De maand april op het Zuidwestelijk Veebedrijf Rundveehouderij Overgang van stal naar de weide Varkenshouderij Schapenhouderij Schapen met lammeren in de wei Bronstkontrole Uit onderzoek blijkt dat vlees veel vitamine D levert Pluimveehouderij Start in februari-maart met vliegenbestrijding! Een plotselinge wijziging van het rantsoen van de melkkoeien kan lei den tot maag- en darmstoornissen, wat weer een negatief gevolg op de produktie kan hebben. Een snelle overgang van het stalrantsoen naar vers gras moet dan ook voorkomen worden. Een goede methode is om de melkkoeien als ze de eerste week buiten lopen 's nachts op te stallen en nog de helft van het winterrantsoen bij te voeren. De krachtvoergift kan nog even hoog gehouden worden als in de stalpe- riode. De bijvoeding met ruwvoer kan dan in de tweede week van de weideperiode geleidelijk worden verminderd. Ook de krachtvoergift kan nu aangepast worden. De hoogte hiervan is afhankelijk van de melkproduktie en het grasaanbod. Een ander probleem waar we mee te maken kunnen krijgen bij de over gang van de stal naar de weide is kopziekte. Gelukkig zien we de laat ste jaren minder gevallen van kop ziekte, maar toch moeten we er at tent op blijven. Het treedt voorna melijk op bij oudere hoogproduktie- ve dieren, bij plotselinge tempera tuursverschillen en bij magnesium- arme gronden en/of te rijke kali- en stikstofbemesting. Op zandgronden kan de magnesium voorziening op peil gehouden (ge bracht) worden met Kieseriet of Magnesamonsalpeter (MAS). Op kleigrond heeft bemesting meestal geen zin. Hier is het beter om vlak voor het inscharen de weide te bestuiven met maximaal 30 kg ge brande magnesiet per ha. Houd om problemen te voorkomen rekening met de bemestingstoestand bij het kiezen van percelen om te beweiden. Onderhoud van de melkinstallatie Goed onderhoud van de melkmachi ne betaalt zichzelf terug. Als een ma chine niet goed werkt zal dit een ne gatieve invloed hebben op de melk produktie, de uiergezondheid en op de kwaliteit van de melk. Verant woordelijk voor het onderhoud is natuurlijk de veehouder zelf. Het dagelijkse en periodieke onderhoud kan veelal zelf gedaan worden. Het instruktieboekje van de installatie kan hierbij een goed hulpmiddel zijn. Niet alleen slijtage kan de wer king beinvloeden maar ook vervui ling van regulateurs en leidingen heeft een negatieve invloed. Omdat de werking van de installatie vaak heel geleidelijk achteruitgaat is dit moeilijk waar te nemen. Een re gelmatige kontrole of de machine goed werkt is dan ook onontbeer lijk. Door het afsluiten van een on- derhoudsabonnement met de leve rancier van uw installatie bent u er van verzekerd dat uw melkmachine minstens een maal per jaar goed wordt doorgemeten en gekontro- leerd. De kosten van zo'n onder- houdsabonnement zijn gering als u bedenkt wat voor schade een niet goed werkende installatie kan geven. Spreek tijdig af met uw loonwerker De meeste veehouders doen ieder jaar weer een beroep op hun loon werker. Om tot een goede samen werking te komen tussen veehouder en loonwerker is het maken van tij dige afspraken noodzakelijk. Wan neer de loonwerker al vroeg weet welke werkzaamheden hij op uw be drijf mag uitvoeren, kan hij er met zijn planning rekening meehouden. Daarom is het gewenst om nu al aan de loonwerker op te geven hoeveel hektares snijmais hij mag zaaien en hoeveel hektares gras u door hem denkt te laten inkuilen. Aanpassen van de kuilvoeropslag Een verharde opslagplaats voor kuil- voer is op een modern veebedrijf eigenlijk onmisbaar. De verliezen die op kunnen treden bij het op een onverhard terrein opslaan van ruw voer kunnen erg hoog oplopen. Bo vendien is het uithalen vaak een pro bleem, vooral als er lang een natte periode is zoals afgelopen winter. Als men gaat denken over het geme chaniseerd voeren kan men helemaal niet meer buiten een goed verharde opslagruimte. Het spreekt voor zich dat als u een verharde opslag bouwt deze goed aan moet sluiten bij de rest van de erfverharding. Welke manier van opslag (sleufsilo of kuilplaat) en hoe groot de opslag moet wezen is voor ieder bedrijf ver schillend. Als u er over denkt om binnenkort te gaan bouwen voor ruwvoeropslag is het nu tijd om in formatie in te winnen en plannen te gaan maken. Uw bedrijfsvoorlichter kan u hierbij behulpzaam zijn. Het moment dat de schapen met lammeren in de wei gebracht kunnen worden is afhankelijk van de weers gesteldheid en vooral van de be schikbare hoeveelheid gras. Wan neer er in april nog weinig gras staat en het nog veel nat en koud weer is, kunnen de schapen met hun lamme ren beter bij de stal