De maand maart op het Zuid Westelijk Veebedrijf
De voorziening van beren
Aandacht voor voerverbruik
blijft noodzakelijk
Nieuwe beeldmerk A.C.V.-Controle
Rundveehouderij
Varkenshouderij
Voer onkruldbestrljding in grasland - indien nodig - tijdig uit
Pluimveehouderij
Afnemers Controle
op Veevoeder
"Maart roert zijn staart". Dat be
tekent dat het weer in maart gewel
dig wisselvallig kan zijn. Naast
dagen met prachtig voorjaarsweer
kan het koud en guur zijn met ech
te maartse buien. Bij goed weer be
gint er ook buiten weer meer werk
te komen. We zullen zo eens enkele
zaken langs lopen.
In een aantal graslandpercelen staat
weer heel wat onkruid. Vooral in
nieuw ingezaaid grasland kan veel
muur voorkomen. Dit lijken nu nog
kleine, ongevaarlijke plantjes, maar bij
wat groeizamer weer zijn het zo grote
pollen. Het gras kan er dan onder ver
stikken. Voer daarom, indien nodig,
op tijd een chemische bestrijding uit.
Benut dan ook de geschikte dagen in
maart. Het voordeel hiervan is dat het
onkruid nog klein is en het gras nog
niet in volle groei. Dan is ook de scha
de aan het gras door groeiremming
minder. Nieuw ingezaaid gras moet
voldoende ontwikkeld zijn en minstens
5 cm. lengte hebben alvorens een
bespuiting mag worden uitgevoerd.
Daarom: bekijk uw percelen grasland
eens goed en voer op tijd een bespui
ting uit. Laat dit dan ook op tijd aan
de loonwerker weten.
Als de temperatuursom van 200 °C
is bereikt, moet op het grasland de eer
ste stikstof worden gestrooid. De
grond moet natuurlijk wel goed berijd
baar zijn. Als de eerste snede wordt
beweid is er 80 kg N per ha nodig en
bij maaien 120 kg N. De stikstof die
met de organische mest is gegeven kan
worden afgetrokken.
Op een aantal bedrijven wordt een
graslandgebruikskalender bijgehou
den. Dat is een handig hulpmiddel om
het graslandgebruik per perceel te re
gelen en te registreren wat er is ge
beurd. Uit deze gegevens komt
duidelijk naar voren wat er goed en
wat er fout is gegaan. Daarom is het
bijhouden van een graslandgebruiks
kalender een hele goede zaak. De be-
drijfsvoorlichter kan U hierover meer
informatie geven.
Overzicht van de raseigenschappen bij snijmais
Rassenkeuze snijmais
Omdat er al jaren een grote oppervlak
te snijmais wordt gezaaid, is het voor
de kwekers ook aantrekkelijk om hard
te werken aan nieuwe rassen. En met
resultaat, want de laatste jaren zijn er
nogal wat nieuwe en betere rassen bij
gekomen. Zie hiervoor ook de rassen
en gewassenbijlage van het ZLM-blad
van 15 januari jl. Hieronder ziet U een
overzicht van de rassen met de cijfers
van de opbrengsten, zowel in verse kg
als kg droge stof, in kVEM en ver
schillende waarderingscijfers (uit ras-
senlijst 1988). Onderaan ziet U een
zaaitabel, waarin duidelijk naar voren
komt dat het aantal zaden per ha af
hankelijk is van vroege of late rassen
en de tijd van zaaien.
Stierenkeuze
"De stier is de halve veestapel". Dit
gezegde geldt nog steeds. Want met de
stier die nu wordt gebruikt wordt al
voor een groot deel de toekomst van
de veestapel bepaald. Daarom is een
goede stierenkeuze zo'n belangrijke
zaak. Waarop moeten we letten bij de
keuze van de stieren?
