Teeltmaatregelen die van invloed zijn op de kwaliteit van konsumptie-aardappelen Chemische bestrijding van onkruid in granen in het voorjaar Serie "Kwaliteit en Bewaring aardappelen" nr. 2 Bemestingskriteria zaaiuien worden nader bezien KTIE ZUIDWEST Bewaring ARDAPPELEN Het telen van een goede kwaliteit konsumptie-aardappelen, die voor de diverse bestemmingen geschikt zijn, is in de toekomst noodzake lijk. Belangrijke kwaliteitskenmerken zijn: een grove sortering, geen beschadigingen, een onderwatergewicht van minimaal 360 en een ge ringe hoeveelheid reducerende suikers. In dit artikel zal een aantal teeltmaatregelen behandeld worden die van invloed zijn op de kwa liteit. hogen het kaligehalte van de knollen waardoor de blauwgevoeligheid af neemt. Bouwplanbemesting verdient om deze reden sterk de voorkeur doch is nu in het voorjaar, i.v.m. opbrengstdepressie door chloorscha- de, niet meer mogelijk. Men zal zich moeten beperken tot gewasbe mesting, m.a.w. de hoeveelheid KO geven die volgens het be mestingsadvies voor het gewas aard appelen nodig is. Wanneer erg laat, tot zelfs kort voor het poten, nog kali gestrooid moet worden kan men kiezen of de kali te geven in de vorm van chloorhouden- de meststoffen of als patentkali. Uit gaande van een kaligetal van 18 be tekent dit een gift van 230 kg K,0. Recente proeven op de "Kandelaar" Stikstof Om een hoge opbrengst met een gro ve sortering te krijgen, moet het ge was een lange groeiperiode hebben. Dit wordt bevorderd door een ruime stikstofbemesting. Het bemestings advies voor stikstof in kg N per ha op basis van profielonderzoek is: 285 kg minus 11 x bodemvoorraad N. Als de bodemvoorraad niet be kend is, kan ongeveer 250 kg N per ha worden aangehouden. Te hoge stikstofgiften geven echter gewassen die te lang groen blijven, vooral op zware gronden. Het ge volg hiervan is, dat het aanvangsni veau aan reducerende suikers vaak te hoog is. Houd u dus aan het advies! De invloed van de bemesting op de kwaliteit van de aardappelen is heel dui delijk. Moet alle stikstof in één keer gege ven worden of is het beter een deling toe te passen? Hierbij moet rekening gehouden worden met zware grond of lichte grond en met het tijdstip van kunstmeststrooien. Op zware gronden verdient het aan beveling drie a vier weken voor het poten alle stikstof in één keer te ge ven. Wanneer pas kort voor het po ten stikstof gestrooid kan worden, verdient het de voorkeur, i.v.m. groeiremming, 2/3 deel bij het poten en het resterende deel kort na het frezen te geven. Dit voorjaar lijkt deze situatie aanwezig. Op lichte gronden verdient deling aanbeveling, waarbij 2/3 deel gerui me tijd voor het poten en 1/3 deel na de knolzetting gegeven wordt. Wordt pas kort voor het poten de eerste gift gegeven dan is het gewenst slechts 120 kg N per ha te geven en het overige deel te verdelen in twee giften n.l. kort na het frezen en na de knolzetting. Fosfaat Van de akkerbouwgewassen reageert het gewas konsumptieaardappelen zeer sterk op een lage fosfaat toestand en een fosfaatgift. Proeven gaven bij lage Pw-getallen op brengstdepressies van 5 tot zelfs 8% te zien. Vandaar dat een ruime fos faatbemesting, vooral bij lage Pw- getallen, noodzakelijk is. Fosfaat bevordert de wortelontwikkeling en daardoor een snelle groei, waardoor reeds vroeg een volledige grondbe- dekking bereikt wordt. Dit bevor dert de lengte van de groeiperiode en de opbrengst. Bij een Pw-getal van 25 bedraagt de ekonomische