Leefbaarheid Minister neemt steekproef... zegge en schrijve zuidelijke landbouw maatschappij Minister Braks bij opening laboratorium VanderHave Nederland moet niet afhankelijk worden van multinationale ondernemingen Distels Tenslotte 4<Tö(P fl-C. m land- en fi tuinbouwblad VRIJDAG 27 mei 1988 76e JAARGANG NO. 3927 ''We zien dat met name de multinationals aktief zijn op het terrein van biotechnologie en de toepassingen daar van bij de zaadveredeling. Ik maak me daar wel enige zorgen over. Naar mijn mening moeten we in ons land niet afhankelijk worden van de bij de multinationale on dernemingen vergaarde know-how". Dit zei minister Braks, die de officiële opening verrichte van het nieuwe biotechnologie-laboratorium van VanderHave in Rilland jl. woensdag. Volgens de bewindsman zullen zowel de overheid als het landbouwbedrijfsleven waaronder ook de coöperaties de mogelijkheden van de biotechnologie binnen bereik moe ten zien te krijgen. Braks stelde dat onafhankelijke wetenschappelijke in stellingen met verhoogde inzet moeten doorgaan kennis te vergaren en deze over dragen aan een brede groep van belanghebbenden. "De zaadindustrie moet in zijn volle breedte van de inspanningen van het wetenschappelijk onderzoek kunnen profiteren. Het is daarom ook te ver antwoorden, dat de overheid aanzienlijke financiële bij dragen levert aan het ontwikkelen van biotechnologische technieken", zo zei de minister. Hij zei verder onder meer voornemens te zijn het biotech- nologisch onderzoek bij de instituten voor plantenver edeling te bevorderen. Daartoe zal binnen afzienbare tijd in Wageningen de huidige veredelingscapaciteit gebun deld worden tot één centrum voor plantenveredelingson- derzoek. ZIE OOK PAGINA 10 EN II. De Vierde Nota op de Ruimtelijke Ordening (RO) is op het ogenblik ook in landbouwkringen volop in discussie. Al eerder liet ik op deze plaats blijken het een goede zaak te vinden dat vrijwel het gehele Zuidwestelijk kleigebied in de nota de hoofdfunctie landbouw heeft gekregen. Dat heeft ondermeer tot gevolg dat in dit gebied het "bestaand" beleid zal worden voortgezet. Dat ligt anders voor Midden- en Oost-Brabant waarvoor resp. "aange past" en "nieuw" beleid is voorzien dat wil zeggen dat met name in Oost-Brabant de landbouw op termijn ter rein zal moeten prijsgeven ten gunste van andere belan gen. In landbouwkringen bestaat nu de vrees dat dit gewijzigde structuurbeleid vooral gerealiseerd gaat wor den via oneingenlijke instrumenten als het milieu-beleid. De aktuele discussie over de ecologische richtlijn is hier van een voorbeeld. Een andere grote zorg ten aanzien van de Vierde Nota is het uitgangspunt dat het voor gestelde beleid budgettair neutraal gerealiseerd moet worden, d.w.z. dat er geen extra geld beschikbaar wordt gesteld. Gezien alle (andere) ambitieuze voornemens in de nota zou de landbouw daarvan wel eens het slachtof fer kunnen worden. Dat zou dan tot gevolg kunnen heb ben dat de agrarische ontwikkelingen min of meer bevroren worden terwijl er meer dan ooit behoefte is aan een aktief en stimulerend beleid voor de land- en tuin bouw. Dit aktief beleid is met name nodig t.a.v. de ont wikkeling van de zogenaamde randvoorwaarden. In dit verband zijn de voortdurende bezuinigingen op landin richting een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Naar mijn mening wordt nog veel te weinig onderkend dat er een directe relatie bestaat tussen de ontwikkeling in de agrarische sector en de leefbaarheid van het platteland. In de Vierde Nota RO wordt dit wel gesignaleerd maar daar blijft het dan ook bij. Aan mooie woorden ontbreekt het bepaald niet maar de financiële en beleidsmatige consequentie daarvan worden in het midden gelaten. Het argument van het behoud van de leefbaarheid van het platteland is