Rassen van enkele kleine gewassen Bij rassenkeuze nieuwe graszaadgewassen is graszaadfirma belangrijke informatiebron Op de zuidwestelijke zeeklei wer den in 1987 ongeveer 4000 ha veld- bonen, 2000 ha zomertarwe en 600 ha haver verbouwd. Het rassenon- derzoek aan deze gewassen is be perkter van opzet dan dat van de gewassen met een groter areaal. De resultaten worden daarom meestal niet regionaal, maar lan delijk of per grondsoort gepubli ceerd. Ook bij de verbouw van deze gewassen is het goed de ras- senkeuze niet te verwaarlozen. Veldbonen Het areaal veldbonen is in Nederland wel eens 16.000 ha geweest, maar daarna teruggelopen tot vrijwel niets in de jaren zeventig. Vooral door sub sidiemaatregelen van de EG en door prijsdalingen in de granen, waardoor de teelt van erwten en veldbonen aan trekkelijker werd, is de oppervlakte de laatste jaren zeer sterk uitgebreid, vooral ook in het zuidwesten. De oogstzekerheid van veldbonen is be ter dan die van erwten. In het afgelo pen, natte jaar is dit weer eens duidelijk naar voren gekomen. Erw ten hebben echter een betere voeder- waarde, hetgeen in de prijs tot uiting komt. Alfred was reeds op de Rassen- lijst voor Landbouwgewassen ge plaatst. Victor is dit jaar voor het eerst opgenomen. Alfred geeft goede opbrengsten. Heeft lang, vrij stevig stro. Is weinig vatbaar voor chocoladevlekkenziek- te en nogal vatbaar voor topvergeling, heeft een hoge peulaanzetting. Victor heeft zeer goede opbrengsten gegeven. Het stro is vrij lang en vrij stevig tot stevig. Werd weinig door chocoladevlekkenziekte en middelma tig door topvergeling aangetast. Heeft een vrij hoge peulaanzetting. Beide rassen zijn bontbloeiend en hebben een hoog gehalte aan tanni- nen. Er wordt in de veredeling ge werkt aan witbloeiende rassen, die een lager tannine-gehalte en daardoor een betere voederwaarde hebben. Een witbloeiend ras dat in de RIVRO- voorbeproeving is onderzocht gaf een zeer goede opbrengst. Zomertarwe De oppervlakte zomertarwe is afhan- Eigenschappen en opbrengsten van zomertarwerassen kelijk van de uitzaai en/of de over wintering van wintertarwe. De laatste jaren bleef de oppervlakte zomertar we in het zuidwesten beperkt tot 1000 a 2000 ha. Belangrijke eigenschappen voor de rassenkeuze van zomertarwe zijn vooral opbrengst, geschiktheid voor de broodbereiding, resistentie tegen ziekten en stevigheid. In de Rassenlijst zijn de rassen inge deeld naar hun geschiktheid voor de broodbereiding. Er is bij zomertarwe een duidelijk verschil tussen de rassen in geschiktheid voor grondsoort. Minaret geeft zowel op kleigrond als op zand- en dalgrond zeer goede op brengsten, heeft een vrij goede ge schiktheid voor de broodbereiding en is vrij sterk vatbaar voor gele roest. Ralle heeft een goede geschiktheid voor de broodbereiding. Geeft op kleigrond matige tot vrij goede en op zand- en dalgrond goede opbrengsten. Is sterk vatbaar voor gele roest. Het stro is matig tot middelmatig stevig. Stratos en Adonis zijn niet geschikt voor de broodbereiding. Stratos geeft op kleigrond zeer goede opbrengsten. Sunnan is nieuw op de Rassenlijst ge geschiktheid voor broodbereiding resistentie tegen plaatst. De korrel van dit ras heeft geel endosperm. Door deze gele kleur en de goede bak- en deegeigenschap pen kan Sunnan interessant zijn voor de deegwarenindustrie. De toevoeging van kleurstoffen is in Nederland voor een aantal produkten verboden. Om dat de opbrengst bij die van andere rassen achterblijft zal, bijv. via een kontrakt, een hogere prijs bedongen moeten worden. Van de rassen in on derzoek heeft Vedette op kleigrond een Marnix op zand- en dalgrond zeer goede opbrengsten gegeven. Zie tabel Haver Ongeveer 30 jaar geleden was het are aal haver op de zuidwestelijke zeéklei rond de 10.000 ha. Daarna is de op pervlakte, evenals in heel Nederland, teruggelopen tot de laatste jaren 6 a 700 ha. Van