optima le gift 140 kg P,05 per ha. Fosfaat dient geruime tijd voor het poten gestrooid te worden en moet in ieder geval worden ingewerkt. Kali Hoge kaligehalten en kaligiften ver- 10 en in "Lelystad" gaven op Bintje bij aanwending van 400 kg K-60 per ha vlak voor het poten geen opbrengst depressie. Bij 800 kg K-60 per ha trad er een opbrengstdepressie op van 2 ton per ha. Gezien de geringe kans op opbrengstdepressie en de hoge extra kosten bij gebruik van patentkali lijkt het zeker verant woord tot vlak voor het poten chloorhoudende meststoffen te ge bruiken. Hierbij dient men echter maximaal 400 kg K-60 per ha aan te houden. Wanneer tevens nog stikstof gegeven wordt bij het poten dient als maximum hoeveelheid 150 kg N per ha gegeven te worden. Dit om groeiremming te voorkomen. Voorbehandeling pootgoed Voor het verkrijgen van een grove sortering konsumptie-aardappelen is o.a. een lange groeiperiode noodza kelijk. Door wel of niet voor kiemen van het pootgoed kan de teler hierop invloed uitoefenen. Fysiologisch oud pootgoed, d.w.z. pootgoed met afgeharde kiemen van 1 a 2 cm geven een vlotte regelmatige opkomst, een matige loofontwikke- ling, een vroege knolzetting en al vroeg een goede opbrengst doch rij pen ook vroeger af. Pootgoed daar entegen dat nauwelijks gekiemd is heeft een tragere opkomst, een ster ke loofontwikkeling en een latere knolzetting. Een dergelijk gewas geeft meestal minder stengels en blijft langer groen. Wanneer op tijd gepoot kan worden en als het gewas kan uitgroeien geeft dit veelal een hogere opbrengst en een betere sor tering. Proeven bevestigden het bo venstaande. Fysiologisch jong poot goed verdient dus de voorkeur. Dit is te bereiken door 2 weken voor het poten het pootgoed uit de me chanische koeling te halen en daarna op natuurlijke wijze, zoals op wa gens buiten, op temperatuur laten komen, waardoor de kiemen losko men. Poten zodra de poters witte puntjes vertonen is ideaal. Direkt uit de mechanische koeling poten is ris kant, daar dit kans geeft op "onder zeeërvorming" vooral bij vroeg po ten en koud weer daarna. Pootafstand en potermaat De vraag van de verwerkende in dustrie naar aardappelen boven 50 mm is sterk toegenomen. De knol grootte varieert echter van jaar tot jaar en ook van perceel tot perceel en is sterk afhankelijk van het op brengstniveau en het aantal knollen per m2. Verder hebben o.a. de grondsoort, de frequentie van de aardappelteelt, de bemesting en de pootafstand invloed op opbrengst en sortering. Zware grond geeft nl. vooral bij droogte rond de knolaanleg minder knollen en een grovere sortering dan lichte grond. Ook is gebleken dat op zware grond de potermaat 28/35 bij gelijk aantal stengels per m2 door gaans een grovere sortering geeft dan de potermaat 35/45, maar dit gaat meestal iets ten koste van de op brengst. Op zware grond, vooral bij wat min der goede struktuur, geeft de poter maat 28/35 een trage beginontwik- keling, een verlating van de knolzet ting en de oogst en veelal een lagere opbrengst. Om deze redenen ver dient de potermaat 35/45 daar dui- Tabel 1: Advies pootafstand in de rij in centimeters voor Bintje konsumptie- aardappelen poter maat in mm - lichtere gronden tot 35% afslibb. zwaardere gronden meer dan 35% afslibb. 