Wachten tot bouwvoor voldoende droog is
'Structurele krisis
in vlas dreigt'
Nieuwe regels voor de
aardappelteelt in de jaren 90
V OOR JA A RSGRONDBE WERKING OP KLEIGROND IN 1988
Direkteur Belgische Vlasverbond:
BELANGRIJKE MEDEDELING VOOR ALLE AARDAPPELTELERS
De afgelopen winter plaatst ons wat
de voorjaarsgrondbewerking betreft
voor problemen. Na drie winters
met strenge vorst hebben we de afge
lopen winter geen vorst en veel regen
gehad. Dit is de struktuur van de
grond niet ten goede gekomen. De
zaai- en pootbedbereiding op klei
grond vraagt dit voorjaar daarom
speciale aandacht. Het vergt meer
geduld en sekuurder werken.
Momenteel is de toestand van de
grond ongunstig. Enkele percelen
zijn in de herfst onder moeilijke om
standigheden geploegd. De struk
tuur was slecht en de grondligging
na het ploegen liet te wensen over.
Daarnaast was het deze winter niet
mogelijk een egaliserende bewerking
over de vorst uit te voeren. Door de
overvloedige regenval en geen vorst
zit op veel percelen de bouwvoor erg
dicht. De grond zal daarom dit voor
jaar langer nat blijven en gevoeliger
zijn voor verdichting en versmering.
Niet te snel beginnen
Daar de grond moeilijk zal opdro
gen moet niet te snel begonnen wor
den met de voorjaarsgrondbewer-
king. Voor de zaai- en pootbedberei
ding zal de te bewerken bovengrond
voldoende opgedroogd moeten zijn.
Daarnaast is het belangrijk dat de
bouwvoor, dus niet alleen de te be
werken bovengrond, voldoende
droog is om met trekkers en werktui
gen te kunnen worden bereden. Dit
om insporing, ongelijke ligging van
het zaaibed en bouwvoorverdichting
te voorkomen. Voor verdere ver
dichting of versmering moet worden
gewaakt. Om een goed zaai- of poot-
bed te maken zult u dit voorjaar ge
duld moeten hebben.
In één werkgang
Omdat de grond direkt onder het
zaai- of pootbed moeilijk opdroogt
en gevoelig is voor verdichting zal
men moeten proberen om in één
werkgang het zaai- of pootbed te
realiseren. Veel sporen dit voorjaar
betekent meer verdichting en later
een grotere kans op een slechtere
doorlatenheid en piasvorming na
(nog meer) regen. Om een goed zaai-
of pootbed te krijgen, zal aan de
'In 1987 is ca. 65.000 ha vlas uitgezaaid in Europa. In 1988 zal het
areaal zeker toenemen tot 75.000 ha. Ik ben er bang voor dat er dan
een krisis ontstaat die niet konjunktureel is maar struktureel wordt'.
Deze voorspelling deed de direkteur van het ABV, het Algemeen Bel
gisch Vlasverbond, de heer Albert Daenekindt, vorige week vrijdag
11 maart tijdens de zeer drukbezochte vlasmiddag van de Zeeuws
Vlaamse Vlassersbond in 'De Warande' te St. Jansteen.
Om dit probleem op te lossen mag
volgens Daenekindt zeker niet ge
tornd worden aan de premie, 'an
ders roep je het onheil af over de in
dividuele vlasbedrijven'. Mocht
eventueel een kontingentering of
kwota-systeem overwogen worden,
dan zou dit in de eerste plaats moe
ten gelden voor Frankrijk, en niet
voor België en Nederland, aldus de
ABV-direkteur. In Frankrijk is de
uitbreiding in het vlasareaal de laat
ste jaren nl. veel sterker geweest.
Daenekindt voorziet bij een normale
groei een daling in de prijzen het ko
mende seizoen. Zijn boodschap -
vooral aan het adres van Frankrijk -
is dat als we als individuele vlasbe
drijven willen blijven bestaan, we
kost wat kost een vlasberg moeten
zien te vermijden.
