Meststoffen Instituut start
praktijkonderzoek naar
emissiebeperking
Hoogleraar R. Rabbinge: Braks
maakt mestregels die niet werken
Voorjaar. Niet alleen het graan hervat z'n groei. Daar
ontwikkelen zich de breedbladige onkruiden, zoals
varkensgras, muur en kleefkruid. Deze breedbladigen
groeien ten koste van uw opbrengst en dat wilt u
toch niet?
Met het unieke kontaktmiddel Forlene pakt u deze
hele moeilijke breedbladigen; zelfs als ze al wat groter
zijn. En dat zijn ze na deze zachte winter.
Naast tarwe en gerst is Forlene toegelaten in gras
zaad en mais. Het middel werkt breed en is lang
inzetbaar.
Forlene is leverbaar in de gebruiksvriendelijke en
handige hectareverpakking van Wateroplosbaar Folie.
Ondanks
werkloosheid
niet meer
boerenzoons
naar land
en tuinbouw
Prof.dr.ir. R. Rabbinge, hoogle
raar theoretische produktie-
ecologie aan de landbouwuniver
siteit in Wageningen en lid van de
Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR) en
sinds enige weken lid van de
nieuwe kommissie perspektieven
agrarische sektor van het Land
bouwschap, heeft weinig waarde
ring voor de mestregels van
Braks. Hij spreekt over 'paniek
wetgeving'. Het verzet van de
boeren heeft de politiek, met
Braks voorop, over zichzelf afge
roepen, vindt hij.
'Jarenlang heeft de politiek on
voldoende beseft dat het onver
standig was door te gaan met het
stimuleren van de intensieve vee
houderij. Pas toen er nitraat in
het drinkwater werd gevonden en
duidelijk werd dat de intensieve
veehouderij een belangrijke bij
drage levert aan de verzuring van
het milieu kwam er een ken
tering'.
Onrust
Tegen deze achtergrond heeft
Rabbinge begrip voor de onrust
onder de boeren. 'De overheid is
door het stimuleringsbeleid in
feite medeverantwoordelijk voor
de ontstane situatie. Het is dan
wel heel erg gemakkelijk, eigen
lijk een beetje goedkoop van
Braks om tegen de boeren te zeg
gen: los het mestprobleem nu zelf
maar op. Dit is nog maar het be
gin van de mestwetgeving en als
hij nu al op zoveel weerstand
stuit, duidt dat erop, dat hij op
de verkeerde weg is. Je ziet in de
landbouw trouwens wel vaker
dat het verkeerde instrument
wordt gekozen. Met de huidige
aanpak werkt de overheid ook
mee aan normvervaging. Want
door regels op te stellen, die niet
werken, wordt de akseptatie van
het beleid zeker niet bevorderd'.
Sanering
De Wageningse hoogleraar is
voorstander van 'een warme sa
nering' in de intensieve veehou
derij in plaats van een koude sa
nering met allerlei kwalijke ne
venverschijnselen. 'Niet de indi
viduele boeren, maar de hele sek
tor zou erop moeten worden aan
gesproken en voor een oplossing
moeten zorgen.
Een strukturele aanpak, gedra
gen door de sektor zelf, moet
volgens Rabbinge ten minste
twee elementen bevatten: intensi
vering van de mestverwerking in
kombinatie met een spreidings-
R. Rabbinge
of een konsentratiebeleid. 'Bij
spreiding ga je terug naar de
grondgebonden-produktie, bij
konsentratie heb je het over ver
dere industrialisering van de bio-
industrie. Ik zeg niet op voor
hand dat de veestapel kleiner
moet. Het doel moet niet zijn een
kleinere veehouderij, maar een
gezonde veehouderij. Het is
denkbaar dat de huidige omvang
van het produktievolume kan
worden gehandhaafd, maar dat
is nu nog niet met zekerheid te
zeggen', aldus Rabbinge. De sa
nering zou volgens hem met be
hulp van de Landinrichtingswet
op gang kunnen worden ge
bracht, want daarvoor staat al
geld op de begroting. 'Je kunt
dat instrumentarium in pro
bleemgebieden aanwenden, maar
analogie van de stadsvernieuwing
in verpauperde wijken met be
hulp van volkshuisvestingsgeld'.