met uitloop blij ven. Hiermee kan lammersterfte worden voorkomen. Als men de schapen te vroeg naar de wei doet -kan het gras zich minder goed ontwikkelen wat nadelig is voor de totale opbrengst van het grasland. Zodra de groei duidelijk op gang is kunnen de ooien met lam meren worden ingeschaard. Voorkom een besmetting met maag darmwormen In het algemeen wordt de ooien di- rekt na het aflammeren een behan deling tegen maagdarmwormen ge geven. Dit om de spring-rise te bestrijden. Het is zinnig om wanneer de ooien enkele weken daarna nog op stal geweest zijn om die nogmaals te behandelen voordat ze de wei in gaan. Hiermee kan men de infektie druk op het grasland beperken. Ten tweede is het belangrijk om de ooien lammeren op dat perceel te laten weiden waar in de winter geen schapen hebben geweid. Deze perce len zijn namelijk nogal besmet met maagdarmwormen, en zodra de lammeren beginnen met het grazen krijgen ze meteen een zware besmet ting te verwerken wat de groei niet ten goede komt. Coccidiose Coccidiose begint op steeds meer be drijven een probleem te worden. De ziekte treedt op bij lammeren vanaf een leeftijd van 1 maand tot 4 maand. De gevolgen hiervan zijn ernstige groeivertraging en sterfte. Wanneer de ziekte eenmaal op het bedrijf is gekonstateerd dan moet men er rekening meehouden dat dit probleem jaarlijks terugkeert. Het is Vrijdag 25 maart 1988 dan ook verstandig om preventief de lammeren krachtvoer met amproli- um te geven gedurende een periode van 3 weken. Het is wel belangrijk dat de lammeren vooraf gewend zijn aan het opnemen van krachtvoer. Graslandgebruikskalender Om te proberen de lammeren steeds Normaal vertonen opfokzeugen de eerste berigheid op een leeftijd van 6 a 7 maanden. Zeugen worden meestal berig tussen 8 en 10 dagen na het spenen. Op een goed lopend zeugenhouderijbedrijf zal het voor gaande voor 90% ook werkelijk ge beuren. Wel bestaat er een mogelijk heid dat de le worps zeugen wat la ter de bronstverschijnselen vertonen. Soms kan het voorkomen dat een aantal zeugen niet binnen 10 dagen na het spenen berig gezien wordt. Dit kan veroorzaakt worden door onvoldoende kontrole, zodat ze niet berig gezien worden of door minder gunstige bedrijfsomstandigheden zodat ze echt niet berig zijn of ze zijn al berig geweest. Wanneer bronstkontrole? Van nature laat de zeug de berigheid het best zien na het voeren. Voor een goede bronstkontrole is het dan ook van belang zowel 's-morgens als 's- avonds na het voeren te kontroleren op berigheid. De te dekken zeugen zijn eenvoudiger op te sporen, als de andere varkens rustig zijn. Probeer de zeug zoveel mogelijk in kontakt te brengen met de beer en let dan speciaal op het gedrag van de zeug. Een goede methode is de beer vóór de zeugen langs te laten lopen, zodat jong gras te geven, is een goede plan ning nodig. Een graslandgebruiks kalender kan hierbij een goed hulp middel zijn. Hiermee kan men voor af plannen welke percelen er voor beweiding bestemd zijn en welke percelen er gemaaid moeten worden en op welk tijdstip. Daarnaast kan men hem gebruiken voor registratie achteraf. Deze registratie is dan weer een steun voor het volgende seizoen. Ook kan men hierdoor een betere opzet van maagdarmwormbestrij- ding realiseren, doordat men weet op welke percelen oudere ooien heb ben geweid en wanneer. Afhankelijk van de weersgesteldheid kunnen de schapen met de lammeren in de wei gebracht worden als de grasgroei goed op gang is. Vlees bevat veel meer vitamine D dan tot nu toe bekend was. Dit blijkt uit recent onderzoek van het CIVO- TNO in Zeist en staat beschreven in Vlees in Voeding, een uitgave van het Voorlichtingsburo Vlees. De on derzoeksresultaten geven aan dat vlees een van de belangrijkste bron nen is van vitamine D. Het eerste verkennende onderzoek van verschillende varkens- en rund vleessoorten heeft aangetoond dat in vlees dezelfde vorm van vitamine D voorkomt, die ook in het menselijk de zeug de beer ziet, hoort en ruikt. Kontroleer 's-avonds met de beer of zeugen staan of nog juist niet staan, maar in de voorbronst zijn. 