelingsstaat ge
maakt. Een achttal bedrijven stelde
ons dit seizoen een groot aantal van
deze gegevens ter beschikking, af
komstig uit het gehele land. Hieruit
kunnen wij een betrouwbaar inzicht
krijgen van de kwaliteit van de
konsumptie-aardappelen, zoals deze
tot 1 april zijn afgeleverd.
De keuring volgens de CKA I
Om u een indruk te geven hoe de ver
melde gegevens zijn verkregen, volgt
eerst in het kort een beschrijving van
de keuring.
De beoordeling gebeurt aan de hand
van een monster van 50 (enkele be
drijven 100) knollen in de maat 50/60
mm. Deze knollen worden óf gedu
rende een halve minuut geschud op
de z.g. blauwschudder óf worden
verzameld na het sorteren van het
tarreringsmonster met bepaalde ty
pen sorteermachines. Zowel het
schudden als sorteren moet direkt na
de monstername gebeuren. Na mini
maal 48 uur worden de knollen ge
schild zodat de eventueel aanwezige
gebreken zichtbaar worden. Daarna
vindt dan de beoordeling plaats op
blauw, onderhuidse beschadiging en
inwendige gebreken. Tevens wordt
dan het onderwatergewicht bepaald.
Bij de beoordeling op gebreken
wordt onderscheid gemaakt tussen
licht, matig en zwaar. Met behulp
van een formule wordt een z.g. kwa
liteitsindex berekend. Deze is bepa
lend voor de klasse-indeling. Bij deze
berekening wordt blauwgevoeligheid
minder zwaar aangerekend dan on
derhuidse beschadiging, omdat aan
dit laatste gebrek niets meer is te ver
anderen. Een blauwgevoelige partij
hoeft niet (veel) blauw te vertonen,
wanneer de teler voorzichtig met de
aardappelen is omgegaan en de partij
voor aflevering voldoende heeft op
gewarmd.
Inwendige gebreken (bij klei-
aardapelen evt. glazigheid; bij zand-
aardappelen ook kringerigheid
en holheid) worden 3 keer zo zwaar
aangerekend als blauwgevoeligheid.
De gevoeligheid voor blauw is dit sei
zoen ('87-'88) door het hoge o.w.g.
gemiddeld vrij hoog
Overigens zijn tot nu toe inwendige
gebreken van weinig invloed geweest
op de gemiddelde kwaliteit van de
aardappelen. Naast deze beoordeling
is er ook nog de bakkleur. Al is de
partij nog zo goed, maar de bakkleur
deugt niet, dan is ze niet bruikbaar
voor de betreffende industrie. De be
paling van de bakkleur is voor de
keuring van veldgewasaardappelen
niet dwingend voorgeschreven, maar
als men het doet, moet het wel eksakt
volgens de richtlijnen gedaan
worden.
Uit de ons ter beschikkeling gestelde
gegevens kunnen we ook het percen
tage knollen met blauw en onder
huidse beschadiging berekenen. Om
dat dit een gegeven is dat de lezers be
ter zullen begrijpen dan een index,
zullen we in het onderstaande alleen
de percentages vermelden.
Onderwatergewicht, blauw en
onderhuidse beschadiging
Om tussentijds over informatie te be
schikken, vragen we de deelnemende
bedrijven ons per periode de gege
vens op te sturen. We onderscheiden
daarbij de perioden A, B en C voor
resp. september t/m december, janu
ari t/m maart en april t/m juli. In dit
artikel kunnen we nu uiteraard alleen
wat zeggen over de perioden A en B.
De voornaamste gegevens zijn sa
mengevat in tabel 1. Ter vergelijking
zijn ook de percentages knollen met
blauw en onderhuidse beschadiging
in voorgaande jaren vermeld (tabel
2).