Regelmatig geven de K.I.-verenigingen
overzichten uit van stieren die beschik
baar zijn. Daar staan veel gegevens op
vermeld, zowel over de produktie- als
de exterieurvererving. Het Inet is nog
steeds het belangrijkste getal, ook nu
met de superheffing. Want ondanks de
quotering is het nog steeds rendabel
om produktie-verhoging per koe na te
streven. Ook andere cijfers, zoals
betrouwbaarheid en 97o onvolledige
lijsten zijn belangrijke gegevens. Dit
geldt ook voor de waardering van de
onderdelen voor de exterieurvererving.
Op koeien waarvan U toch geen kal
veren aanhoudt, is het gebruik van
vleesrassen, zoals Piemontese, een goe
de zaak. Probeer ook zoveel mogelijk
de pinken te insemineren met een goe
de K.I.-fokstier. Daarmee bereikt U
een snellere genetische vooruitgang
van de veestapel.
Delar
Delar is een afkorting van deeladmi-
nistratie rundveehouderij. Het is een
bedrijfsekonomische boekhouding van
het rundvee. Al verschillende jaren
wordt door een aantal veehouders een
dergelijke deelboekhouding bijgehou
den. Hierbij worden door de deelne
mers een aantal gegevens genoteerd.
Dat wordt dan centraal uitgewerkt en
hiervan komt een uitgebreid verslag.
Er komen gegevens uit over de melk-
produktie, de hoeveelheid en het be
drag van het voer, de bemesting enz.
Daarnaast wordt dan naast de kenge
tallen de norm vermeldt. Deze porm
wil zeggen: "Zo had het moeten zijn".
U kunt dan Uw eigen uitkomsten hier
mee vergelijken. Uw bedrijfsvoorlich-
ter zal U graag vertellen wat zoiets
allemaal inhoudt, de mogelijkheden,
de kosten enz. Zo'n deelboekhouding
is een nuttige zaak want nog steeds
geldt:
"Wie schrijft, die blijft".
In verband met een grotere kans op een vroege afrijping genieten vroege tot mid-
denvroege rassen steeds meer de voorkeur.
Aan de voorziening van beren voor
natuurlijke dekking wordt (meestal)
weinig aandacht besteed, terwijl een
goed gebruik van beren natuurlijk van
wezenlijk belang is voor goede tech
nische resultaten. Belangrijk bij de
voorziening van beren is de regelmaat
in het vervangen van oude beren door
jonge beren. U moet namelijk voor
komen dat u pas een jonge beer koopt
als de oude beer opgeruimd moet wor
den of verkocht is.
Het gevaar bestaat dan dat u de jon
ge beer te vroeg en/of te vaak inzet.
Bij beren geldt: te vroeg gebruikt
te vroeg versleten. Een ander argument
om regelmatig en gespreid beren te
vervangen, is dat u steeds een geschikte
beer moet hebben voor de te dekken
opfokzeugen. Ook maakt u, door re
gelmatig aan te kopen, beter gebruik
van de erfelijke vooruitgang in
slachterij- en mester ij-eigenschappen.
U moet er ook rekening mee houden
dat er veel jonge beren uitvallen om
dat ze niet willen dekken of niet vol
doende uitschachten. Gemiddeld gaat
een beer ongeveer 22 maanden mee.
Waarop letten bij de aankoop
Bij de aankoop van een beer op een
stamboekfokbedrijf kunt u een keuze
maken uit meerdere beren. De fokker
heeft de beschikking over gegevens
waar u gebruik van kunt maken. In
formeer naar de BTP-index van de
beer en vergelijk deze met de indexen
van andere dieren die op hetzelfde
tijdstip zijn getoetst. Vraag ook naar
Hoge cijfers beteke
nen goede stevigheid,
grote resistentie, vlot
te beginontwikkeling
en weinig gevoelig
voor kou. De cijfers en
getallen zijn gem. van
1982 t/m 1987.
Legering
Drogestof
gehalte ge
hele plant
in verh.-
getallen1)
-o .9?
c 2
o) B
w O)
V 35 F
- E
S -C o>
O) "O
-O S -2?
