Voorjaar...
-7 1°
Wild-Groei
zegge en schrijve
zuidelijke landbouw maatschappij
Onenigheid over overgangskosten
O
BÏÏD
land- en
tuinbouwblad
VRIJDAG 29 april 1988
76e JAARGANG NO. 3923
Ondanks de wat koudere lucht de afgelopen week is het toch wel degelijk voorjaar. Voor
elke agrarische sektor heeft dat zo zijn consequenties: het zaai- en pootgoed is de grond
in, de koeien kunnen weer naar buiten en de fruitbomen tonen hun bloesempracht. Mo
menteel zijn het vooral de kersen- en perenbomen die vol in bloei staan, voor de appelbo
men is het nog aan de vroege kant. Behalve kersenbloesem toont bovenstaand beeld nog
een echte lentebode - lammeren in de wei - al zijn deze al weer enige tijd geleden geboren.
Eindrapport privatisering:
Het Landbouwschap en het ministerie van Landbouw
zijn het er nog niet over eens wie de extra kosten moet
betalen die gepaard gaan met de overgang van de Rijks
voorlichtingsdienst naar een geprivatiseerde stichting,
die voor de helft door het bedrijfsleven wordt betaald.
Ook de lengte van de overgangsperiode, waarin het mi
nisterie de dienst nog voor 100 procent betaalt, staat ter
diskussie. Dat blijkt uit de eindrapportage van de werk
groep privatisering landbouwvoorlichting, die woensdag
werd gepresenteerd.
Het is de bedoeling de voorlichting in 1989 over te heve
len naar een Dienst Landbouw Voorlichting (DLV), bin
nen het ministerie. In een volgende fase wordt de DLV
geprivatiseerd, dat wil zeggen tot een stichting omge
vormd, waarvan de bestuursleden op fifty-fifty basis
worden benoemd door Landbouwschap en ministerie. In
deze fase wordt de stichting nog geheel door de overheid
betaald. Volgens het ministerie moet die periode vier
jaar duren, volgens het Landbouwschap vijf jaar. Daar
na wordt de overheidsfinanciering in tien jaar afge
bouwd naar het 50/50 model, de overheid betaalt de
helft en het bedrijfsleven de andere helft. Dit gebeurt dus
in stappen van 5 procent per jaar.
Onenigheid bestaat er over wie er voor een aantal extra
kosten in de overgangsfase moet opdraaien. Het ministe
rie schat de kosten voor de voorlichting op ongeveer 57
miljoen gulden op jaarbasis. Het Landbouwschap komt
uit op 60 miljoen, en in het nadeligste geval zelfs 64,5
miljoen. Dit niveau zal naar verwachting pas over vier of
vijf jaar bereikt worden. Als blijkt dat een en ander in
derdaad meer kost dan was voorzien, vindt het ministe
rie dat óf het aantal formatieplaatsen terugmoet, óf het
bedrijfsleven eerder over de brug moet komen, óf het
geld elders binnen de begroting van het ministerie moet
worden weggehaald. Het Landbouwschap stelt dat het
ministerie dit van te voren kon zien aankomen, en dus
voor de kosten moet opdraaien.
Organisatie
De geprivatiseerde voorlichting zal een bestuur kennen
dat voor de helft door het ministerie en voor de helft
door het Landbouwschap wordt benoemd. De voorzitter
wordt benoemd door het ministerie, op voordracht van
het Landbouwschap. De dienst wordt opgedeeld in vier
regio's, maar niet onderverdeeld naar sektoren. Er zal
plaats zijn voor 700 formatieplaatsen. Hoe die over de
sektoren worden verdeeld is nog niet bekend, maar de
huidige verdeling zal wel als basis worden genomen.
De status van het personeel zal niet veranderen, en ge
dwongen ontslagen zullen worden voorkomen, mits er
een maximale bereidheid tot herplaatsing bestaat.
Het onlangs verschenen voorontwerp flora- en fauna
wet heeft (ook) in boeren(-jagers)kring nogal wat on
rust veroorzaakt. Vooral het feit dat het ontwerp de
absolute bescherming van zowel planten als dieren
vooropstelt is voor de landbouw onverteerbaar. Van
een evenwichtige belangenafweging is in het voor
ontwerp niet of nauwelijks sprake. Naar mijn mening
kan er daarom vanuit de landbouw niet scherp ge
noeg gereageerd worden op het ontwerp. Juridisch
zal het allemaal wel kloppen maar de boerenpraktijk
kan er absoluut niet mee uit de voeten. Wanneer dit
ontwerp onverhoopt toch wet zal worden zullen
doodnormale landbouwkundige bewerkingen niet
meer - of slechts met veel moeite en hoge kosten -
kunnen worden uitgevoerd. Ik denk in dit verband aan
de graszaadteelt wanneer graskanten niet meer ge
maaid moeten worden vanwege de aanwezigheid van
(weer) een uniek groeisel. In het ontwerp zijn inder
daad regels opgenomen om in bepaalde gevallen te
gemoet te komen aan de belangen van de land- en
tuinbouw. Daarbij voorzie ik echter een eindeloos ge
kissebis over het wie, wat, waar en hoe met als ge
volg een.wirwar van bijkomende regeltjes en de daar
bij behorende procedures. Wie had het ook al weer
over deregulering? Ik vrees dat elke gewestelijke land
bouworganisatie zich genoodzaakt zal zien een eigen
flora en fauna adviseur aan te stellen om de vele vra
gen en ergernissen van de leden het hoofd te bieden.
Dat kan nog wat worden.
Naast het feit dat de eenzijdige opzet van het ontwerp
door de landbouw wordt afgewezen bestaan er ook
op onderdelen grote bezwaren tegen het vooront
werp. Dit geldt met name ook de regeling van de wild-
schade en wat daar mee samenhangt. Zo heb ik er be
zwaar tegen dat in het ontwerp (preventieve) beja
ging (met het geweer) o.a. afhankelijk wordt gesteld
van het verzwaarde kriterium "belangrijke" schade
(art. 51 lid 2b). Dit is op z'n minst een arbitrair kriteri
um waarbij de boer als grondgebruiker altijd aan het
kortste eind trekt. Daar komt nog bij dat ook de ver
plichting van de jachthouder m.b.t. de "redelijke
wildstand" niet meer getoetst hoeft te worden aan de
belangen van de landbouw. De gevolgen daarvan
voor de boeren zijn - in kombinatie met het nieuwe
schadebegrip - niet te overzien. Eén ding is echter ze
ker: dit gaat de grondgebruikers geld kosten. Het feit
dat het ontwerp er in voorziet dat schadevergoeding
van gunst (eindelijk) recht wordt (art. 84) doet daar
niets vanaf. In de praktijk blijven boeren ook nu al met
schade zitten en dat zal alleen maar erger worden.
Over de "voeding" van het Jachtfonds zal ik het dan
nog maar niet hebben. Ronduit een grote teleurstel
ling is het daarom dat de zgn. boerenjachtakte niet in
het ontwerp is meegenomen. Zoals bekend wordt
daarmee een persoonlijke akte voor de boer bedoeld
met beperkte bevoegdheden en mogelijkheden. Juist
met zo'n boerenjachtakte zou de grondgebruiker de
mogelijkheid hebben om de ergste overlast te voorko
men. In de memorie van toelichting op het wetsont
werp staat (blz. 37) dat overwogen is een boerenjacht-
examen te introduceren maar dat daarvan om meer
dere redenen is afgezien. Als belangrijkste reden
wordt aangevoerd dat "de in het wetsvoorstel neer
gelegde regeling van de schadebestrijding voldoende
mogelijkheden biedt schade adequaat te voorkomen
en te bestrijden". Dat mag dan formeel juridisch mis
schien nog juist zijn voor de praktijk is het een regel
rechte gotspe.
Het zal duidelijk zijn dat ik grote moeite heb met het
voorontwerp flora- en faunawet. In het hierbo-
venstaande heb ik mij hoofdzakelijk bepaald tot de
wildschadeproblematiek voor de land- en tuinbouw.
Ook op andere onderdelen heb ik de nodige kritiek.
Voor de boerenpraktijk voorzie ik onoverkomelijke
problemen wanneer dit ontwerp ongewijzigd wet zal
worden. Het zou daarom goed zijn dat de vooront
werpjuristen - alvorens hiermee verder te gaan - eerst
eens terdege kennis namen van de praktijk. Wellicht
dat er dan toch nog een voor alle betrokkenen aanvaard
baar ontwerp uit de bus komt. Anders ben ik bang dat
de flora- en faunawet in mindere opzichten ernstige
Wild-Groei zal veroorzaken.
Oggel
(Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven en is te
vens geplaatst in het blad "De Nederlandse Jager")