Zeeuwse Melkschapen
Veertig jaren geregistreerde fokkerij
De vroegere
melkschapenhouderij
Bestemming van de melk
Registratie
Vereniging tot
Verbetering van het
Schapenras
Vereniging "Het Zeeuws
Melkschaap"
Anno 1988 is het 40 jaren geleden
dat in Zeeland begonnen is met fok
kerij van melkschapen in stamboek-
verband. De geregistreerde fokkerij
van dit ras heeft in deze periode een
wispelturig verloop gehad. Het
voortbestaan van dit ras heeft een
periode gekend waarbij het, figuur
lijk gesproken, aan een zijden
draadje heeft gehangen. In de
jongste tijd is er voor deze schapen
weer belangstelling gekomen en is de
omvang van het aantal dieren weer
van betekenis geworden. Bovendien
is door deze verbreding het voortbe
staan van het ras veilig gesteld. Dit
zeer oude schapenras op Zeeuwse
bodem verdient, gezien de traditie,
een grotere bekendheid. In deze tijd
van nostalgie (heimwee naar vroe
ger) zouden de Zeeuwen dit eeuwen
oude ras als een waardevol erfgoed
moeten waarderen.
Sinds onheuglijke tijden worden er
in Zeeland schapen gehouden met de
melk als produktiedoel. Dit Zeeuwse
melkschapenras werd tot voor enke
le decennia nagenoeg uitsluitend op
Walcheren gehouden. Tot een 30
jaar geleden was er in West Zeeuws-
Vlaanderen een klein aantal van dit
ras aanwezig. Het melktype komt bij
dit ras in de specifieke uiterlijke ken
merken tot uitdrukking. Het is een
groot schaap, is wat hoogbenig en
platribbig. De neus en hoefjes zijn
blank. De staart is onbewold en met
fijn haar bezet.
Het is een melkrijk en vruchtbaar
schaap. De jaarlijkse produktie per
ooi bedraagt 400 a 800 kg melk met
een gemiddeld vetgehalte van onge
veer 6°7o en een gemiddeld eiwitge
halte van 5 a 6%. Per 100 worpen
van volwassen ooien worden onge
veer 250 lammeren geboren. Bij de
eenjarigen is dit circa 200.
Melkschapen werden vroeger uitslui
tend in kleine aantallen gehouden.
Het aantal per bedrijf varieerde van
1 tot 4 stuks. Tot omstreeks 40 jaar
geleden hielden de meeste Walcherse
agrariërs enkele melkschapen. Ze
werden vanouds dichtbij de boerde
rij geweid op een klein perceel of ge
tuierd (gebonden aan een lijn). Op
bedrijven met melkvee liepen ze
doorgaans niet tussen de koeien op
grote percelen vanwege de nodige
hogere kosten voor een sluitende af
rastering voor schapen. Het dicht bij
huis houden was ook gemakkelijker
in verband met het melken van deze
dieren.
Het spenen van de lammeren vond
omstreeks eind april of begin mei
plaats. De lammeren die dan een
leeftijd hadden van 6 a 8 weken wer
den verkocht, behoudens één of en
kele lammeren die nodig waren voor
het instandhouden van het gewenste
aantal. Een ooilam werd alleen
doorgehouden als vervanging van
een oudere ooi nodig was. Zolang de
melkproduktie op peil bleef werden
de schapen aangehouden, soms wel
tot een leeftijd van 10 jaar. Er was
dus een geringe generatiewisseling.
In een dekram werd voorzien door
aankoop of door ruil van een ram-
lam. Men had voor een bewuste se-
lektie in de fokkerij op uniforme ex
terieur kenmerken geen al te grote
aandacht. De jonge ram werd als re
gel na het dekseizoen verkocht voor
de slacht. Het overhouden van een
ram had praktische bezwaren. Im
mers de ram bij de ooien laten lopen
is in de melkperiode lastig en het
apart houden door tuieren vraagt ex
tra werk.