28/35 35/45 45/50, 45/55, 50/55 30-35 38/43 45-50 35-40 40-45 Toelichting bij de tabel Naarmate de grond binnen de twee genoemde zwaarteklassen lichter is, kan de ruimere pootafstand worden aangehouden, terwijl in het zwaardere tra- jekt binnen de klasse de nauwere afstand geldt. Opgemerkt dient echter te worden dat dit algemene richtlijnen zijn en dat elke teler op grond van de verkregen opbrengst en sortering in vorige jaren zijn pootafstand zal moeten bepalen. Wanneer het percentage meer dan 50 mm te laag blijkt te zijn, dan verdient het zeker overweging de pootafstand bij te stellen. Samenvatting Met een gerichte teelt is het mogelijk de sortering te beïnvloeden. Met een juiste bemesting, een goede voorbehandeling van het pootgoed waardoor zo snel mogelijk en zo lang mogelijk een goede grondbedekking verkregen wordt is een hoge totaalopbrengst te bereiken. Door de juiste keuze van de plantafstand en het aantal knollen per m2 is het mogelijk een grove sortering te krijgen. delijk de voorkeur. Daarnaast blijkt dat een ruimere pootafstand gunstig is voor de sortering, doch een lagere totaalopbrengst kan betekenen. Voor het bepalen van de optimale pootafstand en de meest geschikte potermaat op de diverse grondsoor ten is veel onderzoek verricht. Op basis van de vele proeven kunnen wij thans de pootafstanden en poterma- ten adviseren voor het verkrijgen van een hoge opbrengst en een goede sortering, zoals die vermeld staan in tabel 1. Th.P. Hiel CAT's Zuidwest Nederland De aanwezigheid van teveel onkruid in granen werkt niet alleen negatief op de kg. opbrengst, de oogst en kwaliteit, maar heeft ook nadelige gevolgen in de nateelt. Vrijwel alle onkruidsoorten kunnen in een graan gewas; toch zeker in tarwe, bestreden worden. Bij de keus van het middel dient te worden gelet op de soort on kruiden en hun ontwikkelingsstadi um, het graangewas zelf en de teelt van een ondervrucht. Raadpleeg hier voor o.a. de onkruidgevoeligheidsta- bellen in Actualiteiten 36 "Kennen en Kiezen". Duist en windhalm De onkruiden worden het best bestre den als ze niet te groot zijn. Bespui tingen moeten in wintergranen wor den uitgevoerd zodra het gewas de groei heeft hervat en in zomergranen in het 3-5-bladstadium. Inzaai van een ondervrucht is niet mogelijk. De voor dit doel te gebruiken bodemher biciden werken tevens tegen een aan tal 1-jarige breedbladige onkruid soorten. Wat dan nog overblijft kan in een later stadium met een passende groeistof worden bestreden. De vol gende middelen zijn beschikbaar: Chloortoluron (Dicuran e.a.) en me- toxuron (Dosanex); Alleen in de tar- werassen Donjon, Granada, Okapi, Saiga, Tombola, Ralle, Kaspar, Bastion, Adonis en Melchior. Niet in zomergerst gebruiken. Isoproturon (Arelon e.a.) Kleefkruid, ereprijs en akkerviooltje zijn weinig gevoelig; Isoproturon/dinoterb (Tolkan S). Bij vroege toepassing wordt het meeste klein onkruid goed gedood; Isopro- turon/mecoprop (Arelon Kombi). Kleefkruid en muur zijd gevoelig; Isoproturon/dichloorprop/bentazon (Graminon Plus) Goed op kamille, muur, kleefkruid, ereprijs en veel- knopigen; Isoproturon/dichloor- prop/bifenox (Foktar DP); Bestrijd tevens de meeste kleine breedbladige onkruiden; Isoproturon/fluroxypyr (Tentron 45 WP); bestrijdt ook kleef kruid; methabenzthiazuron (Tribunil e.a.). Niet in zomergerst spuiten. Opm. Arminda, Citadel en Granta zijn wat gevoelig voor isoproturon- bevattende middelen. Dicuran en Do sanex kunnen in zomertarwe ook di rect na het zaaien worden gespoten. Bestrijding van alleen breedbladige onkruiden Voor een keuze uit de vele beschikba re middelen wordt gemaakt, dient men te weten welke soorten onkrui den moeten worden bestreden. De middelen kunnen worden ingedeeld in 4 groepen: Kontaktherbiciden of mengsels ervan (1); Kontaktherbici den groeistoffen (4); Groeistoffen (3); Mengsels van groeistoffen (4). ad 1: Wanneer het onkruid nog klein is, het land berijdbaar en de weers omstandigheden gunstig, kunnen goede resultaten worden bereikt. Toegelaten zijn: DNOC, Herbogil vl., Basagran e.a., Faneron 500 FW, Actril 240, Certrol-20, Starane, Sta- rane Basagran en Forlene 60 WP. Kamille is goed te bestrijden met Ba sagran en Faneron. Starane is een goede kleefkruid bestrijder, ad 2: Het tijdstip van bestrijding met middelen uit deze groep ligt door gaans wat later. Tot deze groep beho ren: DM 68, Basagran P, Verigal, Foxtril DP, Actril M en Certrol Combin SF. Door de component groeistof worden ze gericht gebruikt tegen bepaalde onkruiden als kleef kruid, muur, veelknopigen enz. ad 3: Groeistoffen worden op een la ter tijdstip gespoten tegen onkruiden als kleefkruid, distels, muur of b.v. klein hoefblad. MCPA bestrijdt goed de akkerdistel en de gewone en ruwe melkdistel. Mecoprop werkt goed te gen kleefkruid en muur. 2,4-D tegen klein hoefblad en akkermelkdistel. Dicamba komt als enkelvoudig pro- dukt niet voor. Het is goed werk zaam tegen de veelkopigen. ad 4: Mengsels van groeistoffen kun nen meerdere en al reeds grotere on kruiden bestrijden. De meeste combi naties moeten worden gespoten bij een lengte van het graangewas van 12-20 cm. MCPA nog later. Enkele beschikbare middelen zijn: MCPA/mecoprop; benazo- lin/MCPA; dichloor- prop/MCPA/mecoprop; benazo- lin/dicamba/MCPA; dicam- ba/MCPA/mecoprop; dicamba/me- caprop; benazolin/2,4-D/dicam- ba/MCPA. 2,4-D en 2,4 D bevatten de middelen beter niet in zomergerst gebruiken. Klaver en luzerne verdragen geen middelen waarin groeistoffen voor komen. Raaigrassen voor groenbe- mester ingezaaid of graszaad onder- gezaaid als volggewas doen dit wel. Het zal vaak niet mogelijk zijn om in het voorjaar al het aanwezige on kruid in één keer goed te bestrijden. Door een goed spuitbeleid en kennis van de aanwezige onkruiden moet het mogelijk zijn op kosten te besparen. Namens de Consulentschappen voor de Akkerbouw en de Tuinbouw in het zuidwestelijk kleigebied, C.J. Go vers. Er is een reële kans dat de stikstof- bemestingsadviezen voor zaaiuien dit jaar gewijzigd zullen worden. Er zal hiervoor in de loop van dit jaar overleg plaatsvinden tussen de be treffende instanties. De huidige stikstofbemestingsadvie- zen zijn nog vooral gebaseerd op een zo hoog mogelijke opbrengst, terwijl de kwaliteitsaspekten recent een steeds grotere rol zijn gaan spelen. Dat blijkt ook uit de rassenkeuze, zo vernamen wij van de heer E.J. Steenge, direkteur van de SNUiF. Daarin valt een steeds grotere waar dering te lezen voor onder meer de vroegrijpheid en huidvastheid, ten koste van de waardering voor de produktiviteit. In de huidige formu le wordt per ha nog 180 kg min de bodemvoorraad in februari-maart in de grondlaag 0-60 cm geadviseerd. Daarbij wordt nu wel het advies ge daan om bij een zeer lage bodem voorraad stikstof slechts maksimaal 140 kg stikstof per ha toe te dienen. Als de komende jaren de rassenkeu ze §truktureel vooral bepaald gaat worden door hogere kwaliteitseisen, dan is het heel goed mogelijk dat de bemestingsadviezen hierbij aange past gaan worden, aldus de heer Steenge. Vrijdag 8 april 1988 88$1 Ihqc 8 gubtii/

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 10