Nog mogelijkheden voor uitbreiding
pootgoedteelt in het Zuidwesten
Binnen de West-Europese aardappelpootgoedteelt is Nederland met
een derde van het areaal het belangrijkste produktiegebied. De ver
wachting is dat gezien de vraag het Nederlandse areaal nog met ca.
1/3 zal kunnen toenemen. Dit blijkt uit de studie die het LEI heeft
gemaakt ten behoeve van de Vierde Nota Ruimtelijke ordening, waarin
een schatting is gemaakt voor de eerstkomende 15 jaar 1).
Uitgaande van de bedrijfsstruktuur in het Zuid-westen - met nog be
perkte mogelijkheden voor de teelt van marktordeningsgewassen als
tarwe en suikerbieten zal een uitbreiding van de pootgoedteelt een wel
kome aanvulling kunnen vormen op veel akkerbouwbedrijven. Om
dat in de huidige produktiegebieden slechts weinig mogelijkheden zijn
om de teelt uit te breiden is het gewenst om in het Zuid-Westen de
voorwaarden te scheppen dat zo veel mogelijk bedrijven de teelt ter
hand kunnen nemen.
De huidige teeltgebieden
Momenteel wordt in het Zuid-
Westelijk zeekleigebied ongeveer 2700
ha pootgoed geteeld. Dit is slechts een
klein deel van het Nederlandse areaal
(34000 ha). Het overgrote deel van de
Nederlandse poters wordt geteeld op
bedrijven vlak onder de Waddenkust
van Groningen en Friesland, in de
kop van Noord-Holland, op Texel en
in de Noord-Oostpolder.
In het Zuid-westen wordt het poot
goed vooral geteeld op Flakkee in de
omgeving van Dirksland, op Zeeuws-
Vlaanderen in de omgeving van Axel
en in West-Brabant in de omgeving
van Kruisland. Sinds enkele jaren te
kent zich een grotere verspreiding
over het gehele akkerbouwgebied af.
In toenemende mate wordt pootgoed
geteeld op Schouwen-Duiveland en in
Oostelijk Zuid-Beveland. Nieuwe
teeltgebieden zijn onder meer Walche
ren en Oost-Zeeuws-Vlaanderen.
Zie tabel 1.
De belangstelling voor de
pootgoedteelt
In het zuid-westelijk zeekleigebied
zijn ca. 300 telers van pootgoed. Dit
zijn de aardappelen die voor de NAK-
keuring zijn aangegeven. Met de uit
breiding van de teelt is ook het aan
tal telers toegenomen. Vooral in
Zeeland zijn er de afgelopen 10 jaar
belangrijk meer telers. Bijgaand over
zicht geeft een beeld van de rassen met
het aantal telers in 1985.
In het betreffende jaar werden 31 ras
sen pootgoed geteeld. Het merendeel
van de telers en van de oppervlakte
betreft nog steeds Bintje. In vergelij
king met eerdere jaren is er wel een
duidelijke verschuiving. De uitbrei
ding van de pootgoedoppervlakte
kwam vooral ten goede aan de nieu
we variëteiten. Het aantal en ook de
oppervlakte hiervan werden belang
rijk uitgebreid. In 1980 was b.v. nog
twee derde Bintje, nu nog 55%. Daar
naast is de oppervlakte van Alpha,
Desiree, Arkula en Spunta belangrijk
uitgebreid. In totaal worden er nu iets
meer rassen geteeld, tegen 26 in 1980.
Opmerkelijk is de specialisatie op va
riëteiten. Daarbij valt b.v. de teelt van
Desiree en Cardinal op. Deze vindt
overwegend op Flakkee plaats. Spun
ta wordt bijna uitsluitend in de om
geving van Kruisland geteeld. Het
pootgoedassortiment in het Zuid
westen valt op door een veel groter
aandeel van de rassen Bintje, Desiree
en Alpha. Het ras Spunta komt er
weinig voor, terwijl de vroege rassen
in het zuidwesten vrijwel geheel ont
breken.