Uit deze tabellen kan worden afgeleid
dat we op de zeekleigronden dit sei
zoen met een matige kwaliteit
konsumptie-aardappelen te maken
hebben. De blauwgevoeligheid van
de aardappelen is dit seizoen door het
vrij hoge onderwatergewicht gemid
deld vrij groot en in vergelijking met
de periode september t/m december
1987 in het le kwartaal van 1988 op
de zeekleigronden met 30% toegeno
men. Bij het voortschrijden van het
seizoen zullen de drukplekken blijven
toenemen, zodat verwacht mag wor
den dat het percentage knollen met
blauw nog verder zal stijgen. De han
delshuizen spelen op die grote blauw
gevoeligheid in door 's morgens
vroeg te starten met het opscheppen,
zodat de gesorteerde aardappelen
binnen een beperkt aantal uren kun
nen worden verwerkt. De teler dient
te zorgen voor een opwarming tot 16
a 18°C, voordat de bewaarplaats
wordt leeggemaakt.
Het percentage knollen met onder
huidse beschadiging daalde in het le
kwartaal wat t.o.v. de voorgaande
periode. Dit is iets wat ook in voor
gaande jaren werd gekonstateerd.
Vermoedelijk is dit aan het volgende
toe te schrijven. Het is in de praktijk
gebruikelijk partijen met veel bescha
diging in de herfst af te zetten, waar
door dus voor later de betere partijen
overblijven. Daarnaast' speelt de
voorgeschreven wijze van beoordelen
mogelijk een rol. Bij de beoordeling
worden de knollen naar de zwaarste
afwijking ingedeeld. Daarbij weegt
matig blauw even zwaar als licht be
schadigd. Als nu op een knol zowel
matig blauw als een lichte onderhuid
se beschadiging voorkomt, zal de
knol veelal bij matig blauw ingedeeld
worden.
Omdat dus een verdere stijging van
het percentage knollen met blauw
verwacht wordt, zal het totaal per
centage knollen met blauw en onder
huidse beschadigingen vermoedelijk
in de buurt komen van het seizoen
1984/85. Waarschijnlijk herinnert u
zich nog dat dit ook een seizoen was
waarbij onder zeer ongunstige om
standigheden geoogst moest worden.
Evenals toen, is nu bij de pogingen
tot verwijdering van zoveel mogelijk
grond, vrij wat blauw en beschadi
ging veroorzaakt.
De percentages knollen met blauw
zijn op de löss/maasklei- en zand
gronden laag, maar die met beschadi
ging veel hoger dan op de zeeklei
gronden. In vergelijking met voor
gaande jaren springen deze grond
soorten er dit seizoen gunstig uit.
Klassificering
Wanneer de partijen op de gebruike
lijke manier in klassen worden inge
deeld, kan ook een idee gekregen
worden omtrent de kwaliteit. Op de
zeekleigronden is het in 'normale' ja
ren zo dat 2 van de 3 partijen in de
premieklassen vallen. In het on
gunstige seizoen 1984/85 kwam op
de zeekleigronden nog niet de helft
van de partijen voor premie in aan
merking. De stand tot 1 april van dit
jaar was dat het percentage premie
partijen voor deze grondsoort nu op
57% lag. Op de löss/maasklei- en
zandgronden lag dat voorlopig rond
de 25%.
Bakkleur
In de 3 voorgaande seizoenen ging de
bakkleur na de strenge vorstperiode
sterk achteruit, doordat veelal de be-
waartemperatuur te veel gedaald
was. Nu hebben we geen winter van
betekenis gehad. Toch is de bakkleur
dit jaar gemiddeld niet veel beter dan
b.v. in het vorige seizoen. We weten
dit doordat op de meeste analyserap
porten ook de bakkleur was vermeld.
We kampen dit seizoen nl. met vrij
veel partijen waarvan de fritesstaaf-
jes bruine punten vertonen. Deze
bruine punten (in de praktijk ook wel
'suikerpunten' genoemd) komen zo
wel aan het naveleinde als topeinde
voor. Bruine punten aan het navel
einde wiizen in de richting van een
begin van glazigheid (duidelijk glazi
ge naveleinden komen weinig voor).
Als de bruine punten aan het topein
de voorkomen wijst dit op een niet
voldoende uitgerijpt zijn van de knol.