Na het spenen van de lammeren wer
den de ooien als regel tweemaal
daags gemolken tot eind september;
nadien soms tot november eenmaal
daags en dan des morgens. De ge
wonnen melk diende hoofdzakelijk
voor gezinsgebruik in de vorm van
natte kaas. Dit is de gestremde melk
Vrijdag 1 april 1988
waarbij de wrongel niet wordt ge
perst. Deze kaas wordt vanouds als
volledig broodbeleg gebruikt (boter
en kaas ineen). Met peper en zout is
het een gewaardeerd voedsel. Het is
bovendien licht verteerbaar. Kaas
die men over had werd verkocht aan
partikulieren. Ook werd wel kaas ge
droogd. Hierbij werd zoveel moge
lijk vocht (de wei) uit de kaas ge
drukt. Het drogen gebeurde op na
tuurlijke wijze door de bol of brok
buiten in de wind uit de zon en afge
schermd tegen vliegen op te hangen.
tal na een jaar flink was uitgebreid,
na taxatie toegewezen aan belang
stellenden. Om het voortbestaan van
dit ras veilig le stellen en het verbete
ren van het produktiedoel te bevor
deren is in 1948 een afdeling voor
stamboekregistratie voor melkscha
pen bij de eerder genoemde Vereni
ging ter Verbetering van het Scha
penras in Zeeland ingesteld. In de
beginjaren van de registratie was er
wel bereidheid om lid van deze afde
ling te worden. De deelname aan de
registratie was evenwel niet overwel-
Het aantal fok ooien van het Zeeuwse melkschapenras bedraagt momenteel
ruim 1000 stuks.
Naar gegevens van C. Zwagerman,
de toenmalige Rijkszuivel- en Vee-
teeltkonsulent voor Zeeland, waren
er in mei 1940 op Walcheren 1039
fokooien en 1959 lammeren van het
melkschapenras. In West Zeeuws-
Vlaanderen was er toen ook nog een
klein aantal van dit ras. In dat jaar
omvatte de totale Zeeuwse scha
penstapel 24000 dieren. Van dit to
taal waren er dus 10% melkschapen.
In de jaren 1940 tot 1944 is het aan
tal melkschapen toegenomen. De
digend. In 1949 telde de afdeling 68
leden en er werden in dat jaar 34
lammeren geregistreerd. Wat leden
betreft is dit het grootst gekende
aantal geweest. In 1951 zijn er 56
lammeren opgenomen. In de loop
van de vijftiger jaren liep de belang
stelling voor het melken van schapen
sterk terug. Dit ging gepaard met
een daling van het aantal melkscha
pen alsmede van het aantal gere
gistreerde dieren. In deze periode
was het aantal leden met deelname
aan inschrijving procentueel niet
De Zeeuwen zouden dit eeuwenoude ras als een waardevol erfgoed moeten
waarderen.
groei in deze jaren is begrijpelijk
daar de schapemelk buiten de bepa
lingen van de voedseldistributie viel.
Na de inundatie van Walcheren, in
het najaar van 1944, dreigden de
Zeeuwse melkschapen te verdwij
nen. Vele dieren moesten worden
geslacht en een aantal andere werd
her en der verspreid. Dit laatste zou
tot gevolg hebben gehad dat in de
meeste gevallen geen melkschapen-
ram beschikbaar zou zijn. Onder lei
ding van de heer Zwagerman werden
met de medewerking van de Rijks
dienst voor Landbouwherstel in
1945 in totaal 66 ooien en 20 ram-
lammeren voor rekening van deze
dienst aangekocht. Deze dieren werd-
den een jaar door de Koninklijke
Maatschap "De Wilhelminapolder"
gehouden. In 1946 werden de toen
aanwezige dieren, waarvan het aan-
Een doelbewust streven tot kwa
liteitsverbetering van de scha
penstapel kwam tot uiting in de
oprichting op 28 april 1920 van
de Vereniging tot Verbetering
van het Schapenras in Zeeland.
Bij de oprichting werd inschrij
ving in het Stamboek open
gesteld voor de volgende rassen:
Zeeuwse kuddeschapen - Vlaam
se schapen - Lincoln schapen -
Zeeuwse melkschapen.
Schapen van het Texelse ras kwa
men toen in Zeeland nog niet
voor. Inschrijvingen vonden
plaats van Zeeuwse kuddescha
pen en schapen van het Lincoln-
ras. De genoemde Vlaamse scha
pen waren verdwenen. Voor
deelname aan het Stamboek was
als eis gesteld dat op het bedrijf
tenminste 10 fokooien aanwezig
moesten zijn. De houders van
melkschapen hielden maar 1 a 4
schapen zodat deelname eraan
uitgesloten was.
De toen gestelde limiet voor deel
name aan dit Stamboek is gere
kend naar die tijd begrijpelijk.
De oprichters van het Stamboek
waren akkerbouwers die daarne
vens elk een schaapskudde van
enkele honderden dieren hielden.
Er waren meer dan 10 keer zoveel
houders van melkschapen als
kuddehouders. Bij de melkscha-
penhouders is toen ook geen be
langstelling geweest; ze hadden
zelf ook een Stamboek voor het
Melkschapenras kunnen formeren.
Het doel om uit de Zeeuwse kud
deschapen een ras te selekteren
met een gunstiger rendement is
evenwel niet verwezenlijkt. We
gens het verdwijnen van de be
langstelling voor keuringen en re
gistratie vond het inschrijven van
Zeeuwse kuddeschapen in 1934
een einde. De geregistreerde fok
kerij van het Lincolnras was om
dezelfde redenen reeds in 1933
beëindigd. Het aantal leden, al
len kuddehouders, was klein ge
bleven. In het jaar met de groot
ste deelname vond registratie
plaats bij 10 leden met Zeeuwse
kuddeschapen en bij 4 leden met
Lincolnschapen. De Vereniging
bleef evenwel voortbestaan. In
1927 waren er namelijk leden ge
komen met schapen van het
Texelse ras; in dat jaar 3 leden.
In de belangstelling voor dit ras
was wel groei. In 1938 waren er
reeds 31 leden voor het Texelse
ras. Vanaf 1934 was de Vereni
ging in feite een Stamboek ge
worden voor Texelse schapen.
De limiet van 10 fokooien was
vervallen. In 1955 waren er 100
leden en in 1965 werd het aantal
van 200 overschreden. In 1970
waren dit er 220. Hierna liep het
aantal leden terug.
In 1948 is er bij de Vereniging ter
Verbetering van het Schapenras
een afdeling van Zeeuwse Melk
schapen ingesteld. Het verloop
en ontwikkeling van dit ras
wordt hiernavolgend beschreven.
In 1979 ging de Vereniging ter
Verbetering van het Schapenras
in Zeeland in fusie met andere
provinciale Schapenstamboeken
tot het landelijke Nederlandse
Texelse Schapenstamboek
(N.T.S.). Hoewel de registratie
in Stamboekverband van Zeeuw
se Melkschapen voortgang vond
was er voor dit ras een bestuurlij
ke leemte ontstaan. Hierdoor
ontstond de behoefte om te ko
men tot een zelfstandige vereni
ging. Dit leidde tot het initiatief
van melkschapenhouders tot de
oprichting van de Vereniging
"Het Zeeuws Melkschaap" op
14 december 1984.
Ing. J.H. Lantinga
groot en bovendien liep het ledental
nogal terug. Melkschapen waren in
die tijdsperiode niet populair. In
1957 was een dieptepunt wat betreft
de registratie. Er werden in dat jaar
slechts 2 lammeren geregistreerd
hoewel er wel 21 leden waren. De
melkschapenlammeren deden in de
vijftiger jaren in verhouding een ma
tige prijs. Er was namelijk geen
vraag naar fokdieren en voor de
handel waren deze lammeren, waar
van er maar zeer weinig waren, in
courant. In de jaren rond 1960 wa
ren er hooguit nog 100 volwassen
Zeeuwse melkschapen. Dit aantal
betrof zowel de stamboekschapen
als de niet geregistreerde ooien.
Langzamerhand kwam er nadien
meer belangstelling en ontstond er
vraag naar lammeren. Vooral na
1970 kwam dit tot uiting. Door de
vraag naar lammeren voor de fokke
rij ontwikkelde de prijsvorming
voor deze dieren zich in gunstige zin
mede waardoor het houden van dit
ras lukratiever werd. Een stimulans
was vooral de export van lammeren
naar Frankrijk in 1968. Dit was voor
het eerst dat geregistreerde Zeeuwse
melkschapen werden geëxporteerd.
In latere jaren zijn er meerdere keren
schapen en lammeren van dit ras uit
gevoerd. In 1970 werd wat de regi
stratie betreft weer het niveau van
1951 bereikt. In dat jaar werden na
melijk 56 lammeren ingeschreven.
Er waren toen 12 leden. In de perio
de tussen 1957 en 1984 varieerde het
ledental van 10 tot 20. In 1979 wer
den voor het eerst in één jaar meer
dan 100 lammeren geregistreerd, na
melijk 130. Dit aantal groeide in vol
gende jaren tot 165 in 1983.
De laatste tijd zijn in toenemende
mate doelmatiger middelen voor
weideafrastering voor schapen be
schikbaar gekomen. Dit geeft meer
mogelijkheden voor het makkelijker
houden van schapen. De toegeno
men belangstelling voor melkscha
pen in de laatste jaren is voor een
deel ook gekomen van niet-beroeps
agrariërs. Ook is er veel meer sprei
ding van de melkschapenhouders
over de provincie Zeeland en zelfs
daarbuiten gekomen. Het doel van
het houden van melkschapen was tot
voor kort hoofdzakelijk voor de
melk. Sinds enkele jaren zijn er ook
houders van melkschapen die niet
melken maar de lammeren ongeveer
vier maanden laten zogen. Ook is
het gemiddelde aantal melkschapen
per bedrijf groter geworden. Vroe
ger yaren dit er 1 a 4; thans zijn er
bedrijven met enkele tientallen fo
kooien. Vroeger was er de algemene
opvatting dat melkschapen niet ge
dijen als ze in grote koppels worden
gehouden. De ervaring heeft inmid
dels doen blijken dat deze eerdere
veronderstelling niet juist is.
De Vereniging "Het Zeeuws Melk
schaap" is zoals gemeld in 1984 op
gericht. Hiermede werd het Stam
boek zelfstandig. Bij de oprichting
konden reeds 30 leden worden inge
schreven. Hiervan woonden er 11 op
Walcheren en 12 elders in Zeeland;
voorts 7 buiten de provincie. Hieruit
blijkt dat in de laatste jaren de melk
schapen meer. verspreid voorkomen.
Een aktief gevoerd beleid gaf een
verdere uitbouw. Per 1 januari 1988
waren er totaal 54 leden. Hiervan
wonen er 34 in Zeeland, waaronder
19 op Walcheren, en 20 buiten Zee
land. In 1986 werden er 245 lamme
ren ingeschreven en in 1987 waren
dit er 302.
Het aantal fokooien van het Zeeuws
Melkschapenras omvat thans ruim
1000 stuks. Hiervan zijn rond 500
stuks ingeschreven in het Stamboek
van de Vereniging. Van de huidige
54 leden zijn er 25 die de schapen
melken en kaas maken. Op vier van
deze bedrijven worden de ooien ma
chinaal gemolken. Tot voor enkele
jaren werd alleen de zogenaamde
natte (niet geperste) kaas gemaakt.
Tegenwoordig wordt er naast de nat
te 90k op 6 bedrijven lang houdbare
geperste harde kaas gemaakt.
Melkproduktiekontrole bij schapen
vond vanaf de vijftiger jaren meer
dere malen bij een aantal dieren
plaats. Thans is dit opgezet als een
voortgaande vaste grondslag voor de
selektie op de melkproduktie en het
vet- en eiwitgehalte. In 1987 namen
7 bedrijven met 48 ooien deel aan de
officiële kontrole uitgevoerd door
het Zeeuws Rundvee Syndicaat.
Het aktieve beleid van de jonge vere
niging verkreeg .als resultaat een
groei van het aantal leden en een be
langrijke toename van het aantal
melkschapen. Het gewenste voortbe
staan van het ras is hierdoor veilig
gesteld. Het beoogde doel van verde
re kwaliteitsverbetering en produk-
tieverhoging zal bij een nog omvang
rijker aantal leden vlugger en beter
tot stand kunnen worden gebracht.
Het adres van de sekretaris is: W.
Koster, Espenlaan 1, 4334 BX Mid
delburg, tel. 01180-25186.
Ing. J.H. Lantinga
23