Vlas, een beperkt alternatief voor 1988
Teelt van vlas en de diverse oogstmethoden
De rassenkeuze voor vlas is, met de
opname van twee nieuwe rassen in
de Rassenlijst 1988, vergroot. Voor
het slagen van de teelt zijn een kriti
sche perceelskeuze, een goed afge
wogen stikstofvoorziening op basis
van de voorraad in de grond en zo
nodig een tijdige toepassing van een
groeiregulator, belangrijke teelt-
voorwaarden.
Het teeltseizoen 1987 heeft voor vlas
tamelijk veel problemen gegeven.
Een eksplosieve groei, veel lang vlas
en mede daardoor minder stevig. In
tal van gevallen te zwaar ontwikkeld
vlas en de vele regen zorgde mede
voor vroegtijdige en langdurige lege
ring. Dit alles had ook gevolgen
voor de oogst, waarbij het trekken
problemen opleverde en verliezen
optraden aan zaad en vezel. De vezel
opbrengst en -kwaliteit waren matig
en de zaadopbrengsten gemiddeld
laag.
Het vlas is in twee perioden gezaaid,
op de zwaardere gronden veel tussen
10 en 14 maart en op de latere gron
den overwegend van 8 tot 12 april.
De opkomst van het vroeggezaaide
vlas was hier en daar matig, zodat
het gewas een te dunne stand ffad.
Ook bleek van een enkel ras de
kiemkracht zo laag te zijn dat de op
komst zeer slecht was, hetgeen tot
mislukking leidde. Het in april ge
zaaide vlas kwam door te losse lig
ging van de grond en droogde onge
lijk op, waardoor tweewassigheid op
trad.
De toepassing van groeiregulatoren
ter versteviging van de vlasstengel is
mede door de snelle lengtegroei en
weinig geschikt spuitweer, vaak te
laat uitgevoerd.
De met vlas beteelde oppervlakte be
droeg in 1987 in Nederland weer
ruim 4000 ha en was daarmee op het
nivo van de jaren 1984 en 1985.
Onderstaand overzicht geeft daar
van een beeld.
Zie tabel 1.
Van de geteelde rassen waren Ariane
en Belinka, met elk ongeveer 1/3
deel van het areaal, de belangrijkste.
Daarna volgden Regina en Natasja
met elk 12,5% van de oppervlak
te. Het nieuwe ras Viking nam
8% voor zijn rekening.
Ook in 1987 lagen er twee proefvel
den met vlasrassen in Zeeuws-
Vlaanderen. De uitkomsten van de
verwerking zijn nog niet bekend, zo
dat volstaan wordt met het vermel
den van de meerjarige gegevens van
het rassenonderzoek, ontleend aan
de Rassenlijst.
Gemiddelde opbrengsten en lintge
halten in verhoudingsgetallen, als
mede enkele raseigenschappen, vol
gens Rassenlijst 1988
Zie tabel 2.
Korte rasbeschrijving
Ariane is een blauw bloeiend ras dat
een vrij trage beginontwikkeling
heeft. Het stro is vrij lang tot lang en
vrij stevig tot stevig met een goede
veerkracht. Geeft een mooi egaal ge
was. Ariane geeft een zeer goede tot
hoge stro-opbrengst en een zeer hoge
lintopbrengst. De zaadopbrengst is
zeer matig. Is vrij goed resistent te
gen Fusarium maar zeer sterk vat
baar voor vlasbrand. Rijpt mid-
denlaat.
Belinka is een wit bloeiend ras, dat
een vrij vlotte beginontwikkeling
heeft. Het stro is stevig, goed veer
krachtig en vrij lang. Vormt een egaal
gewas. Belinka geeft een goede stro-
en een vrij goede lintopbrengst. De
zaadopbrengst is zeer hoog. Weinig
vatbaar voor brand. Heeft een mati
ge resistentie tegen Fusarium. Rijpt
vrij vroeg.
Saskia is een blauw bloeiend ras.
Heeft een middelmatig vlotte begin
ontwikkeling. Het stro is vrij stevig,
goed veerkrachtig en vrij lang. Sas
kia geeft een vrij goede tot goede
stro- en een vrij goede lintopbrengst.
De zaadopbrengst is hoog. Heeft een
goede resistentie tegen Fusarium,
maar is sterk vatbaar voor brand.
Rijpt vrij vroeg.
Regina is een wit bloeiend ras, dat
een vrij vlotte beginontwikkeling
heeft. Het stro is middelmatig ste
vig, goed veerkrachtig en vrij lang.
Geeft een mooi egaal gewas. De
stro- en lintopbrengst zijn goed, de
zaadopbrengst is goed tot zeer goed.
Sterk vatbaar voor brand en zeer
sterk vatbaar voor Fusarium. Rijpt
vrij vroeg tot vroeg.
Natasja is een blauw bloeiend ras,
dat hoge eisen aan de grond stelt.
Natasja heeft stevig stro en bezit
goede resistentie tegen Fusarium.
Ing.J.M. v.d. Weele
Groeit aanvankelijk vrij traag,
bloeit en rijpt middenlaat; kleurt
dan in korte tijd mooi bij. Natasja
geeft vrij goede stro- en matige lin
topbrengsten. De zaadopbrengst is
goed.
Viking is een nieuw blauw bloeiend
ras. Heeft middenlang, stevig stro.
De stro-opbrengst was vrij goed tot
goed. Gaf bij een zeer hoog lintge
halte een zeer hoge lintopbrengst.
De zaadopbrengst was matig tot vrij
goed. Heeft een vrij goede tot goede
resistentie tegen Fusarium. Rijpte
vrij vroeg tot vroeg.
Marina is ook een nieuw blauw
bloeiend ras. Het stro is middenlang
en vrij stevig tot stevig. De stro
opbrengst was goed tot zeer goed.
Gaf een goede lintopbrengst en een
zeer goede zaadopbrengst. Heeft een
vrij goede resistentie tegen Fusari
um. Rijpte middentijds.
- Aanvullende informatie is te vin
den in de 63e Beschrijvende Rassen
lijst voor landbouwgewassen 1988.
ing. J.M. v.d. Weele
Konsulentschappen voor de Akker
bouw en de Tuinbouw in het zuid
westelijk kleigebied
Rijksinstituut voor het rassenonder
zoek van kuituurgewassen te Wage-
ningen
Vorig seizoen was het vlas op veel plaatsen enrstig gelegerd.
Tabel 1.
oppervlakte vlas in ha
1987 1986 1985 1984
Zeeland
3342
2600
3400
3170
Zuidwesten
3468
2715
-3500
3250
Nederland
4138
3135
4368
4100
Tabel 2.
ras
stro-
lint-
lint
zaad-
lengte
stevig
veer
vroeg- resisten-
op-
gehal
op
op
heid
kracht
rijp- tie
brengst
te
brengst
brengst
heid tegen
Fusarium
Ariane
106
106
112
80
7,5
7,5
8
5,5 7
Belinka
101
95
96
111
7
8
8
7 5
Saskia
97
97
94
107
7
7
8
7 8
Regina
101
97
98
102
7
6
8
7,5 3
Natasja
95
92
88
101
6,5
8
7
5,5 8
Viking
98
116
114
93
6,5
8
7,5
7,5 7,5
Marina
102
99
101
106
6,5
7,5
8
6 8
De ontwikkelingen in de vlasteelt zijn de laatste jaren wat de oogst
betreft duidelijk in een stroomversnelling geraakt. Dit heeft tot ge
volg gehad dat nu verschillende systemen ontwikkeld zijn die het vlas
te velde ontzaden in kombinatie met dauwroten. Qua hoeveelheid
handenarbeid een duidelijke vooruitgang. De mechanisatiekosten
zijn echter wel duidelijk gestegen. De toekomstverwachtingen zijn
van dien aard, dat toch wel verwacht mag worden dat het areaal zich
op het huidige nivo zal kunnen handhaven. Veel zal echter afhangen
van de afzetontwikkelingen en het EEG beleid in deze.
Bij de vlasteelt staat het streven naar
een kwalitatief hoogwaardig pro-
dukt op de eerste plaats. Dit geldt
voor beide eindprodukten, het zaad
en de vezel. Het optimale pluk-
tijdstip voor beide doeleinden valt
niet samen. Dit geeft al aan dat de
teelt van deze tere juffer toch een
grote mate van vakmanschap
vereist.
Perceelskeuze en voorvrucht
Bij vezelvlas spelen de kwaliteits-
aspekten: goese verwerkbaarheid,
hoog lintgehalte en goede lintkwali
teit een belangrijke rol. Aan deze
eisen kan alleen voldaan worden, in
dien de teelt geschiedt op daarvoor
geschikte percelen.
De beste vlasgronden zijn: zavel
gronden van 20-30% afslibbaar;
goed vochthoudend met een on
gestoord profiel; goed ontwaterd en
homogeen van samenstelling. Grond
die pas bekalkt is, is voor vlas onge
schikt.
Belangrijk is ook, dat de struktuur
in orde is en dat de grond niet rijk
mag zijn aan stikstof. Dit houdt in
dat voorvruchten als kapot gereden
suikerbietenland en potentieel rijke
voorvruchten als aardappelen, zaai-
uien, koolzaad en erwten beter over
geslagen kunnen worden. De beste
voorvruchten zijn de graangewas
sen. Een wachttijd van 6 a 7 jaar
i.v.m. ziekten, waarover verder in
dit artikel meer, geldt nog steeds.
De rassenkeuze
Voor informatie over de rassenkeuze
wordt verwezen naar het artikel
6
'Vlas een beperkt alternatief voor
1988' elders in dit blad. In de prak
tijk ziet men dat de afnemer-verwerker
in belangrijke mate mede bepaalt welk
ras geteeld wordt. Dit houdt verband
met de mogelij kheden voor verwerking
en de afzet van zaailijnzaad van de
rassen.
Bemesting
Uitgaande van een voldoende
fosfaat- en kalitoestand van de
grond is een gift van 70 kg P205 en
80 kg K20 per ha voldoende. Wordt
de kali in de vorm van bouwplanbe
mesting gegeven, dan kan de kaligift
weggelaten worden.
De stikstofbemesting van vlas vraagt
speciale aandacht. Het verschil tus
sen genoeg en te veel is nl. maar zeer
klein. Als globale richtlijn kan uitge
gaan worden van:
Ariane, Regina, Marina en Saskia:
65 a 75 kg N minus bodemvoorraad
(0-60 cm); Belinka, Natasja en Vi
king: 75 a 85 kg N minus bodem-
voorraad (0-60 cm); Bij bodemvoor-
raden boven resp. 50 en 60 kg N de
hoogste norm hanteren.
Als de bodemvoorraad groter is dan
80 kg N moet de teelt van vlas op
het desbetreffende perceel worden
ontraden.
Grondbewerking en zaaien
Het zaad moet op gelijkmatige diep
te (2 a 4 cm) op een enigszins poreu
ze, niet bewerkte bodem komen te
liggen. Een rijenafstand tussen 4 en
8 cm geeft geen verschil. Bij een gro
tere rijenafstand dan 8 cm neemt de
kans op legering en kwaliteitsverlies
toe.
Onderstaand overzicht geeft de zaai-
zaadhoeveelheden aan welke gelden
voor gemiddelde omstandigheden
op lichte kleigronden, bij een
1000-korrelgewicht van het zaad van
5,5 gr.:
vroeg zaaien 130 kg/ha; normale
zaaitijd 120 kg/ha; laat zaaien 110
kg/ha.
Gewasbescherming
Zaaizaadontsmetting tegen botrytus
niet nalaten. Als het zaad in sterke
mate besmet is kan aan de thiram
carbendazim of benomyl toegevoegd
worden. Ontsmetting van het zaai
zaad heeft tevens een gunstig effekt
op -de aantasting van dode harrel,
fusarium, kanker en verbruinen.
Kort na opkomst kan schade ont
staan door vreterij van aardvlooien
of vroege akkertrips. Zodra deze in-
sekten zijn waargenomen een
bestrijding uitvoeren met parathion.
Voor het zaaien kan ter bestrijding
van duist Avadex ingewerkt worden.
Als bodemherbiciden kunnen lenacil
en linuron ingezet worden. Lenacil
heeft een iets bredere werking op di
verse zaadonkruiden, doch varkens
gras, ereprijs en kleefkruid worden
onvoldoende bestreden. Welk mid
del gebruikt wordt is mede afhanke
lijk van de eventuele ondervrucht.
Vanaf een gewaslengte van 6 cm kan
gespoten worden met Basagran. Als
overwegend witte krodde en ganze-
voet voorkomen kan beter gebruik
gemaakt worden van MCPA bij een
gewaslengte van 5-7 cm. Bij groter
gewas neemt de kans op schade toe.
Grasachtigen kunnen bestreden wor
den met Fervinal.
Legering
Wanneer het gewas door een welige
groei te zwaar dreigt te worden, kan
een bespuiting met een groeiregula
tor worden uitgevoerd. Dit kan met
Cerone of Terpal. Deze middelen
dienen bij een gewaslengte van 30-45
cm te worden toegepast. Bij een ge
waslengte van 45-55 cm geeft deze
toepassing aanleiding tot een onge
wenste vertraging in de afrijping.
De oogst
De laatste jaren hebben we wat de
oogst betreft een omwenteling ge
zien van de traditionele methode
naar een aantal methodieken die tus
sen deze traditionele en de volledige
dauwrootmethode in liggen.
De traditionele methode van hok
ken, schelven, repelen, waterroten
en zwingelen geeft kwalitatief een
prima produkt. De kapitaalsbehoef
te, de hoeveelheid arbeid, de afval-
waterproblematiek en de hoge ener
giekosten zijn de redenen dat deze
oogstwijze sterk is afgenomen. De
volledige dauwrootmethode heeft
als groot nadeel de onzekere zaad
winning.
Een tweetal nieuwe methoden wordt
nu op vrij grote schaal toegepast.
TREKKEN EN ONTZADEN
Gelijktijdig met het trekken van het
vlas worden de zaadbollen van het
stro gescheiden. De kop van het vlas
wordt door een roterende kam ge
leid, waardoor de bollen er afgetrok
ken worden. Na kunstmatig drogen
worden de bollen gedorst met een
vaste dorsinstallatie of met een
maaidorser.
Voordelen: - grote oogstzekerheid; -
eenvoudig systeem.
Nadelen: - vlas moet doodrijp zijn,
hetgeen ook een trager dauwroot-
proces tot gevolg heeft; - geoogste
zaad bevat 40% vocht. Voldoende
droogkapaciteit moet aanwezig zijn.
KEREN EN ONTZADEN
Het vlas wordt getrokken en met het
zaad op in het zwad gelegd. Afhan
kelijk van de weersomstandigheden
wordt het zwad na 5 tot 10 dagen ge
keerd. Op deze machine worden de
zaadbollen er tussen twee konische
rollen a.h.w. afgeduwd. De bollen
worden op dezelfde wijze als bij de
trek-repelmethode gedorst.
Voordelen: - trekken bij normale
rijpheid (snelle dauwroot); - minder
droogkosten.
Nadelen: - iets mindere oogstzeker
heid; - 5% meer zaad verlies.
Evenals bij de rassenkeuze is het toe
te passen oogstsysteem mede afhan
kelijk van de vlasser waarmee zaken
gedaan worden. Deze bedrijven heb
ben zich immers aan één bepaald
systeem van oogsten en verwerking
aangepast.
ing. R.A.C. de Milliano,
CAT Goes
rUfcrnrti
v
Voordeel van het gelijktijdig trekken en repelen van het vlas is o.a. de grote
oogstzekerheid, nadelen zijn een trager dauwrootproces doordat het vlas
doodrijp moet zijn bij het trekken en meer vocht in het zaad
Rassenbijlage