Tabel 1
Bintje
Desiree
Spunta
Alpha
Arcula
Cardinal
Diamant
Mona Lisa
Overige 23 rassen
Totaal
10
Naar klasse betreft het in het Zuid
westen vrijwel uitsluitend gebruiks-
pootgoed; ruim 90% zijn geklasseerd
in A. De oppervlakte bestemd voor
vermeerdering, 7% in E en 2% in SE
en S, is verhoudingsgewijs vermin
derd. Eerder omvatte dit areaal ca.
13% van de oppervlakte pootgoed.
Handelshuizen
In vergelijking met andere gebieden
is opmerkelijk dat een aanzienlijk deel
van het pootgoed niet door akkerbou
wers maar door handelaren wordt ge
teeld. Voor de provincie Zeeland ligt
dit aandeel op ca. 40%. Het betreft
een beperkt aantal bedrijven die bij
ca. 130 boeren in de omgeving land
betrekken voor de pootgoedteelt. Een
deel van het beteelde areaal is bestemd
voor nieuwe rassen, overwegend gaat
het echter om gebruikspootgoed voor
de handel.
Prijsvorming:
een verhaal apart
In de afgelopen jaren hebben de te
lers in het zuidwestelijk zeekleigebied
een gemiddelde prijs ontvangen van
48 cent per kg. In vergelijking met de
echte klei-pootgoedgebieden blijft de
prijs in het zuidwesten soms wat ach
ter, zoals blijkt uit de grafiek. Ten op
zichte van de gemiddelde landelijke
prijs is er nauwelijks verschil omdat
in het totaal ook het pootgoed van de
zand- en veengrond is opgenomen (zie
grafiek 1).
Het lagere niveau van de telersprijs in
het zuidwesten houdt verband met
een groot aantal faktoren. Zo wordt
in het zuid-westen vrijwel geen duur
basispootgoed (S, SE, E) geteeld. Ver
der is er een belangrijk verschil in ras
sen met andere gebieden. In het
zuid-westen heeft men voornamelijk
vrije rassen, terwijl men in het noor
den van het land meer monopolieras
sen teelt.
Op de genoemde prijsverschillen kan
voorts de maatsortering van invloed
zijn.
In het zuidwesten heeft men als gevolg
van het daar eerder toegepaste
systeem van het laten uitgroeien na de
loofvernietigingsdatum een hogere
opbrengst met een mogelijk grovere
sortering dan in andere gebieden. De
grote maten van het pootgoed worden
minder betaald.
Op de prijs kan ook de wijze van af
zet van invloed zijn. Men kan b.v.
vrije rassen op kontrakt telen tegen
een vooraf bepaalde prijs. De behoef
te aan kontraktteelt bij de vrije ras
sen zal vooraf aanwezig zijn bij de
Nederland
145
1392
56
25
50
307
12
7
20
127
5
9
15
241
10
3
20
107
4
14
53
2
2
6
20
1
2
12
41
2
2
46
178
7
50
300
2465
100
100
teelt van rassen waarvan de teler de
uiteindelijke bestemming niet kent of
niet zelf kan realiseren. In een gebied
met veel telers van konsumptieaar-
dappelen zoals het zuidwesten zal de
pootgoedteler meer mogelijkheden
hebben voor de afzet in de omgeving
of aan handelaren en teler.s uit België
en Frankrijk. Zie tabel 2.
Kan het Zuidwesten
meekomen?
Bij de veldkeuring in 1987 werd van
het landelijk areaal pootgoed 3.9%
afgekeurd. Van het areaal in het keu
ringsdienst Rivieren-Delta-Nederland
is 96% definitief goedgekeurd. Dit is
gelijk aan het landelijk deel.
Zoals eerder
aangegeven is de pootgoedteelt in het
zuidwesten vooral gericht op het te
len van gebruikspootgoed (klasse A)
en vrijwel niet op het hoger geklas
seerde deel. Men past er sinds enige
jaren keuringsregels toe die voor dit
pootgoed een hogere produktie mo
gelijk maken. De teler kan afhanke
lijk van de stand van zijn gewas
bepalen of hij de adviesdata voor de
loofvernietiging wenst op te volgen of
dat hij een langere doorgroei met een
hogere produktie wenst. Bij het laten
doorgroeien van het gewas wordt via
nakontrole de uiteindelijke klassering
bepaald. Inmiddels wordt dit systeem
ook in andere delen van het land toe
gepast. Het zuidwesten is daarbij in
het voordeel dat door de vroegheid
van het gewas al eerder een redelijke
opbrengst kan worden verkregen. Het
daarenboven laten uitgroeien levert
een hogere opbrengst waar verhou
dingsgewijs geringe risiko's voor
virus- en bakteriebesmetting mee ge
paard gaan.
Bij de vraag of de pootgoedteelt in het
zuidwestelijk zeekleigebied een kans
maakt, is van belang of de telers er
in vergelijking met andere gebieden
voldoende konkurrentiekracht heb
ben. De teelt van het pootgoed moet
in het gebied zelf nog konkurreren
met andere vormen van grondge
bruik. De saldi van pootgoed waren
in het zuidwesten in de afgelopen 10
jaar gemiddeld 11 lager dan in het
centrale zeekleigebied. Ten opzichte
van het belangrijkste produktiegebied
in het Noorden van het land bleef de
zuidwestelijke pootgoedteelt 6% ach
ter. Het achterblijven van de gemid
delde saldi was beperkt tot de
oogstjaren 1978/'79 en 1985/'86. In
het eerstgenoemde jaar had het zuid
westen een lagere kg-opbrengst en een
prijsverschil van ca. 6 ct met de an
dere teeltgebieden. In 1985/'86 was de
gemiddelde opbrengst per hektare in
het zuidwesten hoger dan in andere
gebieden. Toen bleef de prijs op ge
middeld 24 cent steken; dit is 10 cent
minder dan in de andere gebieden.
Zoals het grafiekje aangeeft waren er
ook jaren waarin het pootgoed het be
ter deed in het zuidwesten dan in de
andere gebieden.
Daarnaast is voor de ontwikkeling tot
nu toe van belang geweest dat in het
Noorden van het land het pootgoed
het veelal beter deed dan de konsump-
tieaardappelen. In het zuidwesten is
dit verschil minder uitgesproken en
ondervindt de pootgoedteelt ook kon-
C. Wijnen
kurrentie van o.a. de teelt van zaai-
uien en andere vormen van intensief
grondgebruik.
Geven pootaardappelen een
beter inkomen?
De beloning van de ingezette produk-
tiemiddelen was over een groot aan
tal jaren op zuid-westelijke
akkerbouwbedrijven voor de poot-
aardappelen 42% hoger dan voor
konsumptieaardappelen. Dit valt op
te maken uit de boekhoudingen die
door het LEI in de af|elopen 10 jaar
van zuidwestelijke bedrijven werden
bijgehouden. Als beloning is voor de
ze vergelijking uitgegaan van het sal
do dat resteert, na aftrek van de
direkt toerekenbare kosten, voor het
gebruik van grond, gebouwen en het
werk. Men moet er dus rekening mee
houden dat pootaardappelen heel wat
meer werk met zich meebrengen dan
de konsumptieaardappelen. Dooreen-
genomen hebben de bedrijven met
pootgoed een wat grotere arbeidsbe-
zetting dan de akkerbouwbedrijven
van overeenkomstige grootte.
De ondernemers met pootgoed had
den in de afgelopen 5 jaren uiteinde-
lijk een arbeidsopbrengst die
gemiddeld ruim 5000 gulden per be
drijf hoger uitkwam dan van hun kol
lega's zonder pootgoed. Dit betrof
bedrijven in een overeenkomstige ka-
tegorie; alle groter dan 60 ha. Op de
bedrijven met 40-60 hektare hadden
de ondernemers met pootgoed een ge
middeld 4000 gulden hogere arbeids
opbrengst per jaar dan op bedrijven
zonder pootgoed. Bij deze verschillen
kunnen naast het pootgoed ook an
dere faktoren een rol hebben
gespeeld. Zie grafiek 2.
Uitbreidingsmogelijkheden
Bij het beoordelen van de mogelijk
heden voor ons land tot uitbreiding
van de pootgoedteelt, dient men niet
alleen te letten op de nog aanwezige
ruimte in het bouwplan, maar ook op
de verscherpte regelgeving met betrek
king tot de vruchtwisseling in verband
met de bestrijding van de aardappel-
VERVOLG PAG 11
Rassenbijlage
grafiek 1
ct/kg
80
70
60
50
40
30
De telersprijs van pootgoed in het
Zuid-westelijk zeekleigebied in gul
dens per 100 kg
Zuid-westelijk zeekleigebied
Nederland
77/78 78/79 79/80 80/81 81/82 82/83 83/84 84/85 85/86 86/87
grafiek 2
saldD in
gulden
15000
12500
10000
7500
5000
Het saldo van de opbrengst min de di
rekt toerekenbare kosten per ha
pootgoed
Zuid-westelijk Zeekleigeb
Centrale Zeekleigebied
Noordelijk Zeekleigebied
77/78 78/79 79/80 80/81 81/82 82/83 83/84 84/85 85/86
Zuid-westelijk zee
kleigebied
telers ha
Uitbreiding pootgoedteelt kan mits
Evenals voor de meeste land- en
tuinbouwprodukten is enkele ja
ren geleden ook voor pootgoed het
opnamevermogen van de markt
bereikt. Toch is het zinvol om de
mogelijkheden van de pootgoed
teelt voor de zuidwestelijke akker
bouwbedrijven in de belangstelling
te brengen. De verwachting is dat
de afzet van pootgoed nog een
verdere groei te zien zal geven.
Daarnaast ondervindt men ook in
de huidige teeltgebieden beperkin
gen door bepalingen op het gebied
van aardappelmoeheid en door
ziekten. In het zuidwesten heeft
men nog ruimte in het bouwplan
om de pootaardappelteelt uit te
breiden. Verder heeft men het
voordeel van de vroegheid van de
gewasontwikkeling. Het voor ex
port bestemde pootgoed kan al
snel een redelijke opbrengst geven
zonder dat men beducht behoeft
te zijn voor ziekten door bakteriën
en schimmels. Een zwak punt
blijft de inval van vroege luizen in
verband met virusziekten.
Van belang is voorts de aanwezig
heid van de handel. Verder zijn de
boeren gewend om veel zorg aan
hun gewassen te besteden. Het
verder uitbreiden van de teelt ver
eist dat de aspirant-telers zich ter
dege op de hoogte stellen van de
teelt en op hun bedrijf de nodige
voorzieningen treffen. Naast een
grondige kennis van het selekteren
moet men op het bedrijf een op
slagruimte inrichten voor het
pootgoed. Deze dient vrij te zijn
van kiemremmingsmiddelen het
geen betekent dat herinrichting
van de konsumptiebewaarplaats
of nieuwbouw nodig is.
Men dient er verder vanuit te gaan -
dat het pootgoed op het eigen be
drijf gesorteerd zal moeten wor
den. Voor deze werkzaamheden is
in het algemeen wel voldoende tijd
op de bedrijven beschikbaar, maar
ontbreekt het materiaal. Vooral
voor bedrijven die op kleine schaal
met de teelt van pootgoed willen
beginnen zal dit de aanpassingen
vragen. Mogelijk dat gezamenlijk
met buren of kennissen een oplos
sing kan worden gezocht. Dit geldt
eveneens voor de teeltbewerkingen
en het rooien van het pootgoed.
Infrastruktuur
Van nog meer belang bij de teelt
van pootgoed dan bij konsumptie-
aardappelteelt is de zorg voor een
goede infrastruktuur. Een goede
verkaveling, ontwatering van per
celen en zoetwatervoorziening zijn
hierbij van groot belang. Verder
zal een uiterste zorg besteed moe
ten worden aan het bewaken van
gezondheid van de grond, de ge
wassen en de omgeving. Medewer
king van beleidsinstanties en
organisaties zal dan ook nodig zijn
om de teelt van pootgoed in het
Zuid-westen een grotere kans te
geven.