Kool en peulvruchten Enkele andere potentiële vierde gewassen zijn koolzaad en peul vruchten. De toepassing van koolzaad en peulvruchten in mengvoer voor niet- herkauwende dieren, bijvoor beeld kippen, is beperkt omdat deze produkten zogenaamde an- tinutritionele faktoren bevatten. Verder zitten er stoffen in die moeilijk of in het geheel niet ver teerbaar zijn. In één van de nieu we projekten wordt nu gezocht naar een goedkoop (bio-)techno- logisch verwerkingsproces om de voederwaarde van erwten, bo nen, eventueel lupinen en van koolzaad te verbeteren. Dat ver werkingsproces zal moeten be werkstelligen dat de anti- nutritionele faktoren in gehalte verminderen of liefst helemaal verdwijnen. Bovendien zullen komponenten die het dier nu moeilijk of in het geheel niet kan opnemen, zodanig omgezet moe ten worden dat het dier ze wel opneemt. Verschillende technie ken zullen hiertoe op hun merites worden beoordeeld, bijvoor beeld: warmtebehandeling, ekstraktie, fermentatie en en zymtoepassing. Als zo'n proces gevonden wordt, dan zullen koolzaad en peulvruchten beter kunnen konkurreren met bij voorbeeld soja, en daardoor zou het areaal van deze gewassen in de Nederlandse landbouw aan zienlijk kunnen toenemen. Ver betering van de verteerbaarheid van koolzaad en peulvruchten zou bovendien nog meehelpen aan het verminderen van de mestproblematiek. Spekulatief onderzoek Tot nu toe hebben we het gehad over gewassen die een grote hoe veelheid produkt leveren met een relatief lage waarde. Een zeer be langrijk, zij het heel spekulatief onderdeel van het vernieuwend agrotechnologisch onderzoek heeft echter betrekking op ge wassen die een kleine tot zeer kleine hoeveelheid produkt kun nen opleveren, maar dan wel met een relatief hoge waarde. Dit deel van het onderzoek volgt twee sporen. Het eerste spoor loopt in de rich ting van agrarische produkten met een hoog watergehalte, bij voorbeeld kruiden, bladgroen ten, knol-, bol- en wortelgewas sen. Doel is met nieuwe technie ken, zoals bijvoorbeeld superkri tische C02-ekstraktie en mem braantechnieken, inhoudsstoffen te winnen waarvoor een poten tieel toepassingsgebied bekend is. Hierbij wordt gedacht aan ge- Uien ook een vierde gewas Rassenbijlage industriën buiten de voedings- en genotmiddelenindustrie belang stelling hebben voor specifieke plantaardige oliën en vetzuren. Die industriën zijn de farmaceu tische industrie, de cosmetische industrie en de oleochemie. Ook voor de winning en zuivering van deze oliën en vetten zullen nieu we technieken beproefd worden. Het zal duidelijk zijn dat dit spe- kulatieve stuk strategisch van aard is, dat wil zeggen dat het een lange-termijnkarakter heeft met hoogst onzekere uitkomsten. 'Oude' en 'nieuwe' IBVL-ers ne men deze uitdaging echter graag aan. Produktiekolommen In de toekomst zullen dus oude en nieuwe landbouwgewassen met behulp van oude en nieuwe processen verwerkt worden tot oude en nieuwe eindprodukten. Vele van de soms reeds lang be staande produktiekolommen zijn in feite verouderd en kunnen niet konkurreren met b.v. de petro chemische industrie. Konkurre- rende produktie van gewassen die deze grondstoffen kunnen le veren zal dus alleen gerealiseerd kunnen worden met behulp van geïnnoveerde of aangepaste pro duktiekolommen. Die produktie kolommen moeten zo weinig mo gelijk vaste of vloeibare afvallen veroorzaken en zo weinig moge lijk energie en chemicaliën ver bruiken. Bovendien moet de pro- duktiekolom zó ingericht zijn, dat het totale gewas benut kan worden. Daarbij kan dan even tueel nog gedacht worden aan toepassing van een bij- of afval- produkt als veevoeder of als or ganische mest. Deze benadering vereist in de eerste plaats een diepgaande en systematische analyse van de komplete agro- produktiekolom. Die analyse moet b.v. aan het licht brengen welke produktieroutes en eind produkten verouderd zijn. En met 'verouderd' wordt