(uit: NRC)
Het Nederlands Meststoffen Insti
tuut haakt in op aktuele ontwikke
lingen met een nieuw onderzoeks- en
voorlichtingsprojekt, gericht op een
moderne, schone bedrijfsvoering,
die toch in financieel opzicht interes
sant blijft voor de boer, ook na het
jaar 2000.
Uitspoeling van nitraat, vervluchti
ging van ammoniak en andere emis
sies van plantenvoedende stoffen
naar het milieu moeten gereduceerd
worden. Het NMI heeft twee prak-
tijkbedrijven op zandgrond uitge
zocht. In de melkveehouderij is de
keus gevallen op het bedrijf van de
familie W.J. Kloosterboer te Laren
(Gld) dat al eerder, van 1970 tot
1976, als stikstofproefbedrijf fun
geerde. Op het akkerbouwbedrijf,
waarvoor overigens nog geen defini
tieve keus is gemaakt, gaat het prak
tijkonderzoek in september draaien.
Men gaat ondermeer kijken naar het
zo veel mogelijk 'groenhouden' van
de akkers in de wintermaanden. Op
de beide bedrijven zullen diverse
technische maatregelen worden ont
wikkeld en gedemonstreerd, waarbij
ook de regionale Konsulentschappen
nauw worden betrokken.
Handelsmerk - The Dow Chemical Company.
Lees voor het gebruik altijd het etiket.
Ligtermoet Chemie B.V., Postbus 1048
Ligtermoet
4700 BA Roosendaal, Tel. 01650-97200
Dit voorjaar zal op het bedrijf van
de familie Kloosterboer worden be
gonnen met een uitgebreide vastleg
ging van de uitgangssituatie in de
grond, het grondwater en op het be
drijf. Eerste maatregelen die aan de
orde komen zijn zomerstalvoede-
ring, minder eiwitrijk voer, injektie
van dunne mest, betere spreiding
van dierlijke mest over het groeisei
zoen en mestbewerking. Uit het on
derzoek moet blijken hoe de boer op
zijn bedrijf de meest kosten-
effektieve emissiebeperking kan rea
liseren.
De heersende werkloosheid heeft
een geringe invloed op de in
stroom van aspirant onderne
mers in de Nederlandse land- en
tuinbouw. Dat valt althans te
konkluderen uit het relatief klei
ne aantal boerenzoons dat onder
invloed van de werkloosheid een
niet-agrarische werkzaamheid of
opleiding verruilde voor een
agrarische. Wel blijkt het aantal
jongere boerenzoons met belang
stelling voor het ondernemer
schap in de land- of tuinbouw
aanmerkelijk groter te zijn dan
dat onder degenen boven de
twintig jaar. De toekomst zal
moeten leren in hoeverre die be
langstelling ook werkelijk tot een
grotere toetreding leidt. Te ver
wachten valt dat de ontwikkeling
van de arbeidsmarkt daarin een
belangrijke rol zal spelen. Dat
blijkt uit een studie van het
Landbouw-Ekonomisch In
stituut.
Bij elke twintig boerenzoons die
altijd al van plan waren om boer
te worden, voegt zich volgens het
onderzoek één die aanvankelijk
andere plannen had, maar later
als gevolg van de sombere situa
tie op de arbeidsmarkt voor het
(toekomstig) boer-zijn koos. De
direkte invloed van de werkloos
heid op de toetreding tot de land
en tuinbouw is dus beperkt, zo
menen de onderzoekers.
Van de boerenzoons was acht
procent werkloos. Dat is weinig
in vergelijking met het percenta
ge van negentien voor heel Ne
derland in dezelfde leeftijds
groep. Van de zoons die nog op
school zaten of in militaire
dienst, wilde 31% aan het werk
komen in de agrarische sektor.
Op grotere bedrijven lag dit per
centage hoger dan op kleinere.
Van de werkende zoons was 44%
werkzaam in de land- of
tuinbouw.
Het onderzoek van het LEI is ge
baseerd op een enquête waarbij
1513 bedrijven betrokken waren
en in totaal bijna drieduizend
boerenzoons. De boerendochters
zijn niet in het onderzoek betrok
ken omdat het nog steeds zeer
zelden voorkomt dat zij zich als
zelfstandig ondernemer vestigen
in de land- en tuinbouw.
"Werkloosheid en toetreding
tot de land- en tuinbouw".
Bestellen door overschrijving van
13,50 op postrekening 412235
van het LEI te Den Haag, onder
vermelding van "Publ. 2.183".
22
Vrijdag 25 maart 1988