.Sc Orö
Q)
O)
0>
CO
- F -e
'5
CC 43 O
Zeer vroeg
N - LG 2080
8S 4
75 6
8
92
122
119
102
97
98
Vroeg
A Clipper
7 7
75 65 75
98
105
104
98
98
97
N Sonia
7 6
8s 75 55
98
102
106
98
103
102
T Sogetta
6 5S
9 65 7
108
104
106
98
107
105
Middenvroeg tot
middenlaat
A Spienda
8 65
8
5S
107
96
96
100
100
100
A Brutus
6 7
6 6
75
90
97
96
103
95
99
A Irla
8 7*
6s 6S 8
96
97
96
101
95
96
A Vivia
85 65
65 55 7
96
100
95
101
96
97
A Dorina
75 7
7 6 65
98
96
93
101
97
98
N Ascot
85 7
8* 6 6S
114
94
96
97
106
103
N Scana
8S 65
85 65 65
97
98
101
100
104
103
N Presta
8 75
8 65 7
96
98
94
102
97
99
T Gracia
5s 6S
85 6 55
110
92
97
99
106
105
Het verschil in drogestofgehalteniveau tussen kolom 7 en 8 bedraagt, afhankelijk van de omstan
digheden, 5 tot 8 gehalte-procenten.
Zaaitabel
-
Gewenst
aan-
Zaaitijd
Aantal
Aantal
tal pl/ha
zaden/ha zaden/10 m
Latere rassen
vóór 1
mei
104.000
78
90.000
1 - 15 mei
99.000
74
na 15 mei
92.000
69
Vroege rassen
vóór 1
mei
115.000
86
100.000
1 - 15 mei
110.000
83
stadium
.aff
•- qj
QJ
E
#.a
u>z.
■8 2
8
2 2
9
Opbrengst
in verh.-
getallen
o <-
C. LLi
O
10 11
Konsulentschap voor de Rundveehouderij Noord-Brabant en Zeeland
Vrijdag 26 februari 1988
Voerkosten vormen ook bij de huidi
ge lage voerprijzen een belangrijk on
derdeel van de produktiekosten. Het
is dan ook van belang steeds kritisch
naar het voerverbruik van uw leghen
nen te kijken. Dit betekent allereerst
het voorkomen van overbodig voer
verbruik en daarnaast het benutten
van mogelijkheden om het voerver
bruik omlaag te brengen. Onderstaan
de punten kunnen u hierbij van dienst
zijn. Steeds moet voorop staan dat een
optimale produktie bereikt wordt.
Het vermorsen van voer is iets wat re
gelmatig voorkomt en snel grote vor
men aanneemt. Vermorsing vindt
allereerst plaats bij het vullen van de
voorraad hoppers vanuit de silo. Vaak
is een verkeerde afstelling van het vul-
systeem de oorzaak. Ook het voer-
systeem kan oorzaak zijn van
vermorsing. Als het voer in één of twee
voerbeurten voor de kip wordt ge
bracht is de voerlaag gauw te hoog en
gaat de kip er mee spelen. Een paar
gram voer is dan snel verspild, wat een
verlies van een paar kwartjes per kip
betekent! Een goed verdeelsysteem en
vaker met kleine porties voeren kan
hierin veel verbeteren. Behalve ver
morsing kan ook luxe-konsumptie
plaatsvinden. Hiervan spreken we als
meer voer wordt opgenomen dan voor
de eiproduktie noodzakelijk is. Het ge
beurt vooral in de tweede helft van de
legperiode en de kip gaat dan extra
groeien. Dit is zeker niet de bedoeling.
Kijk daarom in deze periode kritisch
naar de voeropname en stel die, waar
mogelijk, bij.
Benodigd voerverbruik omlaag
brengen
Een mogelijkheid hiervoor is het toe
passen van het BMLP-lichtschema.
Dit gebeurt vanaf 36 weken en hier
bij wordt per uur slechts één kwartier
licht gegeven. De dieren zijn hierdoor
rustiger en nemen wat minder voer op.