een opleving zoals die in andere gebieden, vooral op zand- en dalgrond, te bespeuren valt is in het zuidwesten geen sprake. Door een betere resistentie van de ras sen is meeldauw in haver sterk terug gedrongen. De huidige Rassenlijstrassen zijn middelmatig tot vrij weinig vatbaar voor deze ziekte, alleen Flamingswit is vrij sterk vat- Het afgelopen jaar is weer gebleken dat veldbonen een grotere oogstze kerheid hebben dan erwten. baar. Haver kan veel schade ondervin den van legering. Stevigheid is dus een belangrijke eigenschap, hoewel staan de gewassen het risiko van korreluit- val lopen. Dula en Alfred hebben een vrij goede stevigheid. De nieuwe rassen Wilma en Adamo geven goede tot zeer goede op brengsten. Het in beproeving zijnde ras Ramiro heeft zeer goede op brengsten gegeven. Zie tabel Ing. K. Roodenburg Rijksinstituut voor het Rassenonderzoek van Cultuurge wassen opbrengst in ver houdingsgetallen Eigenschappen en opbrengsten van haverrassen EEG brood- deeg- korrel- stevig gele bruine meel afrij- klei zand- en stevig gevoelig korrel- bast- opbrengsten in ver kleef kwali- kwali hard heid roest roest dauw pings- grond dal houdingsgetallen test teit teit heid ziekten grond heid heid grootte gehalte voor klei zand- en Minaret ~7 7 z 6' 5 6 7 6 105 105 doorwas grond dalgrond Ralle 9 8 h 5' 4 7 7 8 94 99 Sunnan 8 8 h 65 6 8 8 6' 98 93 Dula 7 7 6 8 99 100 Stratos z 7 6 55 5' 65 105 101 Alfred 7 7' 8 6' 98 98 Adnonis m 6' 8 5 65 5' 98 102 Perona 6 6' 6- 8 97 98 Santana 5' 7 6 6 99 97 in onderzoek Wilma 6 65 7 7 102 104 Vedette 8 6 h 8 8 7 8 5 108 100 Adamo 6' 7 7' 5 102 104 Marnix h 8 7 T 5 105 Flamingswit 6 6 6 65 101 100 in onderzoek: kleeftest onvoldoende, overige eigenschappen worden dan niet verder onderzocht. Ramiro 6' 7 7 5' 103 107 onvoldoende gegevens bekend. De zaad-, knol- of wortelopbrengst is het gegeven waarop de rassenkeuze voor de verschillende gewassen op een akkerbouwbedrijf voor een belangrijk deel wordt gebaseerd. Dat is niet zo verwonderlijk omdat, uitgaande van een vaste prijs per kilogram, de op brengst de bruto-geldopbrengst en daarmee voor een belangrijk deel het saldo per ha van een gewas bepaalt. In de Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen wordt dan ook voor nagenoeg alle gewassen aange geven hoe de opbrengsten van de ver schillende rassen van een gewas zich tot elkaar verhouden. Bij sommige gewassen wordt zelfs een opgave ge daan voor verschillende gebieden of grondsoorten. Om betrouwbare resul taten te kunnen vermelden, worden de rassen door het Rijksinstituut voor het Rassenonderzoek van Cultuurge wassen (RIVRO) enkele jaren inten sief onderzocht. Voor graszaadgewassen ontbreekt in de Rassenlijst een overzicht van de zaadopbrengst die men voor de ver schillende rassen mag verwachten. Wel worden onder andere de dro- gestofopbrengst, als het ras als wei- degras wordt gezaaid, en andere eigenschappen vermeld. In dit artikel zal allereerst worden toe gelicht waarom geen graszaadop brengsten van de rassen in de Rassenlijst wordt vermeld. Daarnaast zal worden aangegeven wat voor nut tige informatie in de Rassenlijst en an dere bronnen voor de graszaadteler beschikbaar is voor het bepalen van de rassenkeuze. Daarbij kan nog wor den opgemerkt dat zeker bij de aller nieuwste rassen de graszaadfirma als informatieleverancier de belangrijkste plaats inneemt. Dit onderstreept de noodzaak van een goede vertrouwens relatie tussen teler en graszaadfirma. 