's- Morgens kontroleren, zonder beer, of de zeugen voor de persoon staan en deze dan dezelfde dag laten dek ken c.q. insemineren. Bij lange be righeid is het te overwegen om de zeugen te laten overdekken. Dit brengt wel extra kosten met zich mee. Omstandigheden Verbetering in het optreden van bronst moet op de eerste plaats ge zocht worden in het verbeteren van de bedrijfsomstandigheden. Een po sitieve invloed op het optreden van bronst hebben: goede staltempera- tuur (plm. 17° C.); voldoende licht; zeugen in een goede konditie; uit loop aan guste zeugen; breng de zeug in kontakt met de beer. Hormoonbehandeling Ondanks goede kontrole en bedrijfs omstandigheden kan het voorkomen dat zeugen niet op tijd in bronst ko men. Om het aantal ver Mesdagen te beperken, is er de mogelijkheid om die zeugen met hormonen te behan delen. Dit wordt bij voorkeur toege past op 8 a 10 dagen na het spenen. Van deze zeugen kunt u geen opfok zeugen aanhouden. Waak er wel voor dat deze methode geen be drijfssysteem wordt. lichaam aktief is. Tot nu toe is nooit naar deze zeer aktieve vorm van vi tamine D gekeken, omdat deze in andere voedingsmiddelen nauwelijks voorkomt. De bijdrage van vlees en vleeswaren aan de voorziening van dit voor de mens essentiële vitamine is daarvoor veel groter dan gedacht. Een dagelijkse portie vlees levert 25-75% van de dagelijkse behoefte. Vooral voor mensen die weinig bui ten in de zon komen is het noodza kelijk om vitamine D volledig uit de voeding op te nemen. De laatste jaren blijkt steeds duide lijker, dat men met de vliegenbestrij ding in de maanden februari-maart moet beginnen. Doordat men alge meen hogere staltemperaturen aan tracht te houden, kan de vlieg zich reeds vroeger gaan ontwikkelen. Hierdoor kampen veel legpluimvee- bedrijven, tijdens de zomermaanden met een ware vliegenplaag. De indruk bestaat, dat er de laatste jaren een toename is van deze vlie genplagen. De oorzaken zijn o.a. veranderde bedrijfsomstandighe den, bijvoorbeeld droge mestopslag in de stal en hogere staltemperatu ren; het niet goed funktioneren van droge mestsystemen (30-40% dr.stof); onvoldoende bekendheid van de pluimveehouder, hoe massale vliegenexplosies kunnen ontstaan en waardoor vaak te laat met de bestrij ding wordt begonnen: te weinig in zicht in een goede bestrijding van de vlieg, vooral in het voorjaar. Voorkomen: dit is de goedkoopste bestrijding! Vliegenplagen komen het meest voor in stallen met droge mestsystemen. Bij veel batterijsystemen is verse en halfdroge mest altijd voldoende aan wezig. De meeste legkippenbedrij- ven houden de laatste jaren een ho gere staltemperatuur aan. Er ont staat daardoor een situatie, waarbij de vliegen zich bijna het gehele jaar door kunnen blijven ontwikkelen. In snel broeiende mest kunnen vliegen-maden en poppen zich moei lijk ontwikkelen. Om te streven naar een snelle broei en droge mest, moe ten we letten op de voersamenstellin- gen. Verder geeft meel i.p.v. korrel meestal drogere mest. Darmstoor nissen bij legkippen kan diarree ver oorzaken, waardoor we natte mest krijgen. Zorg voor een goede luchtstroom over de mest. De mest droogt dan snel en vliegen hebben een hekel aan tocht. Vervang lek kende nippels en sluit 's-nachts via een magneetventiel de watertoevoer af. In stallen waar de mest regelma tig via mestbanden of -schuiven ver wijderd wordt zijn ook minder pro blemen met vliegen. Ondanks alle voorzorgen, zal het zo nu en dan toch niet lukken de vlie gen voldoende de baas te blijven. Er zit niets anders op dan het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen. Bestrijding met insekticiden Smeermiddelen Omdat vliegen zich in korte tijd kun nen ontwikkelen is het van belang dat u tijdig begint met de bestrij ding. Smeermiddelen zijn alleen werkzaam tegen de volwassen vlieg. Soms bevatten deze smeermiddelen lokstoffen of suiker. Smeermiddelen moeten aangebracht worden op plankjes die verspreid over de stal worden opgehangen of op de voor kant van de voergoot. Lees steeds de gebruiksaanwijzing goed. Na 3-4 weken dient de behandeling te wor den herhaald. Behandelen van stalwanden en plafond De vlieg in de stal kan worden bestreden door de wanden en pla fonds te bespuiten met insekticiden. Hierbij mogen de kippen niet wor den geraakt met de spuitstof. Eieren moeten uit de stal zijn verwijderd en de voergoten moeten worden afge dekt met plastic. Behandelen van de mest Tussen de kooibodems en mestban den of -platen worden door de vlie gen massaal eitjes afgezet. Als nu ondanks het gebruik van smeermid delen toch een toename van vliegen ontstaat, moet worden begonnen met 1 x per week bespuiten van de mest met een larve-dodend middel. Dergelijke middelen moet men met behulp van een rugspuit over de mest spuiten. Wissel de werkzame stoffen regelmatig af. Daarmee voorkomt u resistentie bij vliegen. Indien de vliegenpopulatie dan nog in ernstige mate toeneemt, ondanks de hier genoemde bespuitingen, dan kan een korter werkend middel wor den toegepast. Ing. Th. Bijzet en Ing. M. Westhuis, CR Tilburg Ing. G. Meeuwissen en J. Engelen, CVP Tilburg 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 9