Deze bruine punten worden uiteraard
in de kleurbeoordeling betrokken,
waardoor het bakkleurcijfer achter
uitgaat. In het le kwartaal van 1987
kon een gemiddelde kleurindex van
3.58 worden berekend; in het le
kwartaal vanaf 1988 van 3,54 (een
kleurindex van 4.25 is zo ongeveer de
limiet waarop partijen nog geaksep-
"De natuur is een onuitputtelijke
bron van geneeskrachtige plantaardi
ge stoffen. De laatste 30 jaar zijn er
weliswaar weinig van deze stoffen in
ons arsenaal van geneesmiddelen op
genomen, maar dit is ook te wijten
aan het verslapte onderzoek. Wil
men op dit terrein vooruitgang boe
ken dan is het onder andere noodza
kelijk het gebruik van planten in de
volksgeneeskunde te raadplegen.
Vooral in China is op dit gebied veel
literatuur voor handen.
Het is evenzeer belangrijk de buidel
van de medicijnman te doorzoeken
op bruikbare planten". Dr. J.J.C.
Scheffer, werkzaam bij het Centrum
voor Bio-Farmaceutische Weten
schappen te Leiden en bijzonder
hoogleraar in de kruidkunde te Wa-
geningen is er van overtuig dat er nog
interessante ontdekkingen mogelijk
zijn.
Malariaparasieten zijn in een aantal
gebieden resistent geworden tegen
synthetische geneesmiddelen, de ziek
te breidt zich uit. De kinaboom levert
het kinine, dat nog wel werkt. De
laatste jaren komt Artemisia annua,
een plant die al eeuwenlang in China
gebruikt wordt om koorts en malaria
te bestrijden, steeds meer in de be
langstelling. De plant is familie van
Artemisia absinthium, de Absint-
alsem. Artemisia annua kan in gema
tigde streken groeien. Daarom is het
"interessant om te weten of de plant
ook in Nederland gedijt. Professor
Scheffer: "Als de inhoudsstof van
Artemisia annua op grote schaal ge
bruikt zal worden, zie ik aardige
vooruitzichten voor de teelt van deze
plant".
Als een plant met een inhoudsstof
ontdekt wordt die geschikt is voor
medische doeleinden zoekt de farma
ceutische industrie mogelijkheden
om deze stof te synthetiseren.
Meestal is dat wel mogelijk, maar
vaak zijn de kosten te hoog. De plant
produceert deze stoffen veel goedko
per. Met biotechnologie en geneti
sche manipulatie zijn er veel nieuwe
mogelijkheden. Tot nu toe probeerde
men vooral stoffen door middel van
bacteriën te produceren. "Als ik aan
deze technieken denk, zie ik ook mo
gelijkheden in het verhogen van de
produktie, door planten of gewassen
geschikt te maken voor andere teelt-
gebieden".
Bij gewassen die geteeld worden voor
de (farmaceutische) industrie is er
vaak een hevige concurrentie met
teelten uit Oostbloklanden. De lonen
zijn in deze landen lager en men le
vert daar vaak beneden de marktprijs
teerd worden door de fritesindustrie).
Wel lijkt het percentage partijen met
een niet akseptabele bakkleur nu wat
later dan vorig jaar, maar gemiddeld
is het dus weinig beter. Er komen
overigens tussen de bedrijven vrij
grote verschillen in gemiddelde bak
kleur voor. Uit tabel 1 blijkt ook, dat
ondanks de milde winter, de bak
kleur nogal wat is achteruitgegaan in
het le kwartaal van dit jaar.
Vorig jaar werd er op gewezen dat
naast de bewaartemperatuur vermoe
delijk het C02-gehalte in de bewaar
plaats een rol zou spelen bij de ach
teruitgang in bakkleur. Het onder
zoek dienaangaande is nog niet af
gesloten, maar de indruk dat bij on
voldoende luchtverversing tijdens
b.v. de opwarming van aardappelen
de bakkleur achteruitgaat, is ver
sterkt. Gebleken is ook dat onder
werkelijk luchtdichte bewaaromstan
digheden het C02-gehalte in enkele
dagen een zeer gevaarlijke hoogte
kan bereiken! Alleen al met het oog
op het gevaar voor de mensen is het
absoluut noodzakelijk te zorgen voor
een geringe luchtverversing tijdens
b.v. vorstperioden en vooral de op
warming. Bij temperaturen tot ca.