18 Geen graszaadopbrengsten van grasrassen in de Rassenlijst Graszaad is met ruim 20.000 ha een teelt die ten opzichte van andere ge- wasgroepen in de akkerbouw een be perkt belang heeft. De teelt van graszaad beperkt zich niet tot één soort maar omvat zo'n 16 soorten (zie tabel 1). Per soort zijn er veelal ook nog enkele typen. Zo kent men van bijvoorbeeld Engels raaigras een wei- detype, een vroeg en laat hooitype en een grasveldtype waarbij zowel voor het weide- en hooitype diploide en te- traploide rassen voorkomen. Graszaad is dan ook de verzamel naam van sterk verschillend materiaal waarvan de zaadopbrengst tussen de soorten, tussen typen binnen een soort en tussen rassen binnen een ty pe sterk kan verschillen. Door de grote aktiviteit van de Neder landse kweekbedrijven wordt jaarlijks een groot aantal nieuwe grasrassen in de Rassenlijst opgenomen. In de Ras senlijst voor 1988 zijn dit er 11; voor 1987 waren dit er 37. Ter vergelijking voor de granen zijn dit er 7 voor 1988 en 13 voor 1987. Van dit grote aan tal nieuwe grasrassen dient het RI VRO betrouwbaar de gebruikswaarde vast te stellen voor de veehouder, ak kerbouwer, wegberm- of grasveldbe heerder die gezamenlijk jaarlijks tussen de 150.000 en 200.000 ha gras zaaien. Het zou mede gezien het gro te aantal soorten en types, een grote onderzoeksinpassing vergen om daar naast betrouwbaar voor elk nieuw ras te bepalen wat de zaadopbrengst ten opzichte van bestaande rassen is. Ge zien de omvang van de zaadteelt die per ras slechts sporadisch meer is dan 1000 ha en het feit dat van een aan zienlijk aantal rassen er geen zaadteelt in Nederland plaats vindt moet een dergelijk onderzoeksinpassing als te zwaar worden beoordeeld. Daarbij komt dat er al zaaizaad van een ras geteeld mag worden als een ras al in geschreven is in het Nederlandse Ras senregister maar nog niet in de Rassenlijst is opgenomen tot een jaar lijks areaal van 4000 ha. Met name ook met deze (nog) niet op de Ras senlijst geplaatste rassen heeft de gras(zaai)zaadteler te maken. Tenslotte dient nog te worden ver meld dat in tegenstelling tot vele an dere akkerbouwgewassen de prijs per kilogram graszaad niet alleen tussen de soorten maar ook tussen de rassen per soort verschilt, zodat het saldo niet .alleen door de zaadopbrengst maar ook duidelijk door de kilogram- prijs wordt bepaald. Voor rassen met een wat lagere opbrengst wordt veel al een wat hogere prijs ontvangen dan voor rassen met een hoge zaadop brengst. Nuttige rasinformatie De Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen bevat ook voor de graszaadteler nuttige informatie. Van de hierin opgenomen grasrassen zijn met name de vastgestelde eigen schappen als wintervastheid en ziek teresistentie (tegen onder andere meeldauw, roesten, bladvlekkenziek- te, rooddraad) ook voor de oogstze kerheid van graszaadgewassen van belang. Daarnaast kan uit de infor matie worden afgeleid of een ras vroeg of laat geoogst zal kunnen wor den en in wat voor zaadopbrengsttra- jekt het ras vermoedelijk zit. Nadere informatie over de zaadopbrengst per ras kan uit een brochure van de Werk groep graszaadteelt van het Neder lands Graan-Centrum (NGC) worden verkregen. Hierin zijn de gemiddelde zaadopbrengsten vermeld van rassen waarvan van minstens drie oogstjaren de zaadopbrengst van minstens tien Er wordt jaarlijks een groot aantal nieuwe rassen in de Rassenlijst op genomen. praktijkpercelen beschikbaar zijn. Deze brochure is bij het NGC te bestellen (tel. 08370-97629). Voor de allernieuwste rassen kan men als graszaadteler niets anders doen dan varen op de informatie die de graszaadfirma verstrekt. Ir. G.E.L. Borm PAGV Tabel 1. Definitieve aangifte in 1986 en voorlopige aangifte in 1987 van gras zaadgewassen in ha. soort definitief voorlopig aangegeven aangegeven in 1986 in 1987 Beemdlangbloem 64 119 Bosbeemdgras 25 31 Engels raaigras 10.724 12.373 Fijnbladig schapegras 3 3 Gekruist raaigras 43 88 Gewoon struisgras 8 7 Handzwenkgras 89 98 Italiaans raaigras 923 951 Kleine timothee 1 1 Kropaar 22 27 Rietzwenkgras 633 663 Roodzwenkgras 2.342 2.598 Timothee 35 37 Veldbeemdgras 3.263 3.908 Westenwolds raaigras 854 1.169 Witstruisgras 18 27 Totaal grassen 19.439 22.102 Bron: NAK Rassenbijlage

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 42