dan be doeld dat ze een aantal kenmer ken hebben die men op basis van de uitgangspunten van onze tijd, bij een nieuw te ontwikkelen pro ces niet zou aksepteren. Zulke kenmerken zijn b.v. veel afval en een hoog energie- en chemica- liënverbruik. Die analyse moet ook aangeven op welke gebieden 'nieuwe' gewassen, verwer- kingsprocédé's, halffabrikaten en eindprodukten een kans lijken te hebben. Eén van die gebieden zou kunnen zijn de produktie van 'vervangers' voor chemica liën uit aardolie. Om de mogelijkheden van geïn noveerde industriële toepassing van landbouwgewassen aan de weet te komen, moeten de sa menstelling en de genetische eigenschappen van veelbelovende planten en wellicht wilde flora onderzocht worden. Op dat punt werkt het IBVL nauw samen met de veredelingsinstituten Stichting voor Plantenveredeling (SVP) en Centrum voor Genetische Bron nen Nederland (CGN). Het IBVL zoekt dus naar nieuwe procesroutes en produktiekolom men voor integraal gebruik van 'nieuwe' en 'oude' gewassen. In het vernieuwend agrotechnolo gisch onderzoek werkt het IBVL samen met o.a. SVP, CABO, PAGV; COVP, IVVO, SI, RI- KILT, LEI en LUW en met geïn teresseerd bedrijfsleven. J.H.W. van der Schild en drs. B.A. Rijkens (IBVL, Wageningen) 13 geveer 500.000 ton neemt Neder land in Europa de derde plaats in en als uieneksporteur zelfs de eerste plaats. Circa 85 procent van onze uienproduktie wordt geëksporteerd. Maar de kwaliteit van de Nederlandse zaaiui staat de laatste jaren ter diskussie, on der andere veroorzaakt door een minder goede kleur, beschadi ging, schimmel en rot alsmede soms ook glazigheid. Om nu die eksportpositie te kunnen behou den is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de ui omhooggaat. Onderzoek naar de juiste be- waarregimes en ventilatiemetho- den, in kombinatie met moderne, snelle oogstmethodes, moet die kwaliteitsverbetering mogelijk maken. Als ekstra stimulans voor de teler om zich voor de kwaliteit in te spannen wordt een systeem ontwikkeld om de uien te betalen op basis van de kwali teit. Daarvoor zijn objektieve kriteria voor kwaliteitsbeoorde ling in ontwikkeling. De ui wordt voornamelijk als vers produkt op de markt gebracht. Als een deel van de uien in voorbewerkte of verwerkte vorm voor de konsu- ment beschikbaar zou zijn, dan zou dit een gunstig effekt hebben op de konsumptie per hoofd van de bevolking en op het te telen areaal. Bovendien zou dat de druk op de eksport kunnen ver lichten. Om verwerkt te kunnen worden moeten de uien geschild worden. Dat gebeurt nu nog deels handmatig en deels mecha nisch bij lage kapaciteiten. Eén aspekt van het uienonderzoek be oogt dan ook de ontwikkeling van een volautomatische schil- machine. Als die machine een maal operationeel is zullen er di verse mogelijkheden ontstaan om uien industrieel te verwerken. Terugkoppelend vanuit de aard appelkennis bij het IBVL, wordt nu reeds technologisch on derzoek verricht aan processtap pen die toegesneden zijn op de ui, zoals drogen, bakken of fritu ren, extruden, blancheren, diep vriezen en verpakken. Bij de toenemende verwerking zal ook een groeiende hoeveel heid natte afvallen ontstaan die vanwege z'n samenstelling en geurverspreiding moeilijk te stor ten is. Bovendien zorgt het sorte ren en verpakken van de half mil joen ton Nederlandse uien al voor een behoorlijke hoeveelheid droge afvallen. Het is gebleken dat deze afvallen anaëroob ver gist kunnen worden in een aange past ééntraps proces, met behulp van een zogenaamde slurry- vergister, en daarvoor wordt thans de volledige technologie uitgewerkt. wasbeschermingsmiddelen, far maceutica en geur- en smaak stoffen. Het tweede spoor leidt naar agra rische produkten met een laag watergehalte. Dat zijn bijvoor beeld teunisbloemzaad, kool zaad, lijnzaad en blauwmaan- zaad. Het is bekend dat sommige

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 37