Het effekt is het grootst in een volle
dig donkere stal, maar ook in andere
stallen is een voordelig effekt te ver
wachten. Let bij het toepassen van het
BMLP-schema wel goed op de reak-
tie van het koppel en op de produk
tie. In de lichtperiode moet er
voldoende gelegenheid zijn om het
voer op te nemen. Ook de staltempe-
ratuur heeft invloed op de voeropna
me. Hoe hoger de temperatuur, hoe
lager de voeropname is. Tot 25°C
hoeft dit geen problemen op te leve
ren. Belangrijk is dat de staltempera-
tuur op peil wordt gehouden door een
goede isolatie bij voldoende ventilatie
en niet door extreem te knijpen met de
ventilatie. De problemen die dan door
hoge ammoniak-concentraties ont
staan, wegen niet op tegen de voer-
besparing!
gegevens van de ouders van de beer zo
als selektiemesterij-resultaten. Maak
dus eerst op papier uw keuze en be
kijk dan pas de beer in de stal. Let
vooral op exterieur en beenwerk.
Inschakeling van jonge beren
Belangrijke aspekten hierbij zijn dat
de beer vooraf geënt dient te zijn te
gen de ziekte van Aujeszky en vlek
ziekte. Vergeet niet de beer tijdig
opnieuw te enten. Geef een beer tijd
om zich aan te passen aan zijn nieu
we omgeving en aan de varkenshou
der. Trek hier gerust anderhalve a twee
maanden voor' uit.
Matig voeren, vers drinkwater. Niet
huisvesten bij de zeugen gedurende de
eerste twee weken. Een beer is dekrijp
op een leeftijd van 8 a 9 maanden.
Laat een jonge beer gedurende de eer
ste maand slechts 1 a 2x per week
dekken. Gebruik voor de eerste dek
kingen kleine, goed berige zeugen.
Kontroleer op goed uitschachten en
laat na 5 dekkingen sperma-onderzoek
doen door de Prov. Gezondheidsdienst
voor Dieren.
Overweeg een extra beer
Gewenst is een bezetting van 1 beer per
30 zeugen, i.v.m. het groepsgewijs spe
nen en het toepassen van overdekkin
gen. Bij het uitvallen van een beer door
b.v. ziekte moet u echter noodgedwon
gen K.I. toepassen. Als u hiermee wei
nig ervaring heeft, kan dit leiden tot
matige resultaten. Een "reserve" beer
kost plm. 10,40 extra per zeug (150
zeugen, 6 i.p.v. 5 beren). Slechte be
vruchtingsresultaten kosten meer!
Ook het verenpak is van invloed op de
voeropname. Een kale kip heeft meer
voedsel nodig voor onderhoud. Zorg
daarom voor voldoende ruimte voor
de kip, rust in de stal, een goede, vei
lige batterij kooi en voeding met een
goede samenstelling.
Tenslotte: bij alles wat u doet op het
gebied van de voedervoorziening:
Weet wat u doet, dus registreer pro
duktie, voeropname, gewicht en groei.
Alleen dan is er sprake van verant
woord voeren!
ing. A. Biemans, CR Tilburg
ing. J. Effing, CVP Tilburg
ing. D. Pullen, CVP Tilburg
Onder het motto: een beeld van ver
trouwen stapte de A.C.V.-Controle
per 1 januari 1988 over op een nieuw
beeldmerk. Het nieuwe beeldmerk
zal net als het oude alleen gebruikt
mogen worden door particuliere
mengvoederfabrikanten die zich
vrijwillig onder A.C.V.-Controle
hebben gesteld. De A.C.V-Controle
is een stichting die in 1956 is opge
richt door de standsorganisaties.
Met de introductie van het nieuwe
beeldmerk wil de A.C.V.-Controle
uiting geven aan de steeds verande
rende inzichten in de voeding van
koeien, varkens en pluimvee.
13