nu ook ingebracht in de discussie over de zoet watervoorziening op Schouwen-Duiveland maar voor Tholen/St. Philipsland geldt dit natuurlijk net zo goed. De (provinciale) overheid zal dit element op zijn waarde moeten wegen. Dat zelfde geldt trouwens ook voor de discussie rondom het nieuwe streekplan Zee land. Met het oog op de toekomstige ontwikkelingen in de agrarische sector wordt er door de landbouw voor ge pleit dat vestiging, aanpassing en uitbreiding van agrari sche bedrijvigheid in beginsel steeds mogelijk moet zijn. Naast het behoud van de dynamiek in de land- en tuin bouw speelt bij deze stelling met name ook het argu ment van het behoud - en zo mogelijk versterking - van de leefbaarheid op het platteland een belangrijke rol. Tenslotte is de landbouw nog steeds de smaakmaker van het platteland en dat zal ook wel zo blijven. Zo hangt al les met alles samen. Als dat nu maar voldoende duidelijk is bij de beleidsmaker dan kunnen we de toekomst met wat meer vertrouwen tegemoet zien. Deze week heeft de minister van landbouw en natuurbe houd op uitnodiging van de betrokken boeren en de land bouworganisaties het Markiezaat bezocht om zich ter plekke in hoogst eigen persoon op de hoogte te stellen van de problematiek rondom de distelgroei. Door de be trokken boeren is een dringend beroep op de minister ge daan om nu eindelijk eens maatregelen te nemen om de overlast te stoppen. Daarbij hebben ze er op gewezen dat het nu zover is gekomen dat bepaalde gewassen prak tisch niet meer geteeld kunnen worden omdat de distels daarin niet zijn te bestrijden. De boeren lijden daardoor grote schade. Ook het rondvliegende zaadpluis - dat zich soms meters dik ophoopt - dringt letterlijk diep door in het huiselijk leven met alle overlast van dien. Over leef baarheid gesproken. Aan de minister is opnieuw duidelijk gemaakt dat het zo echt niet meer langer kan en dat er van hem maatregelen verwacht worden. Voorgesteld is daarom enkele lichte bespuitingen toe te staan om het probleem de baas te worden. Het gaat niet aan de be trokken boeren nog langer de dupe te laten zijn van een academische discussie vanachter de schrijftafels. De praktijk vraagt om afdoende maatregelen en niet om ein deloos heen en weer gepraat. Ik vind daarom dat de mi nister zich niet langer achter de wet kan verschuilen. Er zijn grenzen en nood breekt wet. Het zal de minister sie ren nu eens de zijde van de boeren te kiezen. Maar dan wel volgende week, anders is het alweer te laat. Tenslotte nog even de mededeling dat er nog steeds overleg plaats vindt over de invulling van de motie Voor hoeve/De Vries. Deze motie wil dat er 100 miljoen extra investeringssteun komt voor de akkerbouwsector en de mestproblematiek. Dit schrijft het Tweede Kamerlid Jo- han de Leeuw (CDA) in een brief van 17 mei jl. aan de 3 Zeeuwse Landbouw Organisaties. Zoals bekend heeft de ZLM er zeer recent bij minister-president Lubbers op nieuw op aangedrongen om deze motie onverkort uit te voeren. In zijn brief komt De Leeuw ook nog terug op de opmerking van de minister van landbouw tijdens het mondeling overleg op 10 maart jl. waar deze zei dat hij het perspectief voor de Nederlandse akkerbouw vrij gunstig acht. De Leeuw schrijft: "Genoemde opmerking van de bewindsman neemt de zorg bij de CDA-fractie niet geheel weg". Nou, bij ons is die zorg geheel niet weggenomen. Oggel Woensdag 25 mei bezocht minister Braks de provincie Zeeland. Voordat hij het nieuwe laboratorium van VanderHave te Rilland opende, nam hij een kijkje bij de distels in het Markiezaatsgebied. De minister zei onder de indruk te zijn gekomen van de diste/proble matiek, en verrijkt met de opgedane kennis zal hij proberen een oplossing voor dit pro bleem te zoeken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 1