Volgens Daenekindt is de EG-
maatregel om 40.000 ton korte ve
zels uit de markt te nemen drie
maand te laat gekomen. De maatre
gel heeft zijns inziens effekten op de
verkoop van lange vezels. 'Als een
koper weet dat 20 procent van de ve
zels (de korte vezels) veel minder op
brengt, gaat hij ook voor de overige
80 procent lange vezels minder
betalen'.
Kwaliteitsvlas
De voorzitter van het CILC (Inter
nationale federatie van vlas en hen
nep) de heer S. Cock is het princi
pieel oneens met de ABV-direkteur.
Volgens Cock mag er dit jaar gerust
een flinke uitzaai plaatsvinden, mits
de kwaliteit van het produkt maar
goed is. 'Zelfs bij een uitzaai van
70.000 ha zullen de afnemers bij een
kwalitatief goede groeite vechten om
de afname'. De heer Cock doelt dan
op de lange vezels, die normaal 2/3
van het geheel uitmaken. De CILC-
voorzitter gaf de telers mee dat zij er
voor moeten zorgen dat het produkt
daadwerkelijk aan de eindgebruikers
wordt verkocht. De promotie door
middel van het CILC is daarin van
groot belang, dit belang is alleen
moeilijk te meten. 'Van de
promotie-inspanningen gaat de he+ft
verloren, je weet alleen niet wat wel
en wat geen effekten heeft'. Cock
vindt dat de promotie onverminderd
Vrijdag 18 maart 1988
Braks ziet voorlopig weinig
in landbouwprodukten voor
industrie
Minister Braks van Landbouw
verwacht op korte termijn geen
substantiële groei van de afzet
van landbouwprodukten als
grondstof voor industriële doel
einden. De huidige olieprijs en de
dollarkoers zijn voor een groot
deel bepalend voor dit stand
punt. Hij zei dit in antwoord op
schriftelijke vragen van Eerste
Kamerleden als voorbereiding op
behandeling van de begroting
van Landbouw op 22 maart a.s.
diepte regeling, vlakligging en ver
kruimeling veel aandacht moeten
worden besteed.
Werktuigkeuze
Bij de getrokken werktuigen wordt
een regelmatig ondiepe bewerking
bereikt door een goede diepterege
ling. Goede resultaten worden ver
kregen door zowel aan de voor- en
achterzijde van het werktuig steun (-
diepte - rollen te plaatsen. Tevens
helpen deze rollen enigszins de bo
vengrond te verkruimelen. Bij een
ondiepe bewerking moet ook veel
aandacht worden besteed aan een
voldoende egaliserende werking.
Toepassing van verend opgehangen
egalisatie platen in het werktuig kun
nen hieraan bijdragen. Daarnaast
kunnen extra tanden bijdragen tot
een betere egalisatie. De gebruikte
tandvorm in het werktuig speelt ook
een rol. Rechte tanden, die lood
recht in de grond dringen verdienen
de voorkeur. Deze halen geen klui
ten (natte grond) naar boven en wer
ken minder versmerend in de natte
ondergrond.
Bij de aangedreven werktuigen, zo
als rotorkopeg en schudeg, zal op de
lichte kleigronden niet te intensief
gewerkt mogen worden. Dat houdt
in een lage tandsnelheid en een hoge
re rijsnelheid. Om voldoende vla
kligging in één werkgang te bereiken
kan echter niet te snel worden gere
den en zullen egalisatieplaten nood
zakelijk zijn. Op zwaardere gronden
zal ondiep gewerkt moeten worden
om geen valse ondergrond boven te
krijgen. Ook hier vraagt een ondiepe
bewerking een goed instelbare diep
teregeling.
Bandenkeus
Dit voorjaar zal door de bezakte lig
ging van de grond de insporing van
de trekker gering zijn. Toch vraagt
een goede wieluitrusting van de trek
ker aandacht. Bij de zaaibedberei-
ding verdienen banden met een zo
laag mogelijke bandenspanning,
liefst 1 bar of lager, de voorkeur.
Een andere mogelijkheid is het rij
den op dubbel-lucht op rijenafstand.
Ook dan heeft een zo laag mogelijke
bandenspanning de voorkeur. Beter
is het gebruik van kooiwielen, om zo
min mogelijk grond aan te drukken.
Eventuele sporen op zwaardere
gronden dienen wel goed opgevuld
te worden. Vier smallere sporen op
rij-afstand kunnen gemakkelijker
worden weggewerkt dan twee brede
sporen. Bij de pootbedbereiding
gaat de voorkeur uit naar smalle
banden op rijenafstand. Om later
niet op gereden sporen te poten zijn
er bij de pootbedbereiding twee mo
gelijkheden. Bij aanbouw achter de
trekker kan gebruik gemaakt wor
den van sporenmarkeurs, zodat aan
gegeven wordt waar de sporen lig
gen. In de volgende werkgang met
de pootmachine kan dan in de ge
markeerde sporen worden gereden.
Het kombineren van de grondbewer
king en het poten in één werkgang
voorkomt dat op de sporen wordt
gepoot.
J. van Kuijk
C AD-B AT Wageningen
i.s.m. regionale specialisten bedrijf-
suitrusting
Niet alleen de bovenlaag maar de gehele bouwvoor moet voldoende droog
zijn voordat de grond bewerkt mag worden. Geduld oefenen is voorlopig het
devies.
Tussen de overheid en het bedrijfsleven zijn afspraken gemaakt over
de toekomstige voorschriften met betrekking tot de bestrijding van
de aardappelmoeheid. Een aanpassing van de huidige regelgeving is
noodzakelijk om verder uitbreiding van de aardappelmoeheid tegen
te gaan. AM kan niet alleen de aardappelteelt bedreigen maar ook de
export (en daarmee de teelt) van voortkwekingsmateriaal zoals poot-
goed, bloembollen en boomkwekerijprodukten.
C.I.L.C.-voorzitter S. Cock
door moet gaan, of het nu goed of
slecht gaat in de sektor. De effekten
zijn pas op de langere termijn
zichtbaar.
Op dit-moment is men in Duitsland
zeer aktief op het gebied van onder
zoek naar de toepassingen van vlas.
Onder de benaming 'Deutsche
Flachsverband' is onlangs een Duit
se bond voor vlas opgericht. Cock
denkt dat er vooral op het gebied
van de scheikunde nog alternatieve
toepassingen voor vlas liggen. Ook
de heer Boerma gaf tijdens de
vlasmiddag te kennen dat het Duits
onderzoek tot meer toepassingen
van vlas kan gaan leiden. Volgens de
HPA-medewerker kunnen ook an
dere landen daarvan mee profiteren.
Omdat het een vrij ingewikkelde ma
terie betreft kunnen gemakkelijk
misverstanden over het toekomstige
AM-beleid ontstaan; vandaar deze
mededeling. Hieronder volgen kort
samengevat de belangrijkste wijzi
gingen die weliswaar pas in de twee
de helft van de 90-er jaren in zullen
gaan maar nu reeds invloed hebben
op de bedrijfsvoering, wil men een
en ander geleidelijk aanpassen.
A. Vruchtwisseling
Voor het gehele land zullen de vol
gende voorschriften gaan gelden:
- Aan 1 op 5 teelt en ruimer zijn
geen bepalingen verbonden;
- 1 op 4 teelt is toegestaan met ten
minste éénmaal per drie teelten een
resistent ras;
- 1 op 3 teelt is toegestaan met ten
minste éénmaal per twee teelten een
resistent ras (afwisselend vat
baar/resistent);
- 1 op 2 teelt is niet meer toegestaan,
met uitzondering van de vroegrooi-
regeling en het noordoostelijk zand
en dalgrondengebied.
Voor het noordoostelijk zand- en
dalgrondengebied zullen de volgen
de bepalingen gaan gelden: De 1 op
2 teelt is toegestaan indien tenminste
éénmaal per twee teelten een re
sistent ras wordt verbouwd. De 1 op
3 teelt is toegestaan indien éénmaal
per twee teelten een resistent ras
wordt verbouwd. Voor de 1 op 2 en
de 1 op 3 teelt dient onder een re
sistent ras een maximaal resistent ras
te worden verstaan. Als maximaal
resistent zijn op dit moment in de
Plantenziektenwet de volgende ras
sen aangemerkt: Activa, Atrela,
Darwina en Elles.
Deze vruchtwisselingsbepalingen
zullen met ingang van 1997 van
kracht worden behalve die voor de 1
op 4 teelt, welke in 1999 zullen
ingaan.
B. Grondontsmetting
- De verplichte preventieve gron
dontsmetting zal met ingang van het
teelt jaar 1997 niet langer zijn voor
geschreven. De grondontmetting
heeft na het teeltseizoen van 1996
geen betekenis meer voor het vrucht-
wisselingsschema en behoeft dan
ook nadien niet meer te worden
gemeld.
- De 1 op 2 (of 2 op 4) teelt én de 1
op 3 teelt in het noordoostelijk zand
en dalgrondengebied zal reeds met
ingang van het teeltjaar 1989 zijn
toegestaan zonder grondontsmet
ting. Dit betreft zowel de toepassing
van fumigantia in het najaar als van
granulaten in het voorjaar. Een en
ander betekent dat de droge ont
smetting komend voorjaar (1988)
nog verplicht zal zijn en dat gron-
dontsmettingen na het teeltseizen
van 1988 dan ook niet meer behoe
ven te worden gemeld.
Het voorgaande is niet van toepas
sing voor de teelt van NAK-
pootgoed. Voor deze teelt zal de
grondontsmetting tot en met teeltsei
zoen 1996 nog worden voorgeschre
ven en dienen te worden gemeld.
Voor de pootgoedteelt in het noor
doostelijk zand- en dalgrondenge
bied zullen, zowel voor als na de in
voering van de nieuwe regels in
1997, dezelfde regels gaan gelden
t.a.v. teeltintensiteit en resistente
rassen als voor de aardappelteelt in
de rest van het land.
Pas Uw bouwplan tijdig aan!
Wil de teler zijn teeltplan geleidelijk
aanpassen aan de nieuwe regelge
ving, dan zal op vrij korte termijn al
met de toekomstige voorschriften re
kening moeten worden gehouden.
Omdat de huidige regelgeving tot
1997 (voor de 1 op 4 teelt tot 1999)
van kracht blijft, kan men in princi
pe nog bijna tien jaar op de oude
voet verder telen.
Wil men echter in de 90-er jaren over
een evenwichtig bouwplan beschik
ken met diverse aardappelrassen dan
zal men met de rassenkeuze in de ko
mende jaren in moeten spelen op de
nieuwe vruchtwisselingsvoor-
schriften.
- Voor de 1 op 4 teler betekent dit
dat in 1991 al een deel van het areaal
met een resistent ras beteeld moet
gaan worden. In 1995 kan nog een
deel als zodanig worden ingezet zo
dat men in 1999 op schema zit. Blijft
de 1 op 4 teler namelijk tot en met
1998 vatbare rassen telen, dan zullen
in 1999 alleen maar resistente rassen
mogen worden verbouwd, wat een
onevenwichtig aardappelbouwplan
betekent.
- De 1 op 3 teler kan tot en met 1996
weliswaar vatbare rassen blijven te
len (met daaraan gekoppeld de ver
plichte preventieve grondontsmet
ting) maar men doet er verstandig
aan om reeds in 1994 of eerder een
gedeelte (bijvoorbeeld de helft) van
het aardappelareaal met resistente
rassen te betelen. Ook hier geldt dat
- blijft men tot en met 1996 vatbare
rassen telen - in 1997 slechts resisten
te rassen mogen worden verbouwd.
Plantenziektekundige Dienst
Wageningen
11