10°C is een luchtverversing van 12,5
m3 per ton per etmaal voldoende.
ing. C.P. Meijers en
ing. R. Marcus,
IBVL Wageningen
om aan Westerse valuta te komen.
Kar wij is zo'n gewas, maar men
zoekt naarstig naar nieuwe toepassin
gen van karwijolie. "Door produkt-
verbetering en marktvergroting als
gevolg van nieuwe toepassingen kan
een beter uitgangspunt voor de teelt
verkregen worden".
Steroïd-alkaloïden
Een andere mogelijkheid biedt het
onderzoek dat aan aardappelen ge
daan wordt: aardappelsoorten bevat
ten steroïd-alkaloïden waarvan som
mige bruikbaar zijn voor de produk
tie van steroïd-hormonen. Het gehal
te van deze stoffen in de knol mag
niet boven een bepaalde grens ko
men, ze zijn dan niet geschikt voor
consumptie. Er zijn wilde soorten be
kend met hoge gehaltes in de knol.
J.J.C. Scheffer
"Je kunt twee wegen inslaan, ener
zijds kun je knollen gaan telen voor
de produktie van steroïd-alkaloïden,
anderzijds kun je op zoek gaan naar
aardappelen met lage gehaltes in de
knol en hoge gehaltes in het blad. In
theorie is dit mogelijk: de totale ge
haltes én de onderlinge verhoudingen
van de steroïd-alkaloïden in bladeren
en knollen van een en dezelfde pliant
kunnen heel verschillend zijn. Je zou
dus knollen voor consumptie en blad
voor de produktie van steroïd-
hormonen kunnen krijgen, een nieu
we toepassing van iets wat al bekend
is".
De hoogleraar merkt op dat je wel re
kening moet houden met "chemische
rassen". Binnen één soort kunnen
verschillen voorkomen in gehaltes
aan inhoudsstoffen en zelfs in type
inhoudsstof.
11
TABEL 1: De kwaliteit in de periode A (sept, t/m dec. 1987) en periode B (jan- t/m
maart 1988).
Grond
Aantal
knollen met:
Onderwater
Bak
soort
partijen
Periode
blauw
onderh.
totaal
gewicht
kleur
besch.
in gr.
index
940
A
19,1
16,1
35,2
392
2,82
Zeeklei
690
B
25,0
12,7
37,7
398
3,54
1630
gem.
21,6
14,7
36,3
395
3,22*
83
A
5,4
36,3
41,7
388
Löss
46
B
12,8
37,0
49,8
382
Maasklei
129
gem
8,0
36,5
44,5
386
293
A
3,2
33,9
37,2
389
Zand
116
B
8,7
34,3
43,0
384
409
gem.
4,8
34,0
38,8
,388
Heeft betrekking op 1138 partijen.
TABEL 2: Overzicht van de kwaliteit in voorgaande jaren.
Seizoen
°7o knollen met blauw
knollen met onder
Totaal
7o knollen met
huidse beschadiging
blauw en onderh. besch.
zeeklei
löss
zand
zeeklei
löss
zand
zeeklei
löss
zand
1981/1982
19,1
22,8
8,3
13,4
24,9
35,9
32,5
47,7
44,2
1982/1983
17,3
23,7
6,7
16,8
33,4
32,8
34,1
57,1
39,5
1983/1984
15,7
19,2
7,8
10,7
32,1
31,9
26,4
51,3
39,7
1984/1985
27,6
30,0
10,7
14,4
27,3
33,4
42,0
57,3
44,1
1985/1986
14,5
14,6
5,2
11,4
39,5
37,1
25,9
54,1
42,3
1986/1987
14,6
14,3
3,7
13,0
31,6
30,7
27,6
45,9
34,4
1987/1988*
21,6
8,0
4,8
14,7
36,5
34,0
36,3
44,5
38,8
voorlopig
Vrijdag 3 juni 1988