Raamwerk voor beleid KNLC tegen gedifferentieerde korting bij verplaatsing mestquota Voorbereidingen komende Manifestatie blijven vorderen AGRARISCH BELEIDSPLAN LANDBOUWSCHAP: Resultaten opkoopregeling elke drie maanden besproken OVERLEG MINISTER BRAKS-LANDBOUWSCHAP Opnieuw melkquota Geen verdere quotumkortingen" ingetrokken Varkensvlees verbruik in EG toegenomen Rabobank introduceert 'Eksportgarantie Italië' Het bestuur van het Landbouw schap heeft vorige week het agra risch beleidsplan voor 1988 en 1989 vastgesteld. In het plan worden de hoofdzaken voor het beleid in die periode aangegeven. Na een jaar zal aan de hand van een evaluatie beke ken worden of aanpassingen in het beleid nodig zijn. Door het beleidsplan loopt als een rode draad dat de agrarische sektor de komende jaren zelf meer initiatief zal moeten nemen om zijn doelstel lingen te bereiken. Maar dit laat on verlet dat ook de overheid verant woordelijk blijft voor de gang van zaken in de land- en tuinbouw. Het raamwerk van het beleidsplan bestaat uit een drietal punten: het ontwikkelen van nieuwe, rendabele agrarische produkten en de daarbij passende afzetmogelijkheden. Daar aan gekoppeld is een sociaal beleid gericht op iedereen die in de land- en tuinbouw werkt. Als derde peiler van het beleidsplan geldt de relatie tussen het milieu en de agrarische bedrijfsvoering. Konkurrentiepositie Onderzoek, voorlichting en onder wijs blijven onmisbare elementen voor een land- en tuinbouw die 'bij wil blijven'. Dit geldt eveneens voor de invloed van de landinrichting op het agrarisch produktieproces. Uit eindelijk doel is het voortbrengen van kwalitatief hoogwaardige agra rische produkten met een daarop af- De minister van Landbouw heeft het Landbouwschap vorige week toege zegd elke drie maanden de resultaten van de opkoopregeling met het schap te bespreken, en voorts te trachten de korting op het kwotum te verlagen. De melkveehouders die op korte termijn met de opkoopre geling meedoen zullen niet met de kwotumkorting van 3,95 procent te maken krijgen, aldus minister Braks. gestemde verwerking en afzet. Het snel inspelen op de vraag van de konsument zowel in het binnen- als in het buitenland wordt hierbij be langrijker. Hierbij zijn ook de aan passingen van agrarische produkten voor niet-voedingsmiddelen van be lang. Het beleid zal er de komende tijd vooral op gericht zijn om vraag en aanbod van agrarische produkten beter op elkaar af te stemmen. Kwa liteitsverbetering en -verbreding van het assortiment staan daarbij cen traal. De land- en tuinbouw zal daarbij samen moeten werken met de agrarische handel en industrie. Eksportbevordering kan hierbij niet gemist worden. Zowel overheid als bedrijfsleven zullen hieraan aan dacht moeten besteden, aldus het be leidsplan. Milieu Aan het terugdringen van ontoelaat bare milieu-belasting zal ook de land- en tuinbouw zijn bijdrage moeten leveren. Zowel de overheid als het bedrijfsleven moeten eraan werken dat bij deze aanpassingen de kontinuïteit van de produktie zowel ekonomisch als maatschappelijk ge zien verantwoord is. Het Land bouwschap wil voor de verschillende onderdelen van het milieubeleid de komende twee jaar konvenanten (af spraken) afsluiten met de overheid. Hierbij moeten wetenschappelijke analyses het uitgangspunt zijn. Te gelijkertijd zal er meer onderzoek nodig zijn naar gewassenveredeling en ziekteresistentie. Er moet naar gestreefd worden, zo staat in het beleidsplan, om op de akkerbouwbedrijven meer dierlijke mest te gebruiken en eksportmoge- lijkheden van mest te benutten. In het beleid voor 1988/1989 zal wor den nagegaan of de mestwetgeving en de werking ervan in de praktijk beter op elkaar moeten worden af gestemd. Levensvatbaarheid Verbeteringen op sociaal terrein kunnen bereikt worden door de so ciale en fiskale regelgeving van de overheid beter af te stemmen op de bijzondere omstandigheden van de agrarische sektor. Het Landbouw schap houdt vast aan de mogelijk heid van een tijdelijke inkomensaan vulling voor in principe levensvatba re bedrijven. In het beleidsplan wordt aparte aandacht besteed aan het in stand houden van het bijzon der tarief, de inkomensmiddeling en de regelingen voor de meewerkende echtgenote in het bedrijf. Dit geldt ook voor de 60 procent-regeling en bij het systeem van vakantiebonnen. Ekstra aandacht wordt gegeven aan de onverzekerbare risiko's voor land- en tuinbouw waarover een aparte studie wordt verricht. Het aantal gekombineerde deeltijd banen in de agrarische sektor moet worden uitgebreid. Dit gebeurt via de Stichting Agrarische Projecten. Ook wordt in het beleidsplan aan dacht gevraagd voor verbetering van de arbeidsvoorziening en scholing, alsook voor de arbeidsomstandighe den in de land- en tuinbouw. Met het oog op de eenwording van de Europese markt in 1992 zal er een strakke planning moeten komen voor normen en keuringsvoorschrif ten van agrarische produkten. Dit geldt ook voor de kontrole op dier en plantenziekten evenals voor de eisen die worden gesteld aan gewasbeschermings- en dierge neesmiddelen. Ook hier zal de ko mende tijd in het beleid rekening mee worden gehouden. De komende ZLM-Manifestatie op het werkeiland "Neeltje Jans" op 23, 24 en 25 juni 1988 vergt veel voorbereidingen en tijd van de verant woordelijke kommissie. Zo werd afgelopen maandag wederom door de kommissie vergaderd in het "Landbouwhuis" aan de Grote Markt. Tijdens deze vergadering werd o.a. verslag gedaan van de gedane werkzaamheden en werden door de kommissie de lijnen aangegeven, die door het sekretariaat de komende periode uitgevoerd dienen te worden. Op de foto v.l.n.r. mevr. C. Timmerman, L. van Nieuwenhuijzen, C. Bierens (vice-voorzitter), mevr. C. Knook, J. Nieuwenhuyse (voorzit ter), J. Scheele (sekretariaat), mevr. A. Lokers (sekretariaat) en mr. J. Oggel algsekretaris). Niet aanwezig: W. van Veldhuizen, H. Te gels en J. Wieren ga. 99 Minister Braks van landbouw verwacht niet dat er na dit jaar een ver dere korting op het Nederlandse melkquotum zal plaatsvinden. Met de korting van 2,5 procent van de nationale quota in de EG-lidstaten in het melkprijsjaar 1988-1989 is de zuivel dicht bij een markteven wicht. De minister zei dit op 6 april in het maandelijks gesprek met het Landbouwschap. Marius Varekamp, voorzitter van het Landbouwschap, wil dat de mi nister nu al afziet van tenminste 1 procent van de extra korting op de individuele quota, die het gevolg is van de overgang van het A- naar het B-systeem. "Met de opkoopregeling halen we dat procent makkelijk bin nen", zei hij. Volgens minister Braks is het juridisch onmogelijk om vooruit te lopen op de resultaten van de opkoopregeling. Bovendien was het vooraf bekend dat de overgang van het A- naar het B-systeem een extra aanpassing van individuele quota tot gevolg zou hebben. Overigens hoeft volgens de minister de producent uiteindelijk niet veel van die extra korting te merken, om dat ook onder het fabriekssysteem er ruimte voor verevening tussen on- derschrijders en overschrijders blijft. Minister Braks lichtte toe dat hij deze vereveningsruimte nu niet meer vooraf mag toekennen en hij vooral daarom voor de individuele quota genoodzaakt is tot een grotere korting dan 2,5 procent. "Voor de melkveehouders blijft gelden dat zijn eigen quotum met bijna 4 pro cent omlaag gaat", aldus Va rekamp. Minister Braks heeft bij 32 melkvee houders een deel van het melkquo tum ingetrokken. In totaal gaat het om 1.375 ton melk. De bewindsman is hiertoe overgegaan, omdat uit on derzoek bleek dat melkveehouders grond en quotum verwierven, waar tussen geen bedrijfsmatige relatie bestond. Melkveehouders bleken al leen om quotum van hun oorspron kelijke bedrijf te kunnen overdragen grond zonder quotum te hebben ver worven, die vervolgens al dan niet via een melkquotumbureau werd overgedragen aan een andere melk veehouder. In totaal is sinds september 1986 bij 68 melkveehouders een deel van hun melkquotum ingetrokken. Hiermee is een hoeveelheid melk gemoeid van ongeveer 3.800 ton. Blijkens voorlopige gegevens uit de EG-lidstaten is het varkens-, vleesverbruik in verschillende lidstaten toegenomen. In West- Duitsland met 0,7 kg per hoofd van de bevolking. Ook Italië, Frankrijk, Portugal en het Vere nigd Koninkrijk laten een toena me zien. In Italië liep het rund- vleesverbruik sterk terug; var kensvlees profiteerde daarvan. De Rabobank heeft vanaf 12 april met de belangrijkste Italiaanse ban ken een speciale regeling getroffen waarbij Italiaanse importeurs hun bank kunnen verzoeken betalingsga ranties af te geven ten gunste van Nederlandse eksporteurs. Indien de Italiaanse importeur op de vervaldag van de faktuur onverhoopt in gebre ke blijft zal de Rabobank er voor zorgen dat de Nederlandse ekspor- teur toch binnen zes werkdagen be taald krijgt. De waarde van onze agrarische uit voer naar Italië bedroeg in 1987 ruim ƒ5 miljard. Hiermee neemt ons land de derde plaats in na Frankrijk en West-Duitsland. Vrijdag 15 april De diskussie over het toekomstige Verplaatsingsbesluit spitst zich toe op de vraag of bij verplaatsing van mestquota een korting moet plaats vinden. En zo ja, of deze korting naar bedrijfsomvang gedifferen tieerd moet worden. Binnen het KNLC, met name in de kommissie veredelingslandbouw, is hierover uitvoerig gediskussieerd. Het is positief dat de minister van Landbouw, ondanks politieke weer stand, het nieuwe koncept- Verplaatsingsbesluit II heeft op gesteld. Voor de verplaatsing van varkens- en pluimveemestquota heeft de Minister echter beperkingen voorgesteld. In het algemeen moet het ontvangende bedrijf 15 procent van het verplaatste mestquotum in leveren. Dit percentage kan afhan kelijk van de bedrijfsomvang van het ontvangende bedrijf oplopen tot maximaal 35 procent. Deze korting van minimaal 15 pro cent is volgens de minister nodig, omdat er sprake is van niet benutte, latente mestproduktieruimte. Bij de registratie op 31 december 1986 is uitgaande van het aantal op dat mo ment (of op een ander tijdstip) aan wezige dieren de referentiehoeveel heid mest vastgesteld. Bij deze bere kening is echter geen rekening ge houden met periodieke leegstand, uitval e.d. Het kan niet ontkend worden dat er daardoor een stukje latente mestproduktie aanwezig is. Deze latente ruimte is echter zo ge ring, dat het voor de individuele vee houder niet loont om apart hiervoor investeringen te doen teneinde de produktie te kunnen uitbreiden. Bij een versoepeling van het Verplaat singsbesluit bestaat de mogelijkheid dat deze stukjes mestquota bij el kaar gevoegd worden en dat op basis hiervan wel uitbreiding van de mest produktie plaatsvindt. De vraag is echter of de vrees van de overheid voor deze uitbreiding niet een beetje overdreven is en of daarom een "af roming" van 15 procent moet plaatsvinden. Een andere vraag is of de hoogte van het kortingspercentage niet te hoog is vergeleken met de latente mestpro duktieruimte. Volgens schattingen variëert deze ruimte tussen de 0 en 10 procent. Als 15 procent al te hoog is dan geldt dat zeker voor 35 procent. Het oplo pen van het kortingspercentage tot 35 procent heeft echter niets te ma ken met de mest-problematiek. De minister wil hiermee voorkomen dat juist de grotere bedrijven gaan profi teren van de ruimere mogelijkheden die het nieuwe Verplaatsingsbesluit biedt. Via de mestwetgeving wil de minister dus struktuurbeleid gaan voeren. Het KNLC heeft grote moei te met deze koppeling. De minister wil de positie van de minder grote en kapitaalkrachtige bedrijven versterken. Uitgaande van de voorgestelde differentiatie in het kortingspercentage zijn dit bedrijven met minder dan 150 fokzeugen, 1500 mestvarkens, 30.000 leghennen, 45.000 slachtkuikens etc. Ruwweg komen deze getallen overeen met een arbeidsinzet van 1.5 volwaardige ar beidskracht. Hierbij is een aantal kritische opmerkingen te plaatsen. Kritische vragen Zijn minder grote bedrijven per defi nitie minder kapitaalkrachtig? Nee, kleinere bedrijven beschikken in vele gevallen zelfs over een betere vermo genspositie. Grotere bedrijven heb ben in het algemeen meer vreemd vermogen. Is het te verwachten dat juist grotere bedrijven meer mest quota zullen aankopen? Dit is inder daad sterk de vraag vanwege de ho gere mestafzetkosten, overschotten- heffing etc. Krijgen de minder kapitaalkrachtige bedrijven door deze gedifferentieer de korting meer mogelijkheden om mestquota te verkrijgen? Waar schijnlijk niet. Als gevolg van de ho gere korting zullen grotere bedrijven meer mestquota moeten kopen ten einde per saldo de produktie met de. gewenste hoeveelheid te kunnen uit breiden. Deze grotere mestvraag werkt prijsopdrijvend, terwijl met de differentiatie juist het tegen gestelde wordt beoogd! Omdat bij de differentiatie alleen ge keken wordt naar de aantallen var kens en kippen, wordt een bedrijf van bijv. 300 koeien en 100 fokzeu gen hetzelfde beoordeeld als een gespecialiseerd fokzeugenbedrijf met alleen maar 100 fokzeugen. Wellicht het grootste bezwaar tegen de voorgestelde differentiatie naar bedrijfsomvang is de uiterlijke schijn dat hiermee grotere bedrijven in het verkrijgen van mestquota echt ontmoedigd worden. Zowel voor als tegenstanders zullen moeten er kennen dat er diverse niet af te dich ten mogelijkheden zijn om de hogere korting te omzeilen. Dit geeft aan, dat het eigenlijk niet eens mogelijk is om via mestwetgeving struktuurbe leid te voeren. Mede omdat de voor gestelde differentiatie geen echte bij drage levert aan een verbetering van de positie van de minder grote be drijven, blijft het KNLC de bezwa ren houden tegen een differentiatie van het kortingspercentage naar be drijfsomvang